ECLI:NL:RBGEL:2025:1101

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
05/222481-24; 05/339762-24; 05/363756-24; 05/365010-24 en 05/381671-24 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernielingen, beledigingen, mishandelingen en lokaalvredebreuk

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van strafbare feiten, waaronder vernielingen, mishandelingen en beledigingen van politieambtenaren en hulpverleners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 juli 2024 in Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk meerdere deuren en ramen heeft vernield die toebehoorden aan een woningcorporatie. Tevens heeft zij politieambtenaren mishandeld en beledigd tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De verdachte heeft onder andere bloed gesmeerd op de wanden van de politiecel en heeft zich schuldig gemaakt aan het vernielen van een politieauto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen tot een totaalbedrag van bijna 3.000 euro, als gevolg van de geleden schade door de mishandelingen en vernielingen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder politieambtenaren en hulpverleners, die in hun functie zijn aangetast door het gedrag van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/222481-24; 05/339762-24; 05/363756-24; 05/365010-24 en 05/381671-24 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 23 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] , in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. R.W. van Zanden, advocaat in Arnhem .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging en tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 05/222481-24:
1.
zij op of omstreeks 8 juli 2024 te Arnhem , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren en/of ramen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [woningcorporatie] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
zij op of omstreeks 8 juli 2024 te Arnhem , althans in Nederland, een of meerdere ambtenaren, te weten:
- [slachtoffer 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en/of
- [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 3] te krabben op de armen, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 2] te schoppen/te trappen tegen de nek/hals, althans het lichaam en/of die [slachtoffer 2] te krabben op de arm(en) en/of bloed over zijn arm te wrijven;
3.
zij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 8 juli 2024 te Arnhem , althans in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten
- [slachtoffer 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en/of
- [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland en.of
- [slachtoffer 4] , werkzaam als Buitengewoon opsporingsambtenaar in het domein generieke opsporing bij de eenheid Oost-Nederland,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd, door:
- bloed te slingeren/zwaaien in de richting van [slachtoffer 3] en/of
- te spugen in het gezicht van [slachtoffer 3] en/of
- te spugen in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]
- met toiletpapier (met bloed) en/of viezigheid in de richting van [slachtoffer 4] te werpen/gooien en/of
- te spugen tegen/in de riching van [slachtoffer 4] ;
- hem/haar/hun de woorden toe te voegen:'kankerwouten', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
zij op of omstreeks 8 juli 2024 te Arnhem , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
zij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 25 juni 2024 te Arnhem , althans in Nederland, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 5] in het gezicht, althans het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [verdachte] (met een voorwerp) in het gezicht, althans het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 7] in het been, althans het lichaam, te bijten;
6.
zij op of omstreeks 8 juli 2024 te Arnhem , althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
7.
zij op of omstreeks 15 juli 2024 te Zwolle , althans in Nederland, mevr. [slachtoffer 8] (medewerker [werk 1] [plaats 2] ) heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] een elleboog(stoot) tegen het hoofd te geven, althans tegen het lichaam te stoten, slaan en/of stompen;
onder parketnummer 05/339762-24:
1.
zij op of omstreeks 24 oktober 2024 te Arnhem [slachtoffer 9] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 9] een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht en/of tegen de borst,
althans tegen het lichaam, te slaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 9] aan het t-shirt vast te pakken en/of vast te houden en/of te trekken;
2.
zij op of omstreeks 24 oktober 2024 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 10] , in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door
- die [slachtoffer 10] in het gezicht, althans op het lichaam, te spugen, althans naar en/of in de richting van die [slachtoffer 10] te spugen;
3.
zij op of omstreeks 24 oktober 2024 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar,te weten [slachtoffer 11] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: "Wat moet jij nou met je Chinese kuthouding" en/of "kankermongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
onder parketnummer 05/363756-24:
1.
zij op of omstreeks 13 november 2024 te [plaats 3] , opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een aan [adres 2] aldaar gelegen woning/pand, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

2.zij op of omstreeks 13 november 2024 te [plaats 3] , opzettelijk, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 13] , werkzaam als hoofdagent bij Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: ''kankerslet'', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

onder het parketnummer 05/365010-24:
zij op of omstreeks 14 november 2024 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
onder het parketnummer 05/381671-24:
zij op of omstreeks 1 december 2024 te Arnhem in het besloten lokaal gelegen aan de [adres 3] in gebruik bij [bedrijf] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen immers was haar, verdachte, met ingang van 24 oktober 2024 schriftelijk de toegang tot dat [bedrijf] ontzegd voor de duur van 2 jaar.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Per parketnummer wordt steeds onder het kopje “De feiten” genoemd wat op grond van de bewijsmiddelen wordt vastgesteld en wat verder ook niet ter discussie staat.
Parketnummer 05/222481-24 [1] :
De feiten
Op 8 juli 2024 heeft verdachte de achterdeur van het balkon van haar woning, die zij huurt van [woningcorporatie] , vernield door tegen de ruit aan te trappen. Het glas is hierdoor uit de balkondeur geslagen en er zaten gaten in de twee (tussen)deuren naar de berging en naar de woonkamer. [2]
Later die dag, nadat zij op het politiebureau was ingesloten, heeft verdachte haar bloed tegen de wanden van de politiecel gesmeerd en het toilet laten overstromen, waardoor de cel onder water en ontlasting heeft gestaan. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 6:
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte zich op 8 juli 2024 heeft schuldig gemaakt aan de vernieling van de deur van de woning van [woningcorporatie] en de vernieling van een politiecel door deze onbruikbaar te maken. De rechtbank acht het onder 1 en 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij samen met zijn collega-verbalisant, hoofdagent [4] [slachtoffer 2] , op 8 juli 2024 als politieagent belast was met incidentenafhandeling in [plaats 1] en een melding kreeg ter zake een vernieling. Ter plaatse zag [slachtoffer 3] dat een vrouw (naar later is gebleken verdachte [5] ) met een bebloede hand uit de toegangsdeur van een appartementencomplex in [plaats 1] kwam. Verdachte haalde haar hand naar achter en maakte een zwaaiende beweging in zijn richting. Hij zag en voelde bloedspetters op zijn gezicht, armen en kleding. Daarna spuugde verdachte in zijn richting, hij voelde de spetters van haar spuug op zijn armen en gezicht. Vervolgens zag hij dat verbalisant [slachtoffer 2] verdachte naar de grond bracht. Verdachte trapte wild om zich heen en raakte daarmee [slachtoffer 2] op zijn schouder en gezicht. [slachtoffer 3] heeft geprobeerd haar armen vast te pakken, maar hij zag en voelde dat verdachte hem met haar [slachtoffer 2] krabde. [6]
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat ze de politieagent in zijn gezicht en op zijn arm heeft gespuugd. [7]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte met haar bebloede hand een zwaaiende beweging in de richting van zijn collega [slachtoffer 3] maakte. [slachtoffer 2] hoorde verdachte, terwijl ze achter [slachtoffer 3] aanrende luidkeels en meerdere malen ‘kankerwouten’ roepen. Hij zag en voelde dat verdachte bewust met haar [slachtoffer 2] over zijn rechteronderarm krabde. Daarna zag en voelde hij dat verdachte bewust en zeer gericht met haar bebloede hand over zijn rechteronderarm wreef, waar zij daarvoor had gekrabd. Daarbij riep verdachte wederom “Je kankermoeder”.
De verbalisanten probeerden verdachte van de rug naar de buikzijde te draaien. Op het moment van draaien, zag [slachtoffer 2] dat verdachte bewust met haar rechterbeen naar zijn hoofd bewoog. Verdachte haalde nog enkele keren met haar rechterbeen uit naar zijn hoofd. [slachtoffer 2] voelde dat verdachte met haar voet zijn nek raakte. Hij voelde direct de impact op zijn nek. Hij zag en hoorde dat verdachte ook naar hen spuugde. [8]
[slachtoffer 4] , werkzaam bij de politie en belast met de taak van arrestantenverzorger, heeft verklaard dat hij op 8 juli 2024 naar de cel liep waar verdachte zat ter zake van mishandeling. Zijn collega opende het luikje om met verdachte te communiceren. Verdachte gooide toen nat toiletpapier met bloed en/of viezigheid naar hen. Toen hij het luikje wilde dichtgooien werd [slachtoffer 4] door verdachte in het gezicht gespuugd. Hierdoor voelde [slachtoffer 4] zich beledigd. [9]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de politieambtenaren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en belediging van de politieambtenaren [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van feit 4
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard zijn collega’s op 8 juli 2024 zijn aangestuurd naar een melding in [plaats 1] . Zij zagen en hoorden dat de vrouw (verdachte) bewust met haar rechtervoet een harde trap in de richting van dit voertuig maakte. Hierdoor is een deuk ontstaan in het linker voorscherm. [10] Van de beschadiging zijn foto’s gemaakt. [11]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van een politievoertuig door het voertuig te beschadigen.
Ten aanzien van feit 5
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 25 juni 2024 werkzaam was bij [werk 2] in [plaats 1] . Ze hoorde haar collega [slachtoffer 5] schreeuwen. Ze liep de gang in en zag dat [slachtoffer 5] haar hand op haar kaak had. Op datzelfde moment zag zij een cliënt (naar later bleek verdachte [12] ) haar kant op komen lopen. Vervolgens werd zij uit het niets met opzet en met kracht door verdachte in haar gezicht geslagen. Verdachte had tijdens het slaan een telefoon in haar hand waardoor de klap extra hard aankwam. [slachtoffer 6] probeerde haar af te weren, maar dit lukte niet. Verdachte sloeg haar wederom met opzet en met kracht op het hoofd. [13]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat verdachte neus aan neus met haar ging staan en haar uitschold. Direct daarna voelde [slachtoffer 5] een harde klap op haar rechterwang en merkte dat haar gezicht wegdraaide door de klap. Toen ze haar gezicht terugdraaide voelde ze direct een nog hardere klap tegen haar onderlip/kin/kaak. [slachtoffer 5] zag vervolgens dat verdachte [slachtoffer 6] een klap gaf met haar telefoon. Ze hoorde echt een knal toen de telefoon van verdachte het hoofd van [slachtoffer 6] raakte. [14]
[slachtoffer 7] heeft verklaard te hebben gezien dat verdachte [slachtoffer 6] in het gezicht sloeg. Bij het fixeren van verdachte, voelde [slachtoffer 7] een knijpend gevoel op haar linker bovenbeen. [slachtoffer 7] concludeerde dat verdachte in haar been had gebeten omdat ze speeksel en een mondafdruk zag op haar been. [15]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte in het been van [slachtoffer 7] beet. [16]
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] .
Ten aanzien van feit 7
Aangeefster (aangeduid met haar voornaam) [slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij tijdens haar dienst bij de [werk 1] [plaats 2] op 15 juli 2024 verdachte naar de separeercel heeft gebracht en volgens beleid verdachte toen heeft gefouilleerd. Tijdens de fouillering haalde verdachte met haar elleboog naar haar uit en raakte haar hierbij op het voorhoofd. [17]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard te hebben gezien dat verdachte tijdens de fouillering een elleboogstoot in het gezicht van haar collega (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 8] ) heeft gegeven. [18]
Op van het incident gemaakte camerabeelden is te zien hoe verdachte een stoot met haar linker elleboog tegen het hoofd van aangeefster geeft, terwijl aangeefster de achter broekzak van de verdachte fouilleert, en dat aangeefster hierdoor boven haar rechteroog wordt geraakt. [19]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling door [slachtoffer 8] met haar, verdachtes, elleboog tegen het hoofd te stoten.
Conclusie
De rechtbank acht het onder parketnummer 05/222481-24 feit 1 tot en met 8 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 05/339762-24 [20] :
De feiten
Aangever [slachtoffer 9] was op 24 oktober 2024 aan het werk in de [werk 3] in [bedrijf] ( [plaats 1] ). Een vrouw die bij hem aan de balie stond heeft hem geduwd. [21]
Toen aangever [slachtoffer 10] verdachte vervolgens mee wilde nemen naar achteren in afwachting van de politie heeft zij hem in het gezicht gespuugd. [22]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft betwist dat zij [slachtoffer 9] heeft geslagen of mishandeld, zij heeft hem alleen geduwd en bij zijn T-shirt gepakt. Zij herinnert zich niet dat ze een agent zou hebben beledigd. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat eenmaal en niet meermalen is geslagen. Daarnaast kan het vastpakken of trekken aan het T-shirt niet als mishandeling worden gezien. Verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging partieel te worden vrijgesproken. Voor het overige is geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer 9] heeft verklaard dat de vrouw die bij hem aan de balie stond ineens naar hem uithaalde. Hij voelde een scherpe branderige pijn op zijn borst en proefde dat zijn lip bloedde. [23]
De beelden van de beveiligingscamera’s van de [werk 3] aan de [adres 3] zijn uitgekeken en beschreven door een politieagent. In de beschrijving staat dat de vrouw met de hand een slaande beweging maakt naar de mannelijke baliemedewerker en daarbij diens gezicht en borst raakt. [24]
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 9] ‘meermalen’ heeft geslagen, en evenmin dat zij door het T-shirt van [slachtoffer 9] vast te pakken of daaraan te trekken, [slachtoffer 9] heeft mishandeld, nu niet blijkt dat hij daardoor pijn of letsel ondervond. Daarvan zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Gelet op de aangifte en de beschrijving van de beelden acht de rechtbank de mishandeling van [slachtoffer 9] door verdachte voor het overige wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Uit de vaststaande feiten volgt dat verdachte [slachtoffer 10] in het gezicht heeft gespuugd. Zij heeft verklaard dat zij dit uit boosheid heeft gedaan [25] . Het beledigende karakter van dit gedrag is evident.
Ten aanzien van feit 3
Verbalisanten [slachtoffer 11] (hoofdagent), [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat zij op 24 oktober 2024 belast waren met een noodhulpdienst en het verzoek kregen om te gaan naar de [werk 3] in de [adres 3] in Arnhem . Toen zij ter plaatse kwamen, zag [verbalisant 2] de haar bekende verdachte. Zij en [slachtoffer 11] hoorden dat verdachte tegen [slachtoffer 11] zei: ‘Wat moet jij nou met je Chinese kuthouding’, waardoor [slachtoffer 11] zich in zijn goede naam en eer voelde aangetast. [26] Later in de cellengang zagen verbalisanten [slachtoffer 11] en [verbalisant 2] dat verdachte hen aankeek en zei ‘kankermongool’. Er stonden ongeveer vijf collega’s rondom hen die deze belediging hebben gehoord. [27]
Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze uitlatingen heeft gedaan. Dat zij zich dat zelf niet meer (precies) kan herinneren doet daaraan niet af. De door de verdachte gebruikte woorden worden in het algemeen hedendaags taalgebruik als scheldwoorden ervaren en strekken er onmiskenbaar toe de eer en goede naam van de verbalisant aan te tasten. De rechtbank acht daarmee het tenlastegelegde bewezen.
Parketnummer 05/363756-24 [28] :
Op 13 november 2024 is er een ruit van een aan [adres 2] te [plaats 3] gelegen woning/pand vernield [29] .
Toen hoofdagent [slachtoffer 13] , die op 13 november 2024 belast was met incidentenafhandeling daar ter plaatse kwam heeft verdachte verbalisant [slachtoffer 13] vanaf het moment dat [slachtoffer 13] verdachte op verdenking van vernieling wilde aanhouden een ‘kankerslet’ genoemd. Verbalisant [slachtoffer 13] voelde zich door de belediging in haar goede naam en eer aangetast. [30]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer 12] heeft verklaard dat hij op 13 november 2024 is gebeld door de huurder van zijn pand aan de [adres 2] te [plaats 3] . Een vrouw zou die dag de ruit bij de voordeur van de woning hebben ingegooid en later nog verder hebben vernield. [31]
Getuige [getuige 2] verklaart dat hij heeft gezien dat verdachte tegen de ruit trapte. Het buitenste deel van het dubbel glas was kapot. Toen ze later terugkwam, hoorde hij gerinkel van glas en naderhand zag hij dat glas in zijn woning lag. [32]
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de ruit van de woning.
Ten aanzien van feit 2
Uit de feiten volgt dat verdachte op 13 november 2024 hoofdagente [slachtoffer 13] tijdens haar rechtmatige uitoefening van haar bediening een kankerslet heeft genoemd. De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte gebruikte uitlating in het algemeen hedendaags taalgebruik als scheldwoord wordt ervaren en onmiskenbaar ertoe strekt de eer en goede naam van de verbalisant aan te tasten. De rechtbank acht daarmee het tenlastegelegde bewezen.
Parketnummer 05/365010-24 [33] :
Op 14 november 2024 heeft verdachte tijdens haar insluiting op het politiebureau in Arnhem omdat zij boos was een telefoon van de Nationale Politie vernield door die telefoon vele malen met kracht tegen de deur van de cel aan te gooien. Toen de verbalisant de telefoon terugvroeg, gooide verdachte de telefoon en de accu met kracht door het luikje van de celdeur. De telefoon functioneerde daarna niet meer. [34]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de verklaring van verdachte en de aangifte volgt dat verdachte de telefoon opzettelijk heeft vernield. De rechtbank acht dit feit bewezen.
Parketnummer 05/381671-24:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij werkzaam is als beveiliger op het [bedrijf] in [plaats 1] . Hij heeft verdachte op 1 december 2024 in de tot het [bedrijf] behorende filiaal van [werk 3] aangehouden ter zake lokaalvredebreuk, nadat op 24 oktober 2024 aan verdachte een ontzegging voor het [bedrijf] was uitgereikt voor de duur van twee jaren. [35]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het [bedrijf] heeft betreden ondanks de ontzegging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
onder parketnummer 05/222481-24:
1.
zij op
of omstreeks8 juli 2024 te Arnhem ,
althans in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren en/of ramen,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [woningcorporatie]
en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een andertoebehoorde(n) heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2.
zij op
of omstreeks8 juli 2024 te Arnhem ,
althans in Nederland, een ofmeerdere ambtenaren, te weten:
- [slachtoffer 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en
/of- [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende en
/ofterzake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 3] te krabben op de armen,
althans het lichaamen
/of- die [slachtoffer 2] te schoppen/te trappen tegen de nek/hals,
althans het lichaamen
/ofdie [slachtoffer 2] te krabben op de arm(en) en
/ofbloed over zijn arm te wrijven.
3.
zij op
één ofmeer tijdstippen op
of omstreeks8 juli 2024 te Arnhem ,
althans in Nederland,opzettelijk
een ofmeerdere ambtenaren, te weten
- [slachtoffer 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en
/of- [slachtoffer 3] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland en
/of- [slachtoffer 4] , werkzaam als
Buitengewoonopsporingsambtenaar
in het domein generieke opsporing bij de eenheid Oost-Nederland,gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in zijn
/haartegenwoordigheid, mondeling en
/ofdoor feitelijkheden heeft beledigd, door:
- bloed te slingeren/zwaaien in de richting van [slachtoffer 3] en
/of- te spugen in het gezicht van [slachtoffer 3] en
/of- te spugen in de richting van die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 2]
- met toiletpapier (met bloed) en/of viezigheid in de richting van [slachtoffer 4] te werpen/gooien en/of
- te spugen tegen
/in de riching van[slachtoffer 4] ;
-
hem/haar/hun de woorden toe te voegen: 'kankerwouten',
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
4.
zij op
of omstreeks8 juli 2024 te Arnhem , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto,
in elk geval enig goed,
dat/die
geheel of ten deleaan de Nationale Politie
en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
5.
zij op
één of meertijdstippen op
of omstreeks25 juni 2024 te Arnhem ,
althans in Nederland,[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 5] in het gezicht,
althans het lichaamte slaan
/stompenen
/of- die [slachtoffer 6] (met een voorwerp) in het gezicht
, althans het lichaamte slaan/stompen en
/of- die [slachtoffer 7] in het been
, althans het lichaam,te bijten.
6.
zij op
of omstreeks8 juli 2024 te Arnhem ,
althans in Nederlandopzettelijk en wederrechtelijk een politiecel,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde
(n) heeft vernield, beschadigd,onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt.
7.
zij op
of omstreeks15 juli 2024 te Zwolle,
althans in Nederland,een medewerker van de [werk 1] [plaats 2] genaamd [slachtoffer 8]heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] een elleboog(stoot) tegen het hoofd te geven
, althans tegen het lichaam te stoten, slaan en/of stompen.
onder parketnummer 05/339762-24:
1.
zij op
of omstreeks24 oktober 2024 te Arnhem [slachtoffer 9] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 9]
een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht en
/oftegen de borst,
althans tegen het lichaam, te slaan
en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 9] aan het T-shirt vast te pakken en/of vast te houden en/of te trekken.
2.
zij op
of omstreeks24 oktober 2024 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 10] , in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door
- die [slachtoffer 10] in het gezicht,
althans op het lichaam, te spugen
, althans naar en/of in de richting van die [slachtoffer 10] te spugen.
3.
zij op
of omstreeks24 oktober 2024 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 11] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in zijn
/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem
/haarde woorden toe te voegen: "Wat moet jij nou met je Chinese kuthouding" en
/of"kankermongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en
/ofstrekking.
onder parketnummer 05/363756-24:
1.
zij op
of omstreeks13 november 2024 te [plaats 3] , opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een aan [adres 2] aldaar gelegen woning/pand,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 12]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n), heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.zij op of omstreeks13 november 2024 te [plaats 3] , opzettelijk, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 13] , werkzaam als hoofdagent bij Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: ''kankerslet'', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking

onder het parketnummer 05/365010-24:
zij op
of omstreeks14 november 2024 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
onder het parketnummer 05/381671-24:
zij op
of omstreeks1 december 2024 te Arnhem in het besloten lokaal gelegen aan [adres 3] in gebruik bij [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen immers was haar, verdachte, met ingang van 24 oktober 2024 schriftelijk de toegang tot dat [bedrijf] ontzegd voor de duur van 2 jaar.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 05/222481-24:
Feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 5:
mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 6:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
Feit 7:
mishandeling;
onder parketnummer 05/339762-24:
Feit 1:
mishandeling;
Feit 2:
eenvoudige belediging;
Feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
onder parketnummer 05/363756-24:
Feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
onder het parketnummer 05/365010-24:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
onder het parketnummer 05/381671-24:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat vanwege de problematiek van verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk is. Er moet een straf worden opgelegd gelijk aan de duur van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van vijf maanden schuldig gemaakt aan veertien strafbare feiten. Het betreft een reeks vernielingen, beledigingen en mishandelingen (van onder meer politieambtenaren, hulpverleners en een winkelmedewerker) en een lokaalvredebreuk. Het gedrag van verdachte is in die periode zeer overlast gevend geweest. Door zo te handelen heeft zij bij de slachtoffers pijn en/of gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte zich zo heeft gedragen tegenover politieambtenaren, hulpverleners en een winkelmedewerker, allen met een meer of minder publieke althans dienstverlenende functie. Daarnaast is het spugen in het gezicht, iets wat verdachte meermalen heeft gedaan, smerig en respectloos gedrag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 7 januari 2025. Hieruit volgt dat zij eerder een strafbeschikking heeft gekregen voor een belediging en mishandeling, maar zich nog nooit eerder voor de rechtbank heeft hoeven te verantwoorden.
De reclassering heeft een rapportage opgesteld over verdachte en schrijft onder meer dat er al geruime tijd sprake is van een zorgelijke situatie waarin verdachte in (toenemende mate) verward dan wel overlastgevend en agressief gedrag laat zien. Verdachte wil niet in gesprek met de reclassering waardoor de reclassering geen mogelijkheden ziet om met bijzondere voorwaarden bij te dragen tot gedragsverandering van verdachte.
Ten aanzien van de straf overweegt de rechtbank het volgende.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist met een onvoorwaardelijk deel dat de tijd die die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, ruimschoots overschrijdt, met als onderbouwing dat verdachte daarmee weliswaar niet wordt geholpen maar dat zij dan in ieder geval een tijdlang geen hinder en overlast op straat en in algemeen toegankelijke gebouwen zoals winkels kan veroorzaken. Door reclasseringstoezicht en een meldplicht als bijzondere voorwaarden te stellen wordt beoogd nog enigszins de vinger aan de pols te houden en een matigende invloed uit te oefenen op het recidiverisico, zo komt uit het betoog van de officier van justitie naar voren.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Voor (de meeste) feiten zoals die nu zijn bewezenverklaard worden in losstaande gevallen aan veroordeelden met geen of een zeer beperkt strafblad, zoals verdachte, in de regel (slechts) boetes opgelegd.
Echter, hier is sprake van een grote hoeveelheid in relatief korte tijd gepleegde feiten waarmee verdachte een spoor van vernieling, overlast en gevoelens van onveiligheid, maar ook letsel achterlaat. Daarmee is sprake van een ernstig delictpatroon dat niet alleen voor anderen, veelal hulp- of dienstverleners, erg veel overlast en hinder veroorzaakt, maar dat de rechtbank ook grote zorgen baart over de psychische gesteldheid van verdachte en het recidiverisico dat daaruit voortvloeit.
De rechtbank is van oordeel dat zij door de ernst van het delictpatroon en de weigering van verdachte om met reclassering tot een recidive-beperkend kader te komen, niet kan volstaan met een geldboete. Een taakstraf is, alleen al gelet op het zorgelijke vermoedens die de rechtbank heeft over de psychische toestand van verdachte, niet passend. Daarom ziet de rechtbank geen andere passende reactie dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal echter de officier van justitie niet volledig in haar eis volgen. Zij is van oordeel dat een gevangenisstraf die (veel) langer duurt dan verdachte tot nu toe in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, tegenover de ernst van de feiten te zwaar is en dus niet passend is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het licht van de hiervoor geschetste situatie het strafrecht hier geen, hoezeer ook maatschappelijk gewenste, oplossing bieden Alle gepleegde feiten lijken hun bron te vinden in de psychische problematiek van verdachte. Het is voor de rechtbank duidelijk dat verdachte hiervoor hulp nodig heeft. Verdachte heeft echter te kennen gegeven niet te zullen meewerken aan bijzondere voorwaarden en de reclassering zegt (daarom) niet tot het opleggen van op de persoon van verdachte toegesneden bijzondere voorwaarden te (kunnen) adviseren. De rechtbank ziet geen meerwaarde in een ‘kale’ meldplicht bij de reclassering.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 90 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk, en (slechts) de algemene voorwaarde stellen dat verdachte zich tijdens de proeftijd onthoudt van het plegen van strafbare feiten.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

In de zaak met parketnummer 05/222481-24:
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, tot het gevorderde bedrag van € 450,00, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op de financiële situatie van verdachte, heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling en belediging heeft de benadeelde partij letsel opgelopen en is hij in zijn eer geschaad. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 400,00 vaststellen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen. Verdachte is vanaf 8 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan immateriële schade verschuldigd.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 450,00, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op de financiële situatie van verdachte, heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling en belediging heeft de benadeelde partij letsel opgelopen en is hij in zijn eer geschaad. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 400,00 vaststellen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen. Verdachte is vanaf 8 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan immateriële schade verschuldigd.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van
€ 475,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 450,00, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op de financiële situatie van verdachte, heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de belediging is de benadeelde partij is zijn eer geschaad. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 350,00 vaststellen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen. Verdachte is vanaf 8 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan immateriële schade verschuldigd.
Benadeelde partij Politie Oost-Nederland
Politie Oost-Nederland heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 773,07, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van deze vordering.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de vernielingen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De gevorderde kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 8 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 652,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 352,00 materiële schade en € 300,00 immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 300,00, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op de financiële situatie van verdachte, heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling heeft de benadeelde partij letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 300,00 vaststellen.
De gestelde materiële schade waarvoor vergoeding wordt gevraagd van € 352,00 wegens ziekmelding op het werk van 2 dagen kan zonder nadere onderbouwing dan wel bewijslevering niet worden vastgesteld. Nu het bieden tot gelegenheid daartoe een onevenredige belasting van het strafproces zou betekenen, wordt de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaard. Verdachte is vanaf 25 juni 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan immateriële schade verschuldigd.
In de zaak met parketnummer 05/339762-24:
Benadeelde partij [slachtoffer 9]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatrel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Gelet op de financiële situatie van verdachte, heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling heeft de benadeelde partij letsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 450,00 vaststellen. Verdachte is vanaf 24 oktober 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan immateriële schade verschuldigd.
In de zaak met parketnummer 05/365010-24:
Politie Oost-Nederland heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 322,79, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van deze vordering.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de vernieling rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De gevorderde kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 14 november 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Ten aanzien van alle vorderingen
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Het aantal dagen gijzeling is vermeld in het dictum hierna.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 138, 266, 267, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten 18 (achttien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde straf in mindering zal worden gebracht;
 heft de voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 9] , Politie Oost-Nederland en [slachtoffer 6] van de volgende bedragen aan materiële en immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 2] € 400,00 8 juli 2024
2. [slachtoffer 3] € 400,00 8 juli 2024
3. [slachtoffer 4] € 350,00 8 juli 2024
4. [slachtoffer 9] € 450,00 24 oktober 2024
5. Politie Oost-Nederland € 773,07 8 juli 2024
6. [slachtoffer 6] € 300,00 25 juni 2024
7. Politie Oost-Nederland € 322,79 14 november 2024
 wijst de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voor het overige af;
 verklaart [slachtoffer 6] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 2] € 400,00 8 dagen
2. [slachtoffer 3] € 400,00 8 dagen
3. [slachtoffer 4] € 350,00 7 dagen
4. [slachtoffer 9] € 450,00 9 dagen
5. Politie Oost-Nederland € 773,07 15 dagen
6. [slachtoffer 6] € 300,00 6 dagen
7. Politie Oost-Nederland € 322,79 6 dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Veldhuizen (voorzitter), mr. drs. T.P.E.E. van Groeningen en mr. A. Tegelaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.F.A. Vrede, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024315606, gesloten op 10 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 96; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 140.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 79; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 142.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 118.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 115-118.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 53-54.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.140.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 83.
9.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 87.
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 90.
11.Het fotoblad behorend bij proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 93-95.
12.Proces-verbaal van aanhouding, p. 113 en 114.
13.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 25.
14.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 48-49.
15.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , p. 43-44.
16.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 49.
17.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , p. 8.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 11.
19.Proces-verbaal van bevindingen (
20.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024501439, gesloten op 29 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
21.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 7; proces-verbaal van verhoor verdachte, p.45.
22.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , p. 16; proces-verbaal van verhoor verdachte, p.45.
23.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 7.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.45.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
28.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024535925, gesloten op 19 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
29.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12] , p. 5-6, proces-verbaal van verhoor verdachte, p.34.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 35.
31.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12] , p. 5-6.
32.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 9.
33.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024537571, gesloten op 22 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
34.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , p. 5; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 21.
35.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 6; winkelontzegging van 24 oktober 2024, p. 11.