1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2003) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een
vuurwapen een of meerdere kogels af te vuren op/in het lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dit opzet, met een (geladen) vuurwapen een of meermalen in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben gericht/gewezen en hierbij heeft/hebben geprobeerd dit vuurwapen af te vuren, terwijl de uitvoering van voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander (en), althans alleen, ter voorbereiding van een/het, met (een) ander (en), te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag (op [benadeelde 1] ) als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten een vuurwapen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] , opzettelijk van het leven te beroven, met dit opzet, met een (geladen) vuurwapen één of meermalen in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben gericht/gewezen en hierbij heeft/hebben geprobeerd dit vuurwapen af te vuren, terwijl de uitvoering van voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, [benadeelde 1] , heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
door opzettelijk dreigend — terwijl verdachte toen aldaar [slachtoffer] met een vuurwapen had neergeschoten - met dat vuurwapen in de richting van die [benadeelde 1] te lopen en/of (vervolgens) met dat vuurwapen op die [benadeelde 1] te richten en/of te proberen om één of meer kogel(s) op die [benadeelde 1] af te vuren.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, de moord op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), en feit 2 primair, de poging moord op [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ). Verdachte heeft ten aanzien van beide feiten met voorbedachte raad gehandeld, nu hij voldoende tijd en gelegenheid had om te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad om [slachtoffer] en [benadeelde 1] van het leven te beroven en zich daarvan rekenschap te geven. Van contra-indicaties voor voorbedachte raad is geen sprake. De officier van justitie heeft verzocht verdachte ten aanzien van beide feiten partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde onderdeel ‘medeplegen’, nu daarvoor het bewijs ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer] en dat geen sprake is van voorbedachte raad omdat hij in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld. Daarnaast heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ onder zowel feit 1 als feit 2.
Beoordeling door de rechtbank
1. Vast staat dat op 19 oktober 2023 aan de [straatnaam] in Apeldoorn een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte enerzijds en [slachtoffer] en [benadeelde 1] anderzijds. Bij deze confrontatie heeft verdachte met een vuurwapen meerdere kogels op [slachtoffer] afgevuurd.[slachtoffer] werd door één van de kogels fataal geraakt: hij is overleden door één schotletsel in de borst met onder meer perforatie van de lichaamsslagader en luchtpijp tot gevolg.Verdachte heeft erkend deze schoten in de richting van [slachtoffer] te hebben gelost.
2. Niet ter discussie staat dus dat het slachtoffer is overleden nadat hij werd geraakt door een door verdachte afgevuurde kogel. De rechtbank dient te beoordelen hoe dit handelen van verdachte dient te worden gekwalificeerd en of er sprake is van voorbedachte raad.
De ontmoeting op de [straatnaam]
3. Op de plek van het schietincident zijn vanuit meerdere standpunten camerabeelden gemaakt, waarvan beschrijvingen in het dossier zijn opgenomen.
4. Op de beelden van de [adres 1] is blijkens de beschrijving van de politie onder meer het volgende te zien. Voor zover de rechtbank tijdstippen relevant acht voor de beoordeling, zijn deze toegevoegd, net als voor de leesbaarheid de (nadien vastgestelde) namen van de personen die op de beelden te zien zijn, nu daarover geen discussie bestaat.
Een Nissan Qashqai komt tot stilstand op de [straatnaam] . Een kleine zwarte auto komt vanuit links het beeld in rijden. Uit de Qashqai stapt een persoon aan de bijrijderszijde. Verdachte heeft erkend die persoon te zijn.Ook uit de zwarte auto stapt een persoon uit aan de bijrijderszijde [ [slachtoffer] ]. [slachtoffer] loopt richting verdachte. Verdachte beweegt ook richting [slachtoffer] . Vervolgens is er fysiek contact tussen [slachtoffer] en verdachte. De vermoedelijke bestuurder van de zwarte auto [ [benadeelde 1] ], die ook is uitgestapt, staat bij deze twee personen, maar niet is te zien wat hij doet. Vermoedelijk vindt ook fysiek contact plaats tussen [benadeelde 1] en verdachte. De personen verplaatsen zich van de auto naar het voetpad. [slachtoffer] staat op het voetpad tegenover verdachte. [slachtoffer] en verdachte lopen richting de Qashqai. [slachtoffer] maakt met zijn rechterarm een beweging naar mogelijk zijn jaszak. Verdachte loopt verder naar de Qashqai en er is fysiek contact tussen hem en [benadeelde 1] . De drie mannen staan bij elkaar op het voetpad en lopen in de richting van de bewoner van de [adres 2] . De bewoner van [adres 2] staat bij [benadeelde 1] en [slachtoffer] . Verdachte lijkt iets van de grond te pakken [16:09:27]. [slachtoffer] en [benadeelde 1] lopen met de bewoner van [adres 2] mee naar zijn woning. Verdachte staat bij de bijrijderszijde van de Qashqai en stapt vervolgens in [16:09:38]. De Qashqai beweegt een klein stukje naar voren en komt weer tot stilstand. [slachtoffer] en [benadeelde 1] gaan naar binnen bij de [adres 2] . De Qashqai rijdt vervolgens langzaam achterwaarts en het portier van de Qashqai wordt gesloten. Terwijl de Qashqai langzaam achterwaarts rijdt, wordt het portier aan de bijrijderszijde geopend. Vanaf de bijrijderszijde stapt verdachte uit de auto en loopt richting de [adres 2] [16:09:55]. [slachtoffer] stapt uit de voordeur van de [adres 2] . De Qashqai rijdt op dat moment achterwaarts. Verdachte heeft zijn armen naar voren gestrekt. [slachtoffer] zakt door zijn knieën [16:10:02]. Verdachte loopt door richting de voordeur van de woning aan de [adres 2] en strekt zijn armen nog twee keer uit richting de plaats waar [slachtoffer] op de grond ligt.
5. De beschrijving van de beelden van de [adres 2] :
“
2023-10-19 16:09:10 […] Te horen is hoe een man roept “jongens, jongens, jongens...”
2023-10-19 16:09:20 Geen personen in beeld. Door een schorre vrouwenstem, wordt gezegd: “hij heeft een mes... [naam] hij heeft een mes!
2023-10-19 16:09:40 De mannelijke oudere bewoner van het pand komt aanlopen vanuit het
plantsoen. Achter hem loopt het latere slachtoffer, hij heeft zijn handen in de zakken van zijn jas.
[…]
2023-10-19 16:09:58 : Slachtoffer [slachtoffer] komt naar buiten.
2023-10-19 16:10.01: Slachtoffer [slachtoffer] duikt voorover en valt in eerste instantie op zijn knieën in het bloemperk. Op dat zelfde moment is ook het geluid te horen dat lijkt op een schot. Dit schot is te horen op het moment dat slachtoffer [slachtoffer] al in elkaar duikt. Het is goed mogelijk dat het geluid en het beeld niet helemaal synchroon lopen. […]
Tussen 2023-10-19 16:10:01 en 2023-10-19 16:10:05 vallen nog twee schoten kort na elkaar en slachtoffer [slachtoffer] rolt via zijn rechterzij op zijn rug. […] Tegelijkertijd wordt er door iemand geroepen: He hej hej…niet doen…kanker…jongen…”
6. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 10 januari 2025 bij het bekijken van de beelden van de [adres 1] (deel I) de volgende waarnemingen gedaan. Op seconde 35-36 van de beelden is te zien dat [slachtoffer] zijn rechterhand naar een op borsthoogte zittende zak beweegt en daar iets lijkt te pakken terwijl hij op armlengte afstand tegenover verdachte staat. Op seconde 41 bevindt de hand van [slachtoffer] op borsthoogte van verdachte.De rechtbank heeft bij het bekijken van de beelden van de [adres 1] (deel II) de volgende waarnemingen gedaan. Op seconde 24 komt verdachte uit een langzaam achteruit rijdende auto en stapt met stevige pas richting huisnummer [adres 2] . Op seconde 28 strekt verdachte twee armen naar voren uit in de richting van [slachtoffer] . [slachtoffer] staat voor de deuropening met beide handen in de zakken en doet ongeveer drie stapjes vooruit, waarbij de laatste stap een pas op de plaats lijkt te zijn. Er zijn drie schoten te horen en [slachtoffer] valt na het eerste schot direct op de grond.
7. Getuige [getuige 1] , die woont aan de [adres 2] , heeft verklaard dat een gevecht ontstond tussen het slachtoffer dat later werd neergeschoten ( [slachtoffer] ) en de schutter. Het slachtoffer had een mes. [getuige 1] probeerde het te sussen en nam [slachtoffer] mee naar zijn woning. De jongen met de pet (verdachte) stapte in de Nissan Qashqai. Iets later stapte hij weer de auto uit en liep met een pistool in zijn hand in de richting van [slachtoffer] en schoot hem neer.
8. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze op straat jongens zag ruziemaken. De jongen die later werd doodgeschoten pakte een groot mes. [getuige 1] nam twee van de jongens mee naar binnen en zei tegen de jongen met het mes dat hij dat moest wegleggen. De jongen legde het mes bovenop de spiegel in de gang. Daarna liep de jongen naar buiten en werd hij neergeschoten.
9. Verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij was aangevallen door [benadeelde 1] en [slachtoffer] , in de auto ging zitten. Daar pakte hij het wapen dat in zijn tasje zat, laadde het wapen door - terwijl het nog in het tasje zat - door de slede naar achteren te trekken en stapte uit de auto. Buiten had hij het wapen in zijn hand en schoot twee à drie keer achter elkaar op [slachtoffer] .Verdachte heeft verklaard dat hij geen controle had over de handelingen die hij verrichtte met het pistool. Het ging automatisch.
10. Getuige [getuige 3] , die ter plaatse aanwezig was, heeft verklaard dat ze riep dat de jongens moesten ophouden omdat er kinderen aanwezig waren en dat de jongen die later is doodgeschoten, hierop reageerde met: “Niks aan de hand mevrouw, het is klaar’.[benadeelde 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard zich te herinneren dat verdachte zijn bril zocht en dat hij tegen hem zei: “Klaar, wij gaan weg en jij gaat weg, [verdachte] en mijn neef zeiden dat ook.
11. De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte zijn vuurwapen op enkele meters afstand op [slachtoffer] heeft gericht en driemaal heeft geschoten. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders kan worden geduid dan als een welbewust en intentioneel handelen, waarmee hij vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
12. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
13. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
14. De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
15. Op grond van het dossier is niet komen vast te staan of de ontmoeting op de [straatnaam] een geplande ontmoeting was en of aan het treffen een conflict tussen verdachte en [benadeelde 1] dan wel tussen verdachte en [slachtoffer] ten grondslag lag en zo ja, waar dat dan over zou zijn gegaan. [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de ontmoeting geen problemen of conflict met verdachte had. Wel had verdachte op de dag voorafgaand aan het schietincident een aantal keer telefonisch contact met [benadeelde 1] gezocht. Verdachte zou hem via de telefoon hebben uitgescholden en bedreigd. [benadeelde 1] heeft verder verklaard dat toen hij op de [straatnaam] aankwam met [slachtoffer] , hij niet wist dat verdachte daar ook zou zijn.
Verdachte had naar eigen zeggen in die tijd een vuurwapen bij zich omdat hij zich bedreigd voelde door een jongen (niet zijnde [benadeelde 1] of [slachtoffer] ) vanwege een conflict om een meisje. Verdachte is naar de woning van [benadeelde 1] gegaan omdat hij een afspraak had met [benadeelde 1] . Die zou in een handeltje zitten waaraan verdachte wel wilde meedoen. Dat [slachtoffer] daarbij zou zijn, wist verdachte niet. Waar het handeltje over ging, heeft verdachte de rechtbank niet willen vertellen.
16. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de beide ‘partijen’ over het conflict uiteenlopen en onvoldoende worden ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Dat een eventueel conflict dat op voorhand speelde zich richtte tegen [slachtoffer] , kan daarom op basis van het dossier ook niet worden vastgesteld.
17. Op grond van de getuigenverklaringen en de (beschrijvingen van de) beelden stelt de rechtbank vast dat bij het eerste moment op de [straatnaam] dat [benadeelde 1] , [slachtoffer] en verdachte elkaar troffen, de agressie uitging van [slachtoffer] en [benadeelde 1] . [slachtoffer] had een mes bij zich en haalde dat ook tevoorschijn tijdens de confrontatie met verdachte. De rechtbank is van oordeel dat dit een contra-indicatie is voor voorbedachte raad voorafgaand aan de ontmoeting. Een bij verdachte bestaand plan om die dag [slachtoffer] te doden strookt immers niet met de omstandigheid dat niet verdachte, maar [slachtoffer] en [benadeelde 1] de (eerste) agressoren waren bij de ontmoeting. Bij een vooropgezet plan zou het ook voor de hand hebben gelegen dat verdachte meteen het vuurwapen ter hand had genomen en op [slachtoffer] had geschoten toen deze uit de auto op hem af kwam lopen.
18. De beoordeling spitst zich vervolgens toe op de vraag of verdachte in de tijd tussen de eerste confrontatie en het schieten gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de fysieke confrontatie tussen verdachte, [slachtoffer] en [benadeelde 1] om 16:09:27 uur was afgelopen. [slachtoffer] en [benadeelde 1] liepen op dat moment in de richting van de [adres 2] en verdachte pakte iets, vermoedelijk zijn bril, van de grond. Hij ging in de auto zitten om 16:09:38 uur. In de auto pakte hij naar eigen zeggen het wapen en laadde het door, waarna hij om 16:09:55 uur weer uit de auto stapte, met het wapen in de hand in de richting van [slachtoffer] liep en de schoten loste om 16:10:02 uur.
19. De rechtbank stelt vast dat slechts een kort tijdsbestek zit tussen het eindigen van de confrontatie - waarbij een mes is getoond aan verdachte - en het schieten door verdachte, namelijk 35 seconden. Naar het oordeel van de rechtbank is vanwege het korte tijdsbestek en het daaraan voorafgaande geweld dat tegen verdachte is gebruikt sprake van contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte rade met betrekking tot [slachtoffer] in de weg staan. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde voorbedachte raad en daarmee van moord. De rechtbank komt, gelet op het eerder overwogene met betrekking tot het opzet op de dood van [slachtoffer] , wel tot bewezenverklaring van doodslag.
20. Vast staat dat verdachte, nadat hij [slachtoffer] heeft neergeschoten, is doorgelopen naar de woning aan de [adres 2] , waar [benadeelde 1] zich ophield in de gang (zie de vaststellingen hiervoor onder 4). Verdachte heeft daar het vuurwapen op [benadeelde 1] gericht.Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde 1] wilde waarschuwen, maar dat hij het wapen niet bewust op [benadeelde 1] richtte.
21. Op grond van de bewijsmiddelen is niet vast komen te staan dat verdachte bij het richten op [benadeelde 1] de trekker heeft overgehaald. Hoewel door getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is verklaard dat zij zagen dan wel hoorden dat verdachte bij het richten in de gang (ook) drie maal heeft geschoten, ontbreekt voor schieten dan wel het overhalen van de trekker het forensisch bewijs; er zijn verder buiten geen hulzen gevonden, noch patronen in de gang. Evenmin volgt dit uit de beschrijving van de camerabeelden.
Vrijspraak primair tenlastegelegde (poging moord)
22. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met dit handelen heeft gepoogd [benadeelde 1] (al dan niet met voorbedachte raad) te doden, zoals primair ten laste is gelegd. Hiervoor is vereist dat verdachte het opzet had om [benadeelde 1] van het leven te beroven en dat dit opzet zich heeft geopenbaard in een begin van uitvoering door een daarop gerichte handeling. Van een begin van uitvoering is sprake indien de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, te weten het doden van de ander. Het enkele richten van een pistool op iemand, zonder dat vast staat dat daarbij de trekker is overgehaald, is naar het oordeel van de rechtbank geen begin van uitvoering van moord dan wel doodslag. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde.
Vrijspraak subsidiair tenlastegelegde (voorbereiding moord)
23. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie desgevraagd toegelicht dat het subsidiair tenlastegelegde, in weerwil van de letterlijke lezing van de tenlastelegging, moet worden begrepen als het plegen van voorbereidingshandelingen voor moord. De rechtbank gaat hiervan dan ook uit.
24. Voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde is (onder meer) vereist dat sprake is van voorbedachte raad op de dood van [benadeelde 1] .
25. Zoals hiervoor onder 15 overwogen , geldt dat op grond van het dossier niet is komen vast te staan of de ontmoeting op de [straatnaam] een geplande ontmoeting was en of aan het treffen een conflict tussen verdachte en [benadeelde 1] dan wel tussen verdachte en [slachtoffer] ten grondslag lag. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte in de tijd tussen de confrontatie en het richten van het wapen op [benadeelde 1] , hetgeen plaatsvond enkele momenten nadat verdachte [slachtoffer] had neergeschoten, gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. In navolging van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen onder 11 t/m 18, geldt dat vanwege het korte tijdsbestek en het daaraan voorafgaande geweld dat tegen verdachte is gebruikt sprake is van contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad met betrekking tot [benadeelde 1] in de weg staan. De rechtbank het aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
26. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak meer subsidiair tenlastegelegde poging doodslag
27. Vanwege het ontbreken van een begin van uitvoering van moord dan wel doodslag nu niet is komen vast te staan dat verdachte de trekker heeft overgehaald, zoals hiervoor onder 21 overwogen, wordt verdachte ook vrijgesproken van het meer subsidiair tenlastegelegde.
Veroordeling voor het meest subsidiair tenlastegelegde (bedreiging)
28. Verdachte heeft het vuurwapen, waarmee hij kort daarvoor op [slachtoffer] had geschoten, gericht op [benadeelde 1] . De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen van de verdachte naar hun aard en in de gegeven omstandigheden zijn aan te merken als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling van [benadeelde 1] . Uit de omstandigheid dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, [benadeelde 1] wilde waarschuwen en dat hij vervolgens het vuurwapen op hem heeft gericht, leidt de rechtbank verdachtes opzet op de bedreiging af. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 meest subsidiair tenlastegelegde, de bedreiging van [benadeelde 1] .
Ten aanzien van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen
29. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 1 en het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is onvoldoende gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen.