ECLI:NL:RBGEL:2025:1054

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
C/05/441458 HA ZA 24-484
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incidenten inzake nietigheid dagvaarding en bevoegdheid in auteursrechtenkwestie tussen Birkenstock en Lidl

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Gelderland, hebben de eisende partijen, Birkenstock IP GmbH en Birkenstock Global Sales GmbH, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partijen, Lidl Nederland GmbH, Lidl Stiftung & Co KG en Rieg & Niedermayer GmbH, met betrekking tot inbreuk op auteursrechten. De rechtbank heeft op 15 januari 2025 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat zich richtte op de nietigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank. De eisende partijen vorderen onder andere dat de gedaagde partijen worden bevolen om inbreukmakende sandalen te staken en gestaakt te houden, en om een verklaring te verstrekken over het aantal inbreukmakende producten. De gedaagde partijen hebben een incident opgeworpen waarin zij de onbevoegdheid van de rechtbank Gelderland aanvoeren, en stellen dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is betekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding wel rechtsgeldig is en dat de rechtbank Gelderland bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank heeft de incidentele vorderingen van de gedaagde partijen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Tevens is een mondelinge behandeling bevolen voor de hoofdzaak, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen nader toe te lichten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/441458 / HA ZA 24-484
Vonnis in incidenten van 15 januari 2025
in de zaak van
1. de vennootschap naar Duits recht
BIRKENSTOCK IP GMBH, en
2. de vennootschap naar Duits recht
BIRKENSTOCK GLOBAL SALES GMBH,
beiden gevestigd en kantoorhoudende aan de Burg Ockenfels te Linz am Rhein (53545), Duitsland,
eisende partijen in de hoofdzaak,
advocaten: mrs. J.C.H. van Manen en L.E. Dijkman,
tegen
1. de vennootschap naar vreemd recht
LIDL NEDERLAND GMBH,
statutair gevestigd te Neckarsulm, Duitsland, tevens kantoorhoudende te Huizen, en
2. de vennootschap naar vreemd recht
LIDL STIFTUNG & CO KG,
statutair gevestigd te Neckarsulm, Duitsland, tevens kantoorhoudende te Breda, en
3. de vennootschap naar vreemd recht
RIEG & NIEDERMAYER GMBH,
gevestigd te (73037) Göppingen, Duitsland,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
advocaten: mrs. M.F.J. Haak, M.G.W. Peijnenburg en L. Snellenberg.
Eisende partijen in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk Birkenstock c.s. worden genoemd en ieder afzonderlijk respectievelijk Birkenstock IP en Birkenstock GS. Gedaagde partijen in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk Lidl c.s. worden genoemd en ieder afzonderlijk respectievelijk Lidl Nederland, Lidl Stiftung en R&N.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte houdende overlegging producties 0 tot en met 9 van de zijde van Birkenstock c.s.
- de conclusie van eis in het bevoegdheidsincident van Lidl Stiftung en R&N, tevens verzoek schorsing hoofdzaak met betrekking tot Lidl Nederland, met producties 1 en 2 van de zijde van Lidl c.s.
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident met producties 10 tot en met 13 van de zijde van Birkenstock c.s.
- het verzoek van 18 december 2024 namens Lidl Stiftung en R&N tot bepaling van een mondelinge behandeling
- het antwoord van 18 december 2024 op het rolverzoek namens Birkenstock c.s.
- de beslissing van de rolrechter van 18 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis in de incidenten bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Birkenstock c.s. vordert in de hoofdzaak - verkort weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Lidl c.s. ieder afzonderlijk beveelt om met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de auteursrechten van Birkenstock IP, meer in het bijzonder het aanbieden en verhandelen van inbreukmakende sandalen, te staken en gestaakt te houden, een en ander op straffe van een dwangsom;
II Lidl c.s. ieder afzonderlijk beveelt om een met documenten gestaafde verklaring te verstrekken over het totaal aantal inbreukmakende sandalen dat Lidl c.s. hebben vervaardigd, besteld, in voorraad hebben en/of hebben verkocht in Nederland alsook de contactgegevens van de desbetreffende producent(en) en/of leverancier(s) en professionele afnemers van de inbreukmakende sandalen, een en ander op straffe van een dwangsom;
III voor recht verklaart dat Lidl c.s. met hun inbreukmakende sandalen inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van Birkenstock IP;
IV Lidl c.s. veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat;
V Lidl c.s. veroordeelt in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv.
2.2.
Lidl c.s. hebben voor alle weren een incident opgeworpen, strekkende tot (i) schorsing van de hoofdzaak tegen Lidl Nederland totdat in het incident is beslist,
(ii) alsnog rechtsgeldige oproeping door Birkenstock c.s. van Lidl Stiftung en (iii) onbevoegd verklaring van de rechtbank Gelderland ten aanzien van Lidl Stiftung en R&N.
2.3.
Birkenstock c.s. voeren verweer in de incidenten, strekkende tot afwijzing van de vorderingen.
2.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van de incidentele vorderingen van belang, worden ingegaan.

3.De beoordeling in de incidenten

schorsing hoofdzaak
3.1.
Op het verzoek tot schorsing van de hoofdzaak tegen Lidl Nederland is reeds bij rolbeslissing van 28 november 2024 beslist, in die zin dat Lidl Nederland niet voor antwoord hoeft te concluderen voordat in het incident eindvonnis zal zijn gewezen.
mondelinge behandeling in het incident
3.2.
In reactie op de conclusie van antwoord in het incident van Birkenstock c.s. hebben Lidl Stiftung en R&N verzocht om een mondelinge behandeling in het incident, om zo in de gelegenheid te worden gesteld op alle nieuwe stellingen van Birkenstock c.s. te kunnen reageren. Birkenstock c.s. hebben geconcludeerd tot afwijzing van dit verzoek. De rolrechter heeft dat verzoek niet toegewezen, met als motivering dat de beslissing tot het bepalen van een mondelinge behandeling in het incident aan de behandeld zaaksrechter is.
3.3.
Gezien de voorliggende incidentele vorderingen en hetgeen partijen hebben aangevoerd in hun processtukken ziet de rechtbank geen aanleiding tot het bepalen van een mondelinge behandeling in het incident. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om te beslissen op de opgeworpen incidenten. De rechtbank motiveert deze beslissing door erop te wijzen dat Birkenstock c.s. in haar incidentele conclusie van antwoord slechts aan de hand van reeds bij Lidl c.s. bekende (bedrijfs)informatie de toewijsbaarheid van de incidentele vorderingen van Lidl c.s. hebben betwist. De rechtbank wijst het verzoek tot het bepalen van een mondelinge behandeling in het incident daarom af. De incidentele vorderingen zullen hierna inhoudelijk zullen worden beoordeeld.
nietige dagvaarding
3.4.
Lidl Stiftung stelt zich op het standpunt dat zij in deze procedure niet juist is gedagvaard. Lidl Stiftung legt daaraan ten grondslag dat de dagvaarding is betekend op het adres Hazeldonk 6520 te Breda, terwijl zij statutair is gevestigd in Neckarsulm, Duitsland. Volgens Lidl Stiftung heeft zij geen hoofdvestiging of relevant kantoor in Nederland, zodat de dagvaarding niet rechtsgeldig in Nederland aan haar kon worden betekend.
Birkenstock c.s. hebben dit gemotiveerd weersproken.
3.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat Lidl Stiftung de vestiging van Lidl aan de Hazeldonk in Breda onder haar eigen handelsnaam heeft ingeschreven. Terecht stellen Birkenstock c.s. dan ook dat daarmee deze vestiging als filiaal kwalificeert van Lidl Stiftung in de zin van artikel 1:14 BW. Deze vestiging schept dan een tweede werkelijke woonplaats naast de formele plaats van vestiging bij de statutaire zetel [1] . De activiteiten van dit filiaal houden volgens het handelsregister in het ‘beheer en de verwerking van goederen’. Dit heeft de heer [naam 1] namens Lidl Stiftung in zijn als productie 2 van de zijde van Lidl c.s. overgelegde schriftelijke verklaring ook met zoveel woorden verklaard, waar hij schrijft dat het distributiecentrum in Breda door derden in opdracht van Lidl Stiftung wordt gebruikt voor de opslag en doorvoer van levensmiddelen. Hoewel Lidl c.s. aanvoeren dat de non-food producten, waaronder ook de vermeende inbreukmakende sandalen, elders in Nederland worden gedistribueerd en de vestiging in Breda aldus niet als relevant filiaal kan worden beschouwd, staat vast dat enkel dat filiaal door Lidl Stiftung is ingeschreven in het handelsregister. Het moet er in het kader van dit geding dan ook voor worden gehouden dat deze vestiging, en geen andere, het (Nederlandse) centrum is van de distributieactiviteiten van Lidl Stiftung. Bij deze stand van zaken is voldoende gemotiveerd onderbouwd dat Lidl Stiftung op het adres aan de Hazeldonk in Breda rechtsgeldig namens Birkenstock c.s. is opgeroepen’, zodat van een nietige dagvaarding geen sprake is.
3.6.
Daarbij komt nog dat Lidl Stiftung, ondanks de volgens haar ondeugdelijke oproeping, wél in de procedure is verschenen om verweer te voeren (overigens zonder op te merken dat zij daarbij in haar procesbelangen zou zijn geschaad) en Birkenstock c.s. de dagvaarding bij deurwaardersexploot van 9 december 2024 toch ook in Duitsland aan Lidl Stiftung hebben laten betekenen.
3.7.
Er bestaat gelet op dit alles geen grond voor, en Lidl Stiftung heeft ook geen belang bij, toewijzing van de vordering alsnog rechtsgeldig in de onderhavige procedure te worden opgeroepen. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
bevoegdheid
3.8.
Lidl Stiftung en R&N beroepen zich op de onbevoegdheid van de rechtbank Gelderland om van het onderhavige geschil kennis te nemen voor zover dat zich richt tegen Lidl Stiftung en R&N. Vooropgesteld wordt dat Lidl Stiftung en R&N statutair zijn gevestigd in Duitsland, zodat sprake is van een geschil met een internationaal karakter. In het kader van de bevoegdheid dient daarom te worden gekeken naar Brussel I-bis [2] . Op de voet van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis heeft als uitgangspunt te gelden dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Daarnaast bestaat op basis van artikel 7 lid 2 Brussel I-bis een alternatieve bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad, te weten het gerecht van (i) de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen (“Handlungsort”) en (ii) de plaats waar de schade is ingetreden (“Erfolgsort”).
3.9.
Birkenstock c.s. hebben ten aanzien van de bevoegdheid van de rechtbank Gelderland gesteld dat het in deze procedure centraal staande schadebrengende feit, te weten het aanbod, de promotie en de verkoop van inbreukmakende sandalen, zich in Nederland voordoet, waaronder in het arrondissement Gelderland. Geconstateerd moet worden dat enkel R&N als producent en importeur op de (labels aan de) sandalen staat vermeld, zodat zij de producten in die zin samen met Lidl c.s. onder diens merknamen aanbiedt. Lidl Stiftung en R&N voeren weliswaar aan dat Birkenstock c.s. niet hebben gespecificeerd welke concrete handeling(en) hen wordt verweten die zich binnen het arrondissement Gelderland zouden hebben voorgedaan, maar dat is gelet op het hiervoor onder rov. 3.8. overwogene in dit geval niet relevant voor het vaststellen van de bevoegdheid. Niet in geschil is dat het aanbod, de promotie en de verkoop van de vermeend inbreukmakende sandalen geschiedt zowel in de Nederlandse Lidl winkels - waarvan er meerderen zijn gevestigd in het arrondissement Gelderland - als online via www.lidl.nl, zodat (in ieder geval ook) de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. De vordering tot het onbevoegd verklaren van de rechtbank Gelderland jegens Lidl Stiftung en R&N zal daarom worden afgewezen.
proceskosten in het incident
3.10.
Lidl Stiftung en R&N zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. Birkenstock c.s. maken aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. Een specificatie van deze kosten hebben Birkenstock c.s. (tot op heden) echter niet overgelegd. Aangezien de hoofdzaak een zaak betreft ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten (auteursrechten) in de zin van artikel 1019 Rv, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de Indicatietarieven in IE-zaak (versie april 2017). De door Lidl Stiftung en R&N ingestelde vorderingen zijn naar het oordeel van de rechtbank te beschouwen als een zeer eenvoudig, niet bewerkelijk incident in de zin van de hiervoor bedoelde Indicatietarieven. Dit betekent dat de proceskosten overeenkomstig het reguliere liquidatietarief, met toepassing van tarief II, zullen worden begroot. De proceskosten behelzen met inachtneming daarvan:
  • salaris advocaat € 614,00
  • nakosten
Totaal € 792,00
in de hoofdzaak
3.11.
Birkenstock c.s. hebben in de conclusie van antwoord in het incident verzocht te bepalen dat Lidl c.s. voor hun antwoord ten gronde een termijn van twee weken zal worden gegund, om verdere vertraging van de hoofdzaak te voorkomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor toewijzing van deze verkorte termijn.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de verschillende processuele verwikkelingen die zich tot op heden hebben voorgedaan maken dat afwijking van de gebruikelijke gang van zaken aangewezen is. Ter bespoediging van de voortgang in de hoofdzaak zal reeds nu een mondelinge behandeling worden bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. De zaak zal daarin worden verwezen naar de rol van 29 januari 2025 voor het opgeven van verhinderdata over de maanden mei, juni, augustus en september 2025. Aan de hand daarvan zal vervolgens een mondelinge behandeling worden gepland. Deze datumbepaling geldt als pro forma en is afhankelijk van eventuele processuele ontwikkelingen die zich voor, in en/of na conclusie van antwoord voordoen. De hoofdzaak zal verder worden verwezen naar de rol van
26 februari 2025 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.
3.12.
De rechtbank kondigt reeds aan dat in het nog te wijzen vonnis van mondelinge behandeling Birkenstock c.s. zullen worden bevolen ten behoeve van die mondelinge behandeling ten minste twee weken voorafgaand daaraan de originele en vermeend inbreukmakende sandalen in depot te geven bij de rechtbank. De rechtbank begrijpt uit randnummer 41 dagvaarding dat Birkenstock c.s. vermeend inbreukmakende sandalen hebben aangekocht.
3.13.
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de incidentele vorderingen van Lidl c.s. af,
4.2.
veroordeelt Lidl Stiftung en R&N hoofdelijk in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Lidl Stiftung en R&N niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
beveelt een mondelinge behandeling op de terechtzitting van mr. M.D.R. Joppe in het gerechtsgebouw te Arnhem aan de Walburgstraat 2 – 4 op een nader vast te stellen datum en tijd,
4.5.
bepaalt dat partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens, hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht, bevoegd is hen te vertegenwoordigen,
4.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 januari 2025voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei, juni, augustus en september 2025, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald, in welk vonnis van mondelinge behandeling Birkenstock c.s. zullen worden bevolen ten behoeve van die mondelinge behandeling ten minste twee weken voorafgaand daaraan de originele en vermeend inbreukmakende sandalen in depot te geven bij de rechtbank,
4.7.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
4.8.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.9.
bepaalt dat de zaak vervolgens weer op de rol zal komen van
26 februari 2025voor het nemen van conclusie van antwoord in de hoofdzaak,
4.10.
houdt iedere verdere beslissing in de hoofdzaak aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.

Voetnoten

1.HR 17 november 1978,
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)