ECLI:NL:RBGEL:2025:10523

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
5 december 2025
Zaaknummer
05-401481-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor brandstichting, veroordeling voor criminele organisatie en drugshandel

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting, drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij de brand die op 2 januari 2024 in Dieren plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet voldoende concreet waren en dat er geen fysiek bewijs was dat de verdachte aan de brand kon koppelen. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte samen met medeverdachten verantwoordelijk was voor de brand, maar de rechtbank vond dat de getuigenverklaringen en camerabeelden niet overeenkwamen met de beschuldigingen.

Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor de andere aanklachten. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van drugshandel en deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in harddrugs, waaronder cocaïne en amfetamine. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een gestructureerde samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij zij actief betrokken waren bij de productie en distributie van drugs. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de brandstichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.401481.24
Datum uitspraak : 5 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende aan de [woonadres] , op dit moment gedetineerd in het [P.I. adres] .
raadsman: mr. J. Vlug, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van vorderingen tot wijziging van de tenlastelegging en tot nadere omschrijving van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 januari 2024 te Dieren, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeggebracht door een fles brandbare vloeistof (een zogenaamde molotovcocktail) met open vuur in aanraking te brengen en/of tegen die woning te gooien en/of door een brandbare vloeistof door de brievenbus van de woning, gelegen aan de [adres] te Dieren, te gooien en/of te spuiten en/of te gieten, en die vloeistof vervolgens met open vuur in aanraking te brengen ten gevolge waarvan voornoemde woning en/of de inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor die woning en/of de aangrenzende woningen en/of de inboedel van die woning en/of de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of anderen, te weten de bewoners van de woning gelegen aan de [adres] te Dieren en/of van de aangrenzende woningen, te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en/of Doetinchem en/of Doesburg en/of Apeldoorn en/of Grave, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en/of Grave, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft bepleit dat verdachte reeds veroordeeld is voor het medeplegen van feiten als bedoeld in de Opiumwet. De pleegperiodes van deze feiten vallen in de tenlastegelegde periode van feiten 2 en 3. Dat betekent dat nu vervolging voor hetzelfde feit als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht plaatsvindt. Het ne bis in idem-beginsel wordt daarmee geschonden, daarom moet verdachte van de in die eerdere veroordelingen genoemde data in de tenlastegelegde periode worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat een verdachte niet nogmaals kan worden vervolgd voor hetzelfde feit als waarvoor hij al eerder vervolgd is. In dat geval moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de tweede vervolging van verdachte. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman dan ook als een verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ter zake de vervolging van dezelfde feiten gepleegd binnen de tenlastegelegde periode in feiten 2 en 3.
Voor het slagen van dit verweer dient allereerst vast komen te staan dat verdachte voor het feit waarvoor hij thans vervolgd wordt, al eens eerder werd vervolgd. Uit de inhoud van de justitiële documentatie van verdachte blijkt niet van veroordelingen met een pleegdatum in de tenlastegelegde periode die dezelfde pleegplaatsen hebben als thans tenlastegelegd. Bij gebrek aan eenheid in tijd en plaats kan daarom vervolging voor hetzelfde feit niet aan de orde zijn. Het verweer kan daarom niet slagen.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1: brandstichting aan de [adres]
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar is te duchten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat aan de [adres] in Dieren een brand heeft plaatsgevonden. De volledige woning is hierdoor uitgebrand. Deze brand bleek te zijn veroorzaakt doordat een brandbare vloeistof door de brievenbus is gegoten en is aangestoken.
Aangever, de bewoner van de uitgebrande woning, had ruzie met zijn dealers: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stonden op de avond van de brand eerder voor de deur van de woning en zeiden tegen aangever dat ze later terug zouden komen. Verschillende getuigen verklaren dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verantwoordelijk zijn voor de brand. Bovendien hebben zij meerdere keren gedreigd dat zij de voordeur van aangever zouden opblazen. Tenslotte straalden de telefoons van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een mast aan in de omgeving van de woning waar de brand plaatsvond rond het moment van de brand. Verdachte heeft voor al deze omstandigheden geen verklaring gegeven. De officier van justitie acht aldus voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit te komen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde brandstichting, nu geen sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte hierbij.
Beoordeling door de rechtbank
Op 2 januari 2024 heeft rond 02:00 in de nacht een explosie bij de voordeur, en daarna een grote brand plaatsgevonden aan de [adres] in Dieren, de woning van aangever [slachtoffer] . Uit forensisch onderzoek is het vermoeden van brandstichting met een brandversnellend middel ontstaan.
Aangever heeft hierover verklaard dat hij ruzie had met zijn dealers ‘ [bijnaam] ’, ‘ [bijnaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ en dat hij denkt dat zij achter de brand zitten. Zij stonden eerder op de avond van de brand bij hem aan de deur. Hij heeft toen niet open gedaan. Zij kondigden aan dat zij later terug zouden komen. Volgens de politie zijn ‘ [bijnaam] ’, ‘ [bijnaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ bijnamen voor respectievelijk verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Op de camerabeelden van de [adres] is te zien dat één persoon op de stoep rende, direct na de explosie op huisnummer [huisnummer] .
Uit de camerabeelden van de [adres] (deels gericht op de voorzijde van de woningen aan de [adres] ) volgt dat op 2 januari 2024 om 01:57:07 uur twee personen in de richting van de [adres] liepen. Op de beelden was om 01:58:30 uur een explosie zichtbaar. Om 01:58:32 uur was een persoon te zien die vanaf de plek van de explosie wegrende en rechtsboven uit beeld verdwijnt. Om 01:59:45 uur was op de camerabeelden zichtbaar dat een personenauto door de straat reed en bleef staan ter hoogte van de [adres] , waar inmiddels een brand leek te zijn ontstaan. Op basis van de camerabeelden kon de politie niet tot een signalement van de personen komen. De beelden waren daarvoor niet duidelijk genoeg.
Getuige [getuige 1] , de bewoner van [adres] , heeft ten tijde van de brand een man met een pet op aan de overkant van de weg zien staan. De man keek naar de woning en de brandende fiets die voor de woning lag. Deze man had donker haar en er kwamen krullen onder zijn pet vandaan. Hij was licht getint, rond de 20 jaar en zo’n 1.77 meter lang. Hij bleef even bij de brand staan kijken en stapte vervolgens in een lichtblauwe auto. Ook getuige [getuige 2] , de bewoner van [adres] , heeft een brandende fiets op de stoep zien liggen. Hij hoorde rumoer aan de achterzijde van de woning en is gaan kijken. Hij zag een groepje van vermoedelijk drie jongens. Eén van de jongens zat op de schutting, de andere jongens kon hij niet zien. Drie minuten nadat hij ze zag sloegen er vlammen uit de woning. Het gezicht van de jongen die op de schutting zat, heeft getuige [getuige 2] behoorlijk goed kunnen zien verklaart hij bij de politie. Hij heeft ieder geval gezien dat dat hij blank was en pijpenkrulletjes haar had tot bijna op zijn schouder. De haarkleur kon hij niet zien.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] haar heeft verteld dat hij de brand heeft veroorzaakt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] de brand hebben veroorzaakt. [medeverdachte 1] zou tegen hem hebben verteld dat hij een molotov heeft gegooid. [medeverdachte 2] weet alleen niet waar [medeverdachte 1] deze heeft gegooid.
De telefoons van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] straalden op het moment van de brand een zendmast aan waaronder ook de [adres] in Dieren valt. De rechtbank merkt op dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook in dit dekkingsgebied wonen.
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat er geen enkele concrete aanwijzing is die wijst op de betrokkenheid van verdachte bij de brand. De getuigen die [medeverdachte 1] aanwijzen hebben hun verklaringen enkel van horen zeggen. De camerabeelden en het onderzoek op de plaats delict stroken niet met deze verklaringen, namelijk dat een molotovcocktail naar de voordeur is gegooid. In de beschrijving van de camerabeelden die in het dossier zijn opgenomen, is namelijk niet te lezen dat iemand iets in de richting van de voordeur gooit. De ter plaatse aanwezige getuigen verklaren hier ook niets over. Bovendien zijn er bij de voordeur van de [adres] geen resten van een molotovcocktail of iets anders gevonden wat erop wijst dat de brand op die manier is ontstaan. De camerabeelden leveren bovendien geen signalement op en op de plaats delict is geen brandende fiets aangetroffen (althans deze is door de politie niet beschreven). Getuige [getuige 2] heeft verklaard over vermoedelijk drie jongens aan de achterzijde van de woning vlak voor de brand, terwijl de brand aan de voorzijde van de woning is ontstaan. Voor het bewijs resten dan enkel de verklaring van aangever (dat verdachten op de avond van de brand bij hem aan de deur zijn geweest), de verklaring van getuige [getuige 1] (dat hij aan de overkant van de straat een man met een pet heeft zien staan die een auto instapt) en het aanstralen van de telefoon van verdachte op de zendmast die de [adres] in Dieren dekt.
De verklaring van getuige [getuige 1] biedt echter geen enkel concreet aanknopingspunt op basis waarvan verdachte te koppelen zou zijn aan de brandstichting aan de [adres] in Dieren. Dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] eerder op de avond aan de deur zijn geweest bij aangever, zoals verdachte ook heeft erkend, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verdachte dus ook betrokken is geweest bij de brandstichting enkele uren later. Ook niet als verdachte ten tijde van de brand in de omgeving van de [adres] in Dieren was.
Alles overwegende, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om vast te stellen dat verdachte degene is geweest die samen en in vereniging met anderen, althans alleen, de brandstichting aan de [adres] in Dieren heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Feit 2: handel in harddrugs
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering voor de periode vanaf 7 oktober 2023 tot en met 24 augustus 2024 en daarom wordt ten aanzien van die periode volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 93;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 402;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 413 en 414;
- het proces-verbaal van aangifte van [getuige 3] , p. 420 t/m 422;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 463 t/m 472;
- de processen-verbaal van bevindingen, p. 476, 487 t/m 489, en 531 t/m 536;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 24 augustus 2024 tot en met 17 december 2024, de periode dat verdachte reeds gedetineerd was, schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de handel in harddrugs. Zij verwijst hiervoor naar de opgenomen bewijsmiddelen onder feit 3.
Feit 3: deelname aan een crimineel samenwerkingsverband
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich in de periode van 7 oktober 2023 tot en met 24 augustus 2024 in Dieren bezig gehouden met het dealen van harddrugs en het uitkoken van basecoke in woningen van anderen. Hij deed dit samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Waarbij [medeverdachte 1] ook basecoke uitkookte en [medeverdachte 2] de drugs verkocht. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie die tot doel had de handel en productie van harddrugs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband dat als oogmerk het plegen van strafbare feiten heeft. De samenwerking was immers verre van gestructureerd. Er is niets gebleken van een taakverdeling, hiërarchie, planmatigheid, stelselmatigheid, afstemming van de samenwerking of onderling geldende regels.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de samenwerking in de werkzaamheden ten aanzien van het dealen en de verwerking dan wel productie van harddrugs tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een dusdanig duurzaam en gestructureerd karakter had dat gesproken kan worden van een crimineel samenwerkingsverband. De rechtbank overweegt als volgt.
Bijnamen
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] hem de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ hebben gegeven. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat de bijnamen van [Verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte)‘ [bijnaam] ’ en ‘ [bijnaam] ’ zijn. De bijnaam van [medeverdachte 1] is ‘ [bijnaam] ’. [3] [getuige 3] heeft verklaard dat een andere bijnaam van [medeverdachte 1] ‘ [bijnaam] ’ is. [4]
De Iphone 8
Onder verdachte is een Iphone 8 in beslag genomen. Het telefoonnummer van deze Iphone 8 is [telefoonnummer] . Op deze Iphone 8 zijn verschillende foto’s gevonden waarop verdovende middelen te zien zijn. Daarnaast zijn foto’s aangetroffen van een persoon die de verbalisant ambtshalve herkend als verdachte. [5]
In een chatgesprek op de Iphone 8 vraagt een tegencontact genaamd [contactpersoon] of zij met [bijnaam]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)sprak. Hierop gaf de gebruiker van de Iphone 8 aan dat hij zou vragen of hij zo in de chat kwam. [6] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de telefoon door meerdere mensen wordt gebruikt, waaronder dus verdachte.
Er zijn op de Iphone 8 vele gesprekken met het telefoonnummer [telefoonnummer] gevonden, waarin over en weer ook veelvuldig betaalverzoeken werden verzonden. Een groot gedeelte van deze betaalverzoeken stonden op naam van [medeverdachte 1] . Dit telefoonnummer is opgeslagen als ‘ [contactpersoon] ’. [7] Het telefoonnummer eindigend op [nummer] staat op naam van de moeder van [medeverdachte 1] . [8] Op foto’s verzonden door ‘ [contactpersoon] ’ herkennen verbalisanten [medeverdachte 1] . [9] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het telefoonnummer eindigend op [nummer] van [medeverdachte 1] is.
Bij de betaalverzoeken zaten ook veelvuldig verzoeken bericht aan [contactpersoon] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de rekening van [contactpersoon] . [10]
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het telefoonnummer eindigend op [nummer] behorend bij de Iphone 8 gebruikt werd door verdachte en [medeverdachte 1] samen.
In deze telefoon werden verder verschillende foto’s aangetroffen waarop onder meer ponypacks, op vuurwapen gelijkende voorwerpen, een aangekoekte lepel met een witte substantie, een zakje met white widow - een wietsoort - te zien waren. Er zijn 89 chats aangetroffen met daarin drugs gerelateerde informatie. In deze chats is een patroon te herkennen, waarbij via de app contact wordt gemaakt. In die gesprekken wordt regelmatig ‘actief’ gestuurd, er wordt gevraagd ‘wat heb je nodig’ en het tegencontact benoemt een aantal. Dan wordt er een locatie afgesproken. [11] In de telefoon zijn verder geen sociale gesprekken gevonden, maar voornamelijk criminele activiteiten. [12] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de Iphone 8 door verdachte en [medeverdachte 1] enkel werd gebruikt voor het faciliteren van hun drugshandel.
Andere relevante telefoonnummers
Onder [medeverdachte 1] werd bovendien tijdens zijn aanhouding een Samsung Galaxy A16 telefoon in beslag genomen. Het telefoonnummer dat hoort bij deze telefoon is [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer was actief in de periode 28 november 2024 tot en met de dag van de aanhouding van [medeverdachte 1] op 17 december 2024. De bij Whatsapp gebruikte naam bleek [bijnaam] te zijn. [13] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat dit een bijnaam van [medeverdachte 1] is. [14] Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de Samsung Galaxy A16 met het telefoonnummer eindigend op [nummer] van [medeverdachte 1] is.
Onder [medeverdachte 1] is verder een Samsung S22 in beslag genomen. In deze telefoon was het telefoonnummer [telefoonnummer] actief. Het Outlook, Tiktok en Facebook account hadden als namen [account naam] en [account naam] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat ook deze telefoon van hem is. [15] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat ook het telefoonnummer eindigend op [nummer] van [medeverdachte 1] is.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van [vader van medeverdachte 2] wonende aan de [adres] in Dieren, de vader van medeverdachte [medeverdachte 2] . Het nummer blijkt uit de politiesystemen op 17 februari 2023 te zijn gekoppeld aan [medeverdachte 2] . [16]
Regelen van derden
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij mensen op pad heeft gestuurd om cocaïne te gaan verkopen, waaronder [medeverdachte 2] . [17] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van november 2023 tot en met mei 2024 voor [Verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)en [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] )heeft gelopen. Hij moest dan cocaïne brengen naar anderen. [18]
Op 28 september 2024 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verdachte, die op dat moment gedetineerd zat, en [medeverdachte 1] :
[Verdachte] :
was die ene die, waar [bijnaam] (fon) het over had toch?
(…)
[medeverdachte 1] : vandaag voor het eerst, wie [bijnaam] ? Ja ik had hem geconnect. Ik ben bij [naam] toch, ik zei kom maar hier als je wilt. Aja broer, het is wat je zegt, ik draai beter in mijn eentje.
[Verdachte] : ik hoor wat je zegt.
[medeverdachte 1] : hij is een dode kracht.
(…)
[medeverdachte 1] : Broer hij gaat naast je zitten. Hij gaat eventjes, haha. Ja, jouw kant nog wat, hij gaat switchen van rijden, van voor je of nog wat. Ik ben er wel tenminste twee man op voorruit gegaan.
[Verdachte] : één van ons deed nog tenminste iets. Deed tenminste iets.
[medeverdachte 1] : Ja taken werden lichter.. Maar met [bijnaam] worden ze alleen maar zwaarder.
[Verdachte] : Ja tuurlijk broer als je kanker lange wachtrij hebt. [19]
De rechtbank concludeert, gelet op de fonetische schrijfwijze, dat met ‘ [bijnaam] ’ dezelfde persoon wordt bedoeld als met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ en dat het gesprek aldus gaat over [medeverdachte 2] . Hieruit volgt dat [medeverdachte 2] langer voor [medeverdachte 1] en [Verdachte] heeft ‘gelopen’ dan door hemzelf is verklaard en ook [medeverdachte 2] toen (nog) deel uitmaakte van het samenwerkingsverband.
Op de Samsung Galaxy A16 van [medeverdachte 1] is onder meer een gesprek aangetroffen tussen hem en ‘ [naam] ’. In dit gesprek op 4 december 2024 zegt medeverdachte [medeverdachte 1] in een spraakbericht ‘
Bro ik geef jou de clannies, ik geef de route, ik geef jou alles wat je nodig hebt. Ik heb alleen jou inzet nodig, snap je. Zelfs naar die clannies zoeken, naar de clannies jagen ga ik doen. Bro ik heb inzet nodig. Dit betekend niet roken, scherp zijn, geslapen, uitgerust, in de ochtend ontbijten, lunchen, avondeten en opdonderen.’ [20]
In een gesprek op 3 oktober 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, die op dat moment nog gedetineerd zat, en vermoedelijk ‘ [naam] ’ is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : jo man, [naam] man (andere mannelijke stem)
Verdachte: jo [naam]
(…)
Verdachte: [naam] lekker man [naam]
[medeverdachte 1] (andere mannelijke stem): Ik zit naast hem in de koets toch.
Verdachte: lekker jonge [naam] , strijder.
[medeverdachte 1] (andere mannelijke stem): ewa ja ik hoor je man neef. Must go on toch. The show must go on. [21]
In een gesprek op 12 september 2024 tussen Verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: kan je 1 ding voor mij doen
[medeverdachte 1] : ja
Verdachte: uhm kan je rondje (FON) connecten (FON), kan je vragen wat een halve of een hele tahla (FON) is
[medeverdachte 1] : uh ik kan hem vragen ja
Verdachte: ik heb hier iemand binnen, die is wel geïnteresseerd als die buiten is
[medeverdachte 1] : [Verdachte] (FON) helemaal goed neef, ik ga dr achter aan ja
Verdachte: ja kijk maar man
[medeverdachte 1] : goed a neef
Verdachte: ja ik moet alleen die prikje weten want dan als hij daarmee akkoord gaat dan is het goed
[medeverdachte 1] : [Verdachte] (FON) goed neef, ik laat het je horen ja. [22]
In een gesprek op 13 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : moest eigenlijk opstaan die [bijnaam] (FON) was al aan mijn dorro (FON)
Verdachte: neejoh hij heeft gewoon aan je dorro (FON) gekomen
[medeverdachte 1] : ja niet aangeklopt ofzo, hij was gewoon, hij is loessoe (FON) gegaan toen ik niet reageerde
[medeverdachte 1] : hij is wel goeie ashka (
de rechtbank begrijpt: soldaat)(FON) he, hij is gedreven
Verdachte: ja hij moet wel broer.
(…)
[medeverdachte 1] : effe checken zometeen met deze tahen (FON) toch, ik wil het effe weg doen toch
Verdachte: (NTV)
[medeverdachte 1] : een blokkie
Verdachte: kijk naar die young boys, kijk naar die young boys in de buurt zij kunnen sowieso wel weg doen
[medeverdachte 1] : jaja ik heb nu zo'n nieuwe chazelaar (FON) die onder [naam] woont. (NTV), mooie tahen (FON) in de aanbieding, 3 euro de gramma (FON) ofzo weet ik veel, alleen die uh
Verdachte: ik heb hier een boy uit dzv (FON) is kleine goenie (FON), weet je met wie hij in contact is
[medeverdachte 1] : wie
Verdachte: met die [naam] (FON)
[medeverdachte 1] : welke [naam] (FON)
Verdachte: (NTV)
[medeverdachte 1] : ah ja ja ja die turk
Verdachte: ja die [naam] (FON) coffee shop. [23]
In een gesprek op 14 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] zegt dat hij buiten nog steeds strijdt, ik probeer zoveel mogelijk verstand te gebruiken en niet dom te brassen.
[medeverdachte 1] zegt ik heb gisteren weer een vier donnietje gepakt, ik heb 20 gelijk weggedaan voor 8 meier. En van die 20 zeg maar die ik gelijk heb weggedaan heb ik 4 ji fon afgepakt voor mezelf.
Verdachte vraagt heb je niet in de buurt weggedaan.
[medeverdachte 1] zegt bij [naam] , die was ontsnapt uit de kliniek en hij kwam met 8 meier in mijn handen.
Verdachte zegt dan geef ik jou groot gelijk.
(…)
Verdachte zegt echt een askar (
de rechtbank begrijpt: soldaat)fon [naam] .
[medeverdachte 1] zegt hij is meer askar dan die [naam] .
Verdachte zegt hij is alleen minder stabiel dan die [naam] .
Verdachte zegt [naam] als die niets heeft dan accepteert hij dat.
Verdachte zegt [naam] is een sjoea fon hij moet gewoon tjosselen fon om te gebruiken. [24]
In een gesprek van 19 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: Zet hem op... Ben je met die andere nog steeds?
[medeverdachte 1] : Nee, ik heb die [naam] (fon) ontslag gegeven
Verdachte: Wat dan? Hij was geen goeie ashkar (fon)
[medeverdachte 1] : Broer, van die [bijnaam] praktijken. Hij is van ntv één dag zitten, toch?
Verdachte: Ja.
[medeverdachte 1] : Broer, ik sta elf uur op, hij staat ntv. Hij is niet eens gaan zitten, he. Hij staat vier uur op, zegt ie "jo, kan ik komen?" Ik zei broer, er is toch niks, toch? Bro, echt kankerveel misgelopen, echt kankerveel. Ik zeg er is nog niks, daarna om tien uur doet hij nog een poging zo. ik dacht weet je, fak jou, ik heb jou niet nodig, want jij komt wanneer je wilt enzo. En ik moet jou nog paiso (straattaal voor betalen)?! Eh ik moet jou boeren, dat gaat er bij mij gewoon niet in, wolla
Verdachte: Teveel van het goeie toch?
[medeverdachte 1] : Ja, broer, kanker op broer, ik heb wollah precies 330 gedraaid, precies 330 vanaf 10 uur s'ochtends. En broer, wollah billah, ik begon de dag met 0. Ik kon geen tabakas halen in de
ochtend, moest ik drie ntv bij [naam] (fon) erafhalen. Heb ik gedaan
Verdachte: ntv
[medeverdachte 1] : Ja, gewoon letterlijk zero in de zak, ja gewoon zero broer. Ik zit nu op 330 en ik heb laatst 10 gekocht, niet veel broer, maar ik heb nog ntv
Verdachte: dat is goed man
[medeverdachte 1] : Ik moet even kijken, morgen is ook, ja, ziet er goed uit. In ieder geval wollah broer, ik heb echt gemerkt als je dit gas wilt geven moetje het echt zelf doen, man
Verdachte: Ja, is het ook
[medeverdachte 1] : Wollah, die moetje echt, echt zelf doen, man
Verdachte: Tuurlijk
[medeverdachte 1] : Niemand gaat zo hard rennen als jijzelf
Verdachte: nee, nee. Zeker weten niet broer, zeker weten niet
[medeverdachte 1] : Jongen, dat dus. Nu even depaneren, dan eind van de maand ntv. [25]
In een gesprek op 20 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte: (…), hoe is het verder in de buurt dan. Tranqui (fon)
[medeverdachte 1] : A buurt blijf buurt he bro.
(…)
Maarey ik zat na te denken over ntv dat ik dealer als [bijnaam] fon ga laten rijden. En dan die aanvoer van die winst door hun een keer twee laat doen.
Verdachte: Wie wie wie. Die [bijnaam] en die dinges suri fon
[medeverdachte 1] : Juist
Verdachte: Eh kan. Test maar een dag of twee. Kijk maar hoe het gaat.
[medeverdachte 1] : Ja. Bro moet. Wat ik je zeg als je buiten komt ik moet wat klaar hebben voor jou. Ik ben aan het jagen joh, wallah ik krijg niemand meer bijna.
Verdachte: Ja, ik hoor je man. Maar broer je moet gewoon testen.
Je moet gewoon een keer of twee dagen testen. Pak gewoon morgen of eh.
[medeverdachte 1] : Wat ik je zeg. Als ik [bijnaam] fon ntv die gozer moet gewoon zijn bek houden en driven fon
Verdachte: Ja, maar ey je moet een goeie manier vinden om met hem te communiceren man.
[medeverdachte 1] : Ja [bijnaam] (FN) ik vertrouw hem. Ja niet eens eigenlijk. Hij heeft gezien hoe snel ik hem eruit zou donderen. Hij heeft echt wel geleerd. Wollah hij heeft zelf proberen te halen, dat is niet gelukt.
Verdachte: Maar broer, weetje watje moet doen met hun. Je moet hun buiten laten man. Jij moet gewoon in de buurt blijven.
[medeverdachte 1] : Ja, sowieso broer gewoon packages fon meegeven.
Verdachte: Je moet in de buurt blijven en hun moet je gewoon puur alleen op buitengebied sturen. DTC, mijn buurt, Doesburg. Jij moet puur puur alleen in de buurt blijven broer.
[medeverdachte 1] : Broer weet je wat ik aan het ontdekken ben. Ik ben Zutphen aan het ontdekken man.
Verdachte: Ja, ey ik zit hier binnen. Ik heb hier een boy hier zo.
(…)
Verdachte: Een goeie [bijnaam] uit eh Zutphen man
[medeverdachte 1] : Een goeie wat
Verdachte: Een goeie [bijnaam] fon Jalla fon
[medeverdachte 1] : Kan je niet om een nummer vragen van iemand halen, zodat ik het zelf oprek.
Verdachte: Ik ga hem morgen effe vragen man als ik hem zie. Deze man doet ook ploego fon trouwens man. [26]
In een gesprek op 23 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte vraagt waar die Jundela [naam] fon is.
[medeverdachte 1] : [naam] heb ik [naam] gestuurd. Ik heb tachtig laten storten naar [naam] , dertig en hij moet nog ntv barkie dertig ntv eraf dgaan pinnen met [bijnaam] fon. Ntv maar ik wou je niet eten voor een paar asso toch. Ik dacht ik stuur hem gewoon op pad ga ik met [bijnaam] tjappen.
[medeverdachte 1] : beter deze [bijnaam] gunnen dan die vieze ntv [naam] . Of niet [bijnaam] ?
Verdachte: ik hoor je volledig man.
[medeverdachte 1] : vandaag moet die mongool extra ntv gratis doen, hij heeft 3 ji fon opgemaakt.
Verdachte: ja moet net zo als eggie fon regeling gooien op hem.
[medeverdachte 1] : hoe meer hij opmaakt hoe beter ik het vind. Dan laat ik hem de hele dag gratis djoenen fon (opm. verb. Djoenen is straattaal voor werken). [27]
Tussenconclusie
Op grond van deze gesprekken en de verklaring van [medeverdachte 2] concludeert de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 1] samen bezig waren met het regelen van derden, waaronder ‘ [naam] ’ en [medeverdachte 2] , die drugs voor hen konden gaan halen (‘niet gelukt’), wegbrengen en verkopen. Dat dit ook doorging gedurende de detentie van verdachte blijkt uit de gesprekken in die periode waarin het gaat over dat verdachte binnen mensen heeft zitten die interesse hebben, waaronder een ‘ [bijnaam] ’ uit Zutphen, dat die ‘ [bijnaam] ’ een goede soldaat is, dat [naam] meer soldaat is dan [naam] - waarvan reeds is vastgesteld dat hij drugs voor verdachte en [medeverdachte 1] wegbracht -, dat [naam] ontslag heeft gekregen en dat je zelf het hardste rent. Ook stuurt verdachte in deze gesprekken [medeverdachte 1] aan, door onder andere hem op te dragen nieuwe mensen (zoals ‘ [bijnaam] ’) een paar dagen te testen en naar het buitengebied te sturen. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte en [medeverdachte 1] hun ‘personeel’ bespreken en dat zij samen een koers bepalen in hoe zij hun handel zo goed en efficiënt mogelijk willen laten voortduren.
Regelen van woningen
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de woningen van getuigen [getuige 4] , [contactpersoon] , [getuige 5] , [getuige 6] en [slachtoffer] drugs heeft bereid en verwerkt. Hij deed dit ongeveer één keer in de drie á vier weken. [28] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat in elk geval [contactpersoon] , [getuige 4] en [getuige 5] ook een vergoeding kregen voor het ter beschikking stellen van hun woningen. [29]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vaak bij haar over de vloer kwam met vrienden. Hij maakte weleens drugs bij haar. Het werd bij haar gemalen en er werden pakketjes gemaakt. Hij ging ook weleens cocaïne uitkoken, ze maakten daar dan Borie van. Zij heeft al vaker klappen gehad van [medeverdachte 1] . Hij dreigde haar altijd te gaan slaan als zij hem tegensprak. [30] Ook getuige [getuige 6] verklaart dat hij weleens klappen heeft gehad van [bijnaam] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ). Hij deed dat samen met [Verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte). [31] Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] zijn dealer was. Hij kwam steeds bij hem langs samen met zijn vrienden. Ze kookten drugs uit bij [getuige 5] . [getuige 5] kreeg daar zo’n 20 á 40 euro in drugs voor terug. [medeverdachte 1] heeft hem ook bedreigd. [32] Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij drugs en boodschappen krijgt van
[medeverdachte 2] en een persoon die zich ‘ [bijnaam] ’ (fonetisch) noemt en in ruil daarvoor mogen zij gebruik maken van zijn woning. De drugs worden volgens [getuige 4] door ‘ [bijnaam] ’ 3 tot 5 maal per week naar zijn woning gebracht en daar uitgekookt, ingepakt en vervoerd. Per keer zou [bijnaam] brokjes cocaïne van 250-300 gram meebrengen naar het huis van [getuige 4] . [33] Volgens de politie kan de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ gekoppeld worden aan medeverdachte [medeverdachte 1] . [34] [medeverdachte 2] is de voornaam van medeverdachte [medeverdachte 2] .
In een gesprek op 12 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : we zitten bij [bijnaam] (FON) hierzo [bijnaam] (FON) naast me [naam] (FON) en [naam] (FON)
Verdachte: doe ze maar de groetjes
[medeverdachte 1] : jullie krijgen de groeten van [naam] (FON)
[medeverdachte 1] : ey [naam] kijk eens wat die [naam] wilt hij wou daar straks wat hebben
(…)
[medeverdachte 1] : kanker [bijnaam] jonge hij heeft [bijnaam] gebost paar dagen terug, weet ik veel [bijnaam] moest hem nog, NVT, toen had die hem geklapt en die [bijnaam] wou hem al niet binnen hebben toch. NVT, maar [bijnaam] heeft nog iemand geroep nu, NVT, die bende is al kanker druk.
Verdachte: ja, maar heeft die een beetje gefikst
[medeverdachte 1] : wat gefikst
Verdachte: gewoon zijn osso (FON) heeft die al überhaupt nu
[medeverdachte 1] : jajaja zeker en die (NTV) zit nu bij [getuige 3] , zij (NTV) gekke shit. Ik heb goed gemaakt met die kanker hoer.
Verdachte: ja? beetje goed gemaakt met haar
[medeverdachte 1] : jajoh, (NTV), zij heeft verbod zij mag niet meer bij kopen, (NTV), ik wil je niet meer helpen.
Verdachte: jawel man. [35]
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat [bijnaam] , te weten [medeverdachte 2] , de woning van ‘ [bijnaam] ’ heeft geregeld waar zowel hij als [naam] , [getuige 6] en [naam] op het moment van het gesprek verblijven. Uit de verklaring van [getuige 5] blijkt dat zijn woning werd gebruikt om drugs uit te koken door verdachte en zijn vrienden. De rechtbank gaat er aldus – net als het onderzoeksteam [36] - vanuit dat met ‘ [bijnaam] ’ [getuige 5] wordt bedoeld.
In een gesprek van 14 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] zegt ik ging gisteren [naam] prikken, ik kreeg gelijk flashbacks. Toen we daar de laatste keer daar vandaan kanker faya waren, broer het liep niet goed af Ntv.
Verdachte zegt ik denk dat we moeten stallen bij haar osso. Het was sowieso beetje chaos.
[medeverdachte 1] praat onverstaanbaar ntv als ze die [naam] niet hadden gevonden en over het afnemen van een blaastest waardoor hij toch de lul was. [37]
De rechtbank concludeert dat verdachte en [medeverdachte 1] bespreken dat ze de woning van [naam] willen gebruiken om hun drugs daar op te slaan.
Tussenconclusie
Gelet op de hiervoor genoemde gesprekken, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2] de woning van [getuige 5] heeft geregeld zodat daar drugs bereid en verwerkt konden worden. Uit het gesprek en de verklaringen van zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] en de getuigen, blijkt dat verdachte steeds geïnformeerd werd over de woningen waar drugs bereid en verwerkt werden, dat de gang van zaken te dien aanzien met hem geëvalueerd werd en dat samen met hem vervolgstappen besproken werden. De rechtbank leidt daaruit af dat deze woningen onder leiding van verdachte en [medeverdachte 1] werden geregeld. De gebruikers van de woningen stelden hun woning niet vrijwillig ter beschikking maar onder bedreigingen en geweld.
Observaties
Op 16, 19 en 20 augustus 2024 zijn observaties uitgevoerd op verdachte en [medeverdachte 1] . Uit deze observaties bleek dat zij tijdens diverse routes korte ontmoetingen hadden met onbekend gebleven personen en dat er diverse locaties werden aangedaan. In de observaties kwamen onder meer de [adres] , de woning van [getuige 5] , en de [adres] , de woning van [contactpersoon] , naar voren. [38]
Dit werd ook gezien tijdens de observaties van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 28 augustus 2024 en 9 oktober 2024. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maakten verscheidene kortdurende stops op verschillende adressen en zij hadden daarbij ook kortdurende contacten met onbekend gebleven personen. [39]
De rechtbank concludeert dat uit de observaties van vóór de detentieperiode van verdachte naar voren komt dat hij en [medeverdachte 1] samen drugs wegbrachten. Nadat verdachte gedetineerd raakte, nam [medeverdachte 2] zijn rol over.
[medeverdachte 2] als doorgeefluik tijdens de detentie van verdachte
In een gesprek op 3 september 2024 tussen verdachte en het telefoonnummer eindigend op [nummer] , van medeverdachte [medeverdachte 2] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte vraagt spreek je die [bijnaam] ntv?
[medeverdachte 2] zegt nee man ntv wollah, heb jij hem nog gesproken?
Verdachte vraagt of [medeverdachte 2] die [bijnaam] spreekt.
[medeverdachte 2] zegt nee man.
Verdachte zegt kan jij hem niet ntv
[medeverdachte 2] vraagt heb jij hem nog gesproken?
Verdachte zegt vraag maar waar hij uithangt en dat [Verdachte] hem probeert te bereiken.
(…)
Verdachte zegt probeer zijn nummer voor mij te regelen.
[medeverdachte 2] zegt ik ga regelen
Verdachte zegt alle nummers die je nu hebt zijn dood of je moet het even aan [naam] of [naam] vragen, effe zijn nummer
[medeverdachte 2] zegt ik ga het aan [naam] vragen
Verdachte zegt is ook goed, [naam] , [naam] , [naam] je weet toch. Eén van hun. [40]
In een gesprek van 4 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 2] is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte zegt ik bel jou kanker 4 dagen, dit telefoonnummer is niet beschikbaar. Ik denk of jij bent gefauwed fon of jij hebt problemen of jij hebt mij gewoon in m'n kont geneukt.
[medeverdachte 2] zegt dat waren allemaal niet, ik heb andere noemerendi fon wollah.
Opm. verb, mannen praten door elkaar
Verdachte zegt stuur naar hem dan kan hij weer doorsturen naar mij.
[medeverdachte 2] zegt ik was vergeten om te zeggen.
(…)
[medeverdachte 2] zegt dat heb ik ook gedaan. Gisteren of eergisteren ik kwam hem tegen toch. Ntv Ik zeg broer [naam] wil je nummer toch? Je weet toch, hij wil je gewoon spreken snap je? Hij zeg stuur die nummer maar ntv. Hij zegt maar ik geef je andere nummer en nog steeds heb ik niks gehoord toch. Hij is bang van contactverbod dat ie zo ook naar binnen gaat.
Verdachte zegt hij moet niet zo dipen. Kijk ntv, zeg tegen hem kijk naar wat ik heb verklaard. Hij moet niet zo dipen.
[medeverdachte 2] zegt ik heb één nummer van hem, als je wilt geef ik nu gelijk.
Verdachte vraagt doe ook gelijk [naam] fon nummer voor mij.
[medeverdachte 2] zegt [bijnaam] 06- Heb je papier en pen?
Opm. verb. Nn man [nummer] geeft het nummer [telefoonnummer] .
Verdachte vraagt dat is van die [bijnaam] toch?
[medeverdachte 2] zegt ja man, dat is die [bijnaam] . [41]
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat [medeverdachte 2] een telefoonnummer van [medeverdachte 1] doorgeeft aan verdachte, omdat hij hem wil spreken. Hij fungeert in deze dus als doorgeefluik van verdachte die gedetineerd zit.
Het storten van crimineel geld
In een gesprek op 27 september 2024 tussen verdachte en [medeverdachte 1] , is onder meer het volgende gezegd:
Verdachte vraagt hierna of het nog gelukt was. [medeverdachte 1] vraagt hierop met wat? Verdachte zegt hierna met dat storten.
[medeverdachte 1] : Ik heb niet meer gekeken man, ik heb nu pap op [naam] zijn rekening, als ik vanavond NTV ben, ga ik het via zijn rekening storten
Verdachte: Als je kan, dat zou fijn zijn man
[medeverdachte 1] : Heb je nodig?
Verdachte: Ja, man
[medeverdachte 1] : Dan vanavond garantie dat het erop staat. Hoeveel heb je nodig?
Verdachte: Ja, ik weet niet, stort gewoon wat je wou storten
Gesprek gaat hierna verder, waarbij verdachte zegt dat tot een barkie kan. [Verdachte] zegt dat hij geen volledige barkie nodig heeft.
[medeverdachte 1] zegt dat het er vanavond op zal staan omdat de vriendin van [Verdachte] de gegevens gestuurd heeft. Beide mannen bespreken hierna waarom het niet gelukt is met de app, en hebben het nog even over het telio-nummer en waar dat staat. [42]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij middels betaalverzoeken geld op de rekening van [naam] [contactpersoon] liet storten. Deze betaalverzoeken werden verzonden via de Iphone 8, waarvan reeds is vastgesteld dat deze enkel bedoeld was voor het faciliteren van de criminele activiteiten van verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het in dit gesprek gaat om geld dat met de drugshandel is verdiend. Dit geld wordt vervolgens door [medeverdachte 1] overgemaakt op de rekening van verdachte in de PI.
Het bespreken van het uitkoken van drugs
In een gesprek op 28 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : Ja ik ga van te voren dit keer echt nieuwe kleren aantrekken, niet dat er weer een vieze geur op zit.
Verdachte: Tantoe (fon) vorige keer jongen..
[medeverdachte 1] : Kankerhond.. Broer ik had niet eens ntv gerookt.
Verdachte: Ja ik weet, maarja, waarschijnlijk je hebt gekookt die avond ervoor toch?
[medeverdachte 1] : Geen idee wollah. Laatje weten als die bankoe erop staat?
Verdachte: Ik zie dat pas maandag ofzo.
[medeverdachte 1] : Aah ik heb een nieuwe clanny (fon) erbij.
Verdachte: Lekker man, waar?
[medeverdachte 1] : Onder [naam] , die kocht mijn wierie daarzo toch. [43]
Medeverdachte [medeverdachte 1] is trouw aan verdachte
In een gesprek op 11 september 2024 tussen [medeverdachte 1] en verdachte, is onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 1] : weet je wie ik een pak rammel heb gegeven?
Verdachte: wat
[medeverdachte 1] : weet je wel wie een pak rammel heeft gekregen?
Verdachte: nee
[medeverdachte 1] : degene die jou heeft genaaid
Verdachte: van wie?
[medeverdachte 1] : van mij
Verdachte: jij bent een kanker g. [44]
Conclusie rechtbank
De rechtbank oordeelt dat in de periode vanaf 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 sprake is van een gestructureerde samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dit oordeel is gebaseerd op grond van al het voorgaande, maar in het bijzonder op grond van de vaststellingen dat:
  • verdachte en [medeverdachte 1] samen gebruik maakten van de Iphone 8, waarmee hun drugshandel werd gefaciliteerd;
  • [medeverdachte 1] andermans rekeningen gebruikte om het drugsgeld op te storten, waaronder de rekening van [contactpersoon] ;
  • er anderen, zoals [medeverdachte 2] en [naam] , door verdachte en [medeverdachte 1] werden ingezet om drugs weg te brengen en/ of te verwerven;
  • verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] woningen van anderen regelden waarin de drugs konden worden bereid, verwerkt en/of opgeslagen;
  • deze bewoners hun woningen beschikbaar stelden onder bedreiging en geweld door verdachte en [medeverdachte 1] ;
  • [medeverdachte 2] fungeerde als doorgeefluik tussen verdachte en [medeverdachte 1] , toen laatstgenoemde gedetineerd zat;
  • verdachte en [medeverdachte 1] spraken over degenen die drugs voor hen bezorgden, in het bijzonder over hun functioneren en eventueel ontslag en er gebieden werden besproken waar gedeald zou moeten worden;
  • verdachte en [medeverdachte 1] vóór de detentieperiode van verdachte samen drugs wegbrachten en [medeverdachte 2] deze rol overnam op het moment dat verdachte gedetineerd raakte;
  • verdachte vanuit de gevangenis ook mensen regelde die drugs voor hen konden wegbrengen;
  • [medeverdachte 1] drugsgeld op de gevangenisrekening van verdachte stortte;
  • het uitkoken van drugs tussen verdachte en [medeverdachte 1] werd besproken toen verdachte gedetineerd zat,
  • [medeverdachte 1] iemand in elkaar heeft geslagen, omdat diegene verdachte ‘genaaid’ had.
Het oogmerk van deze organisatie was erop gericht om misdrijven te plegen als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a van de Opiumwet. Alle verdachten in deze organisatie hebben in het verband van de organisatie geparticipeerd. Verdachte en [medeverdachte 1] door het leiden van de organisatie en het inkopen, bereiden en verkopen van drugs, het regelen van klanten, het regelen van woningen waar drugs konden worden uitgekookt en/of opgeslagen en het regelen van mensen die op een efficiënte wijze de drugs voor hen gingen bezorgen. [medeverdachte 2] droeg bij aan de organisatie door de drugs, alleen of samen met bijvoorbeeld [medeverdachte 1] te vervoeren en bezorgen, ervoor te zorgen dat het contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] in stand bleef en een woning te regelen waar de drugs konden worden uitgekookt. Er was sprake van een onderlinge verdeling van werkzaamheden met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie, namelijk: het in stand houden en het voortzetten van de drugshandel.
Dat deze samenwerking ook duurzaam was blijkt onder meer uit de intensiteit van de contacten in en de duur van de bewezenverklaarde periode (ongeveer 14 maanden) en de inhoud van de tapgesprekken waaruit ook de eerder omschreven rolverdeling blijkt. De inhoud van de gesprekken duidt niet op eenmalig of vluchtig contact. Daarnaast blijkt uit de tapgesprekken dat de gesprekspartners steeds beschikken over achtergrondinformatie om gericht vragen te kunnen stellen over de feitelijke situatie. De rechtbank maakt hieruit op dat de verdachten elkaar kenden, dat ze al langere tijd bezig waren met de drugshandel en dat duidelijk was wie waarvoor verantwoordelijk was.
Verdachte wist dat de organisatie het plegen van misdrijven in zijn algemeenheid tot oogmerk had. Bovendien leverde verdachte gedurende de gehele bewezenverklaarde periode (14 maanden) zijn bijdrage aan de organisatie en was zijn bijdrage behoorlijk intensief doordat hij zich met elk aspect van de organisatie heeft bemoeid.
Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat het samenwerkingsverband als een organisatie kan worden aangemerkt met een gestructureerd en duurzaam karakter. Deze organisatie had als oogmerk het bereiden en/of verwerken en verpakken van (onder andere) (base)coke en de verkoop van deze en (zoals onder de bewezenverklaring van feit 2 volgt:) andere drugs om hiermee zichzelf te bevoordelen. De bijdrage die alle verdachten leverden is naar het oordeel van de rechtbank ook van voldoende intensiteit en duur om hen zodoende aan te merken als deelnemer van de organisatie.
Bewezenverklaring
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er in de periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 sprake was van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet en artikel 10a van de Opiumwet, waar verdachte in die gehele periode onderdeel van uitmaakte.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feiten 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en
/ofDoetinchem en
/ofDoesburg en
/ofApeldoorn en
/ofGrave,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)
opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en
/ofeen hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en
/ofeen hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde cocaïne en
/ofamfetamine en
/ofMDMA
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 7 oktober 2023 tot en met 17 december 2024 te Dieren en
/ofGrave,
althans in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere)
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en
/of11a Opiumwet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde en vijfde lid en 11a van de Opiumwet
De rechtbank overweegt ambtshalve dat zich geen eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht tussen feit 2 en feit 3 voordoet. Van een dergelijke samenloop is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
Voor feit 2 en feit 3 heeft de rechtbank weliswaar overwegend (en voor de periode van 24 augustus 2024 tot en met 17 december 2024 geheel) dezelfde bewijsmiddelen gebezigd, maar de rechtbank is van oordeel dat feit 2 en feit 3 verschillende verwijten opleveren omdat de strekking van de desbetreffende strafbepalingen meer dan enigszins uiteenloopt. Feit 2 ziet in essentie op bescherming van de volksgezondheid, terwijl feit 3 ziet op bescherming van de openbare orde. De rechtbank is daarom uitgegaan van meerdaadse samenloop tussen feit 2 en feit 3.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van zeer ernstige feiten, waaronder een brandstichting waardoor de woning van aangever [slachtoffer] onbewoonbaar is verklaard en hij slechts ternauwernood kon ontsnappen. Daarnaast heeft verdachte zich ruim één jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van dealen van harddrugs en het deelnemen aan een criminele organisatie met het oog hierop. Ten aanzien van de persoon van verdachte is sprake van een hoog recidiverisico op het gebied van Opiumwetdelicten. De reclassering ziet geen mogelijkheden om deze risico’s te beperken en er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de eis moet worden gematigd tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Enkel feit 2 kan worden bewezen en daarbij is sprake van een kortere periode dan ten laste is gelegd. Gelet op de richtlijnen is een gevangenisstraf voor ten hoogste de duur van de voorlopige hechtenis passend en moet de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering zo snel mogelijk worden opgeheven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het dealen en bereiden van harddrugs en het medeplegen van drugshandel. De criminele organisatie hield zich bezig met het dealen van met name cocaïne. Gedurende ruim één jaar was sprake van een goed georganiseerde organisatie, waarin onder meer mensen voor verdachte en [medeverdachte 1] werkten, rekeningen van anderen werden gebruikt voor drugsbetalingen, door hen en [medeverdachte 2] dikwijls onder dwang en bedreiging huizen van drugsgebruikers werden geregeld waar de harddrugs konden worden uitgekookt in ruil voor een (geringe) betaling of de verstrekking van gratis drugs en waar middels één drugstelefoon door verdachte en [medeverdachte 1] klanten werden geïnformeerd en afspraken met hen werden gemaakt. Verdachte had een grote rol in deze organisatie en was operationeel bij elk onderdeel ervan betrokken.
Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid omdat deze middelen sterk verslavend werken. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Ook gaat de handel in en het bezit van dergelijke middelen meestal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten.
Verdachte heeft op al deze gevolgen geen acht geslagen en slechts gehandeld uit winstbejag.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte is al eerder veroordeeld voor feiten uit de Opiumwet en liep nog in een proeftijd voor onder meer een veroordeling voor dergelijke feiten. Op 19 februari 2025 heeft de reclassering een rapport over hem uitgebracht. De reclassering ziet een hoog recidiverisico, zonder interventiemogelijkheden om dit recidiverisico te verminderen.
De op te leggen straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmodaliteit rekening met de ernst van het feit, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank acht minder feiten bewezen dan de officier van justitie en dat verklaart waarom haar straf aanzienlijk lager is dan de eis van de officier van justitie. Daarnaast betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, gepleegd binnen de tenlastegelegde periode. Artikel 63 Sr is dus van toepassing.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 74.231,71 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu verdachte van het feit waar de vordering op ziet moet worden vrijgesproken.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor de brandstichting. De vordering van de benadeelde partij ziet op die brandstichting. Dat betekent dat er geen grond is voor het toewijzen van de schadevergoeding ten aanzien van verdachte. De rechtbank verklaart benadeelde dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05.270691.24)

De politierechter heeft verdachte op 11 september 2024 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte na het onherroepelijk worden van de vordering tenuitvoerlegging nog strafbare feiten heeft gepleegd. Immers zat hij op dat moment al gedetineerd. Subsidiair moet de proeftijd van de vordering tenuitvoerlegging worden verlengd.
De rechtbank overweegt dat bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, ook na en vanuit detentie. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 11 b en 13a van de Opiumwet.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 11 september 2024 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 3 maanden (parketnummer 05.270691.24).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M. Rietveld en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van Districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4R024001 / Amsterdam, gesloten op 25 april 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025.
3.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [getuige 3] , p. 420.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 487 - 489.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 489.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 476 t/m p. 486 en 502.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 460.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 501.
10.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 43 van zijn PD.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 490, 491 en 498.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 523.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 875 en 876.
14.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 888 en 889 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 38 van zijn PD.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 215 en 216.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43 van zijn PD.
18.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
19.Het tapgesprek van 28 september 2024, p. 784 t/m 786.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, 878.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 691.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 695.
23.Het tapgesprek van 13 september 2024, p. 696 en 697.
24.Het tapgesprek van 14 september 2024, p. 700.
25.Het tapgesprek van 19 september 2024, p. 702 en 703.
26.Het tapgesprek van 19 september 2024, p. 702 en 703.
27.Het tapgesprek van 20 september 2024, p. 819 t/m 820.
28.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43 van zijn PD.
29.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 38 van zijn PD.
30.Het proces-verbaal van aangifte door [getuige 3] , p. 420.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 296.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 402 en 403.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 665 en 666.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 665.
35.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 692 en 693.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 698.
37.Het tapgesprek van 14 september 2024, p. 700.
38.Het proces-verbaal bevindingen, p. 461, 463 en 473.
39.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 550, 556 en 559.
40.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 685 en 686.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 688.
42.Het tapgesprek van 27 september 2024, p. 708.
43.Het tapgesprek van 28 september 2024, p. 784 t/m 786.
44.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 690 en 691.