ECLI:NL:RBGEL:2025:1049

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
ARN 24-3614
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor een dakopbouw in Arnhem

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen een omgevingsvergunning voor een dakopbouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem op 12 december 2023 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de activiteit 'bouwen', die past binnen het bestemmingsplan 'Zwaluwstraat'. Eiseres, die tegenover het bouwplan woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij meent dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat er geen sprake is van een architectonische eenheid. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen hiermee instemden.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de omgevingsvergunning terecht is verleend. De rechtbank legt uit dat bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' niet alleen naar de redelijke eisen van welstand, maar ook naar het bestemmingsplan en de Bouwverordening gekeken moet worden. Eiseres heeft aangevoerd dat de dakopbouw niet voldoet aan de architectonische eenheid, maar de rechtbank oordeelt dat het college dit aspect voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank wijst erop dat de aangevraagde dakopbouw voldoet aan de maximale bouwhoogte en dat er al een vergelijkbare dakopbouw aanwezig is in de buurt, wat bijdraagt aan de architectonische eenheid.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de omgevingsvergunning voor de dakopbouw in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M. Duifhuizen, met griffier I.M. Stroink aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/3614

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. drs. J.M. Lammers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, het college

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een omgevingsvergunning voor een dakopbouw.
1.1.
Met de beslissing op bezwaar van 25 april 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaken niet behandeld op een zitting. [1]

Waar gaat deze zaak over?

2. Derde-partij heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een dakopbouw op zijn woning op het adres [locatie] in [plaats]. Eiseres woont tegenover het aangevraagde bouwplan en heeft hier zicht op.
2.1.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Zwaluwstraat” en de bestemming is “Woondoeleinden” [2] . Daarnaast gelden de facetplannen “Woningsplitsing” en “Parkeren”.
2.2.
Het college heeft de omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” verleend bij besluit van 12 december 2023, omdat deze past in het bestemmingsplan, voldoet aan de redelijke eisen van welstand, en het aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de Bouwverordening en het Bouwbesluit 2012.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning voor de dakopbouw. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wijze van beoordelen
5. Bij een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” wordt op grond van artikel 2.10 van de Wabo getoetst aan het Bouwbesluit, de Bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Als het bouwplan aan deze onderdelen voldoet, dan moet het college de omgevingsvergunning verlenen. Een belangenafweging of een toets aan de goede ruimtelijke ordening vindt dan niet plaats. Een dergelijke toets is wel nodig als een bouwplan wordt vergund dat in strijd is met het bestemmingsplan.
Is er strijd met het bestemmingsplan?
6. Eiseres voert aan dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens eiseres is er geen sprake van een architectonische eenheid en heeft het college de omgevingsvergunning op dit onderdeel onvoldoende gemotiveerd. Het bestemmingsplan reguleert de bouwhoogte met percentages. Hoe deze percentages invulling krijgen is niet stedenbouwkundig gereguleerd, behalve dat er sprake dient te zijn van een architectonische eenheid. Dit ziet volgens eiseres niet alleen op de detaillering maar ook op een stedenbouwkundige afweging. Eiseres wijst hierbij op de aanhef van artikel 2.1.2, onder c, van het bestemmingsplan dat luidt “stedenbouwkundige regels”. Het college heeft daarom onterecht de dakopbouw gelijkgesteld aan de detaillering van de bestaande bouwmassa, wat niet logisch is omdat de bouwmassa juist verandert door de dakopbouw. Ter onderbouwing van haar betoog heeft eiseres bij haar bezwaarschrift een rapport van [architectenbureau] overgelegd. In dit rapport is het standpunt van eiseres aan de hand van 3D-beelden inzichtelijk gemaakt.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het bouwplan past in het bestemmingsplan. Artikel 2.1.2, onder b, van het bestemmingsplan ziet op de te realiseren bouwmassa’s en niet op detailleringen van deze bouwmassa’s. Ter onderbouwing verwijst het college naar de toelichting van het bestemmingsplan [3] waaruit blijkt dat artikel 2.1.2, onder c, van het bestemmingsplan ziet op de grote bebouwing. Over detailleringen wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan niet gesproken. Daarnaast benadrukt het college dat de optie voor de dakopbouw al bij de eerste ontwikkeling en verkoop aanwezig was. Er zijn bovendien toen al dakopbouwen gerealiseerd. Verder verwijst het college in dit kader naar het positieve welstandsadvies. Binnen de lichte toets [4] die hierbij is uitgevoerd is expliciet getoetst aan bestaande gebouwvorm en architectuur, waardoor hiermee ook een positief oordeel over de architectonische eenheid is gegeven. Tenslotte verwijst het college naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [5] over een dakopbouw op een woning in een bouwblok die als architectonische eenheid wordt beschouwd.
6.2.
In artikel 2.1.2 onder b van het bestemmingsplan staat:
“In het bestemmingsplan gelden de volgende regels met betrekking tot de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage:
Maximaal 100% (9000 m2) van deze gronden mag worden bebouwd tot een maximum bouwhoogte van 3 meter;
Maximaal 36% (3240 m2) van deze gronden mag worden bebouwd tot een maximum bouwhoogte van 15 meter;
Maximaal 9% (810 m2) van deze gronden mag worden bebouwd tot een maximum bouwhoogte van 18 meter.”
In artikel 2.1.2 onder c van het bestemmingsplan staat:
“Voorts gelden de volgende stedenbouwkundige regels:
De bebouwing zal worden vormgegeven als architectonische eenheid, al dan niet samengesteld uit meerdere samenhangende bouwmassa’s”
[…].”
6.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals eiseres terecht opmerkt, is in het bestemmingsplan niet gereguleerd hoe de percentages als genoemd in artikel 2.1.2, onder b, van het bestemmingsplan invulling krijgen, behalve dat sprake moet zijn van een architectonische eenheid zoals bedoeld in artikel 2.1.2, onder c, van het bestemmingsplan. De aangevraagde dakopbouw voldoet aan de maximale bouwhoogte als bedoeld in artikel 2.1.2, onder b, van het bestemmingsplan. In dit geval is reeds eenzelfde dakopbouw aanwezig op het adres Groot Vijverdal 13. Deze dakopbouw is ontworpen door de oorspronkelijke architect en gelijktijdig met de nieuwbouw gerealiseerd en kan dus worden aangemerkt als zogenaamde trendsetter. De aangevraagde dakopbouw wordt op exact dezelfde manier gemaakt en gematerialiseerd, compleet met hetzelfde hekje, dakrand, gevelindeling en in dezelfde kleurstelling. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een architectonische eenheid als bedoeld in het bestemmingsplan. Het college heeft dus terecht overwogen dat het bouwplan in het bestemmingsplan past. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Uit het voorgaande volgt dat de omgevingsvergunning binnen het bestemmingsplan past. Er is niet gesteld dat er andere weigeringsgronden in de weg staan aan verlening van de vergunning. Er is daarom sprake van een gebonden beschikking. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning moest verlenen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor de dakopbouw in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Bestemmingsplan “Zwaluwstraat”, artikel 2.1.
3.Bestemmingsplan “Zwaluwstraat”, Toelichting, paragraaf 4.2.1. Randvoorwaarden voor stedenbouw en architectuur.
4.Hoofdstuk 2.6 van de Welstandsnota 2015.