ECLI:NL:RBGEL:2025:10359

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
221701
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een omgebouwd alarmpistool en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 25 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een omgebouwd alarmpistool. De verdachte, geboren in 1994 in Somalië en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Sahin. De zaak kwam voort uit een incident op 8 augustus 2025 in Nijmegen, waar de verdachte de aangever heeft bedreigd met een vuurwapen, dat later bleek te zijn omgebouwd van een alarmpistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie, om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met een vuurwapen ernstige gevolgen heeft voor de veiligheid en het gevoel van onveiligheid in de samenleving. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk de eis van de officier van justitie gehonoreerd en de verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast werd het in beslag genomen alarmpistool en de munitie onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05-221701-25
Datum uitspraak : 25 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] .
Raadsvrouw: mr. A. Sahin, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2025 te Nijmegen
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan
die [slachtoffer] te richten en/of te tonen, althans een vuurwapen, althans
op een vuurwapen gelijkend voorwerp (duidelijk) zichtbaar aanwezig te
hebben voor die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) met een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer] af te lopen en/of te rennen;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2025 te Nijmegen
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een getransformeerd alarmpistool, geen merkopschrift (van vermoedelijk het merk: Bruni, type: Minigap), kaliber 9 mm knal
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 8 augustus 2025 te Nijmegen
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
twee, getransfomeerde kogelpatronen van het kaliber 9x17mm
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde richten van het vuurwapen op aangever [slachtoffer] . Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
Aanvullende bewijsoverweging
Anders dan de raadvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte het wapen heeft gericht tegen aangever [slachtoffer] . Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de hierboven opgesomde aangifte en de verklaring van getuige [getuige 1] volgt dat twee personen, los van elkaar, hebben waargenomen dat verdachte het wapen op [slachtoffer] gericht heeft. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het wapen heeft gericht.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 30;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 96 en 97;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
Feit 3
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 30;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 97;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks8 augustus 2025 te Nijmegen
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- een vuurwapen,
althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp,op
/aan
die [slachtoffer] te richten en
/ofte tonen
, althans een vuurwapen, althans
op een vuurwapen gelijkend voorwerp (duidelijk) zichtbaar aanwezig te
hebben voor die [slachtoffer]en
/of
-
(vervolgens
)met een vuurwapen,
althans op een vuurwapen gelijkend
voorwerp,op die [slachtoffer] af te lopen en/of te rennen;
2.
hij op
of omstreeks8 augustus 2025 te Nijmegen
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een getransformeerd alarmpistool, geen merkopschrift (van vermoedelijk het merk: Bruni, type: Minigap), kaliber 9 mm knal
zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks8 augustus 2025 te Nijmegen
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
twee, getransfomeerde kogelpatronen van het kaliber 9x17mm
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft aangevoerd dat verdachte voornemens is om zich in te zetten om zijn situatie te verbeteren en zijn leven weer op de rit te krijgen. De raadsvrouw verzoekt in dat licht om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uur. Met de uitvoering van een taakstraf zal verdachte structuur krijgen en daarmee een kans om zijn leven weer in goede banen te leiden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van dat vuurwapen met bijbehorende munitie. De bedreiging vond plaats op klaarlichte dag in het centrum van Nijmegen. De bedreiging met een vuurwapen moet voor de aangever beangstigend zijn geweest. Bovendien kan het voorhanden hebben van een wapen leiden tot levensgevaarlijke situaties, ook voor omstanders. Dit soort feiten brengen dan ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. Daarenboven volgde verdachte de aanwijzingen van de politie niet op toen die hem probeerde aan te houden. De politie zag zich genoodzaakt twee waarschuwingsschoten te lossen en had bovendien een taser nodig om verdachte daadwerkelijk te kunnen aanhouden. Ook dit gebeurde ’s ochtends in het centrum van Nijmegen. De rechtbank neemt verdachte dit gedrag kwalijk.
Persoon verdachte
Uit de justitiële documentatie van 13 oktober 2025 blijkt dat verdachte al eerder veroordeeld en bestraft is voor bedreiging en verboden wapenbezit. Die veroordelingen hebben er kennelijk niet voor kunnen zorgen dat verdachte afziet van het plegen van strafbare feiten. Het feit dat verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep, neemt de rechtbank tevens mee in haar beoordeling.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen het reclasseringsadvies van 26 oktober 2025. Daaruit komt naar voren dat verdachte niet meewerkt aan reclasseringscontacten. De reclassering schat in dat er bij betrokkene geen basis aanwezig is om een samenwerkingsrelatie, gericht op risicomanagement en gedragsbeïnvloeding, op te bouwen. Het recidiverisico, het risico op letsel en het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert bij veroordeling om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Een taakstraf zou volgens de reclassering het risico met zich meebrengen dat verdachte deze niet of niet in zijn geheel zou uitvoeren, nu dit in het verleden twee keer eerder is voorgekomen.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft voor de strafoplegging aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten. In de LOVS-oriëntatiepunten wordt bij soortgelijke zaken uitgegaan van 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij bedreiging met het tonen van een (nep)vuurwapen en van 8 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij het voorhanden hebben van een pistool zoals benoemd in categorie III Wet Wapens en Munitie.
Alles afwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een andere strafmodaliteit doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden gebleken die dit in dit geval anders zouden moeten maken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een vuurwapen (omgebouwd alarmpistool) en munitie (twee kogelpatronen) in beslag genomen. De rechtbank beslist dat deze goederen worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-368238-24)

De politierechter van de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 4 december 2024 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorbracht, bij de uitvoering van de opgelegde straf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen alarmpistool en munitie (twee kogelpatronen);
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 4 december 2025 door de politierechter van deze rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van één maand (parketnummer 05-368238-24).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.A. van der Veeken (voorzitter), mr. C.H. van Breevoort en mr. J.S.W. Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van ’t Spijker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025377849, gesloten op 13 augustus 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.