ECLI:NL:RBGEL:2025:10241

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
170592-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige in de Rechtbank Gelderland

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak van de vordering tot verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een betrokkene, geboren in 2003. De rechtbank heeft eerder, op 2 augustus 2022, de PIJ-maatregel voorwaardelijk opgelegd na veroordeling voor meerdere misdrijven, waaronder afpersing en bedreiging. De PIJ-maatregel is op 1 november 2022 ten uitvoer gelegd en op 24 oktober 2023 door het gerechtshof bevestigd als onvoorwaardelijk. De officier van justitie heeft op 18 september 2025 een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met zestien maanden ingediend, waarop de rechtbank op 4 november 2025 heeft beslist. Tijdens de zitting is het standpunt van de officier van justitie gehoord, evenals dat van de betrokkene en zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters. De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) en de deskundige, dhr. D.D. Silva. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de betrokkene en de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft de maatregel verlengd met zestien maanden, met een einddatum van 2 maart 2028, onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Parketnummer : 05/170592-21
Datum uitspraak: 4 november 2025
Beslissing op de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken (ex artikel 6:2:22 jo 6:6:31 Wetboek van Strafvordering)
in de zaak van

de officier van justitie

tegen
[betrokkene](hierna: betrokkene), geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in Rijks Justitiële Jeugdinrichting (hierna: RJJI) [verblijfplaats] , [adres] , [postcode] in [plaats] .
Raadsman: mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat in Zeist.

De procedure

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij vonnis van 2 augustus 2022 aan betrokkene voorwaardelijk de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) opgelegd. Betrokkene is bij dit vonnis veroordeeld voor een afpersing in vereniging, vijfmaal een bedreiging, een vernieling en overtreding van artikel 27 Wet Wapens en Munitie. Bij beslissing van 1 november 2022 is de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel ten uitvoer gelegd. Het vonnis van de rechtbank is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd – met oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel – op 24 oktober 2023.
De termijn van de maatregel is ingegaan op 8 november 2023.
De officier van justitie heeft op 18 september 2025 de vordering ingediend tot verlenging van de PIJ-maatregel met zestien maanden.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder:
- het advies van RJJI [verblijfplaats] van 15 september 2025;
- een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene.
Tijdens de zitting van 4 november 2025 zijn gehoord:
- betrokkene;
- zijn raadsman
- de deskundige dhr. D.D. Silva .
- de officier van justitie.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de vordering toegelicht en heeft deze gehandhaafd.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Betrokkene begrijpt dat de RJJI om een verlenging van zestien maanden vraagt, maar wil zelf graag een iets kortere verlenging.

Het advies van RJJI [verblijfplaats]

Uit het adviesrapport van RJJI [verblijfplaats] en de toelichting van de deskundige komt,
zakelijk weergegeven, het volgende naar voren. De start van de PIJ-maatregel verliep moeizaam. Er waren veel incidenten en betrokkene wilde niet meewerken. Op enig moment kwam er een kantelpunt en vanaf toen liet betrokkene steeds meer behandelbereidheid zien. Ook de gestructureerde setting en de kaders die de RJJI aan betrokkene gaf in combinatie met de medicatie, bleken te werken. Inmiddels zijn meerdere interventies, zoals agressieregulatietraining, ingezet om het recidiverisico te verlagen. Betrokkene krijgt nu schematherapie. Ook is betrokkene zeer gemotiveerd om zich in te zetten voor onderwijs. Hij heeft een vmbo-tl diploma en diverse certificaten behaald en volgt nu havo-onderwijs. De RJJI is wel van mening dat nog intensieve behandeling noodzakelijk is om de kernproblematiek bij betrokkene verder aan te pakken. Nog niet alle risicofactoren zijn zodanig verlaagd dat er geen recidiverisico meer is. Daar is meer tijd voor nodig. Ook is tijd nodig voor het maken van de stap naar buiten waarbij de strakke kaders in de RJJI langzaamaan losgelaten zullen worden. Inmiddels gaat betrokkene met begeleid verlof en is onbegeleid verlof aangevraagd. Onbegeleid verlof zal waarschijnlijk vanaf december 2025 starten. Indien dat goed verloopt, kan gezocht worden naar een woonplek en dagbesteding buiten de RJJI. Ook is er inmiddels een reclasseringswerker gevonden, zodat het reclasseringscontact kan worden opgestart. Vanwege de stappen die nog gezet moeten worden (zowel gericht op de kernproblematiek van betrokkene, als de praktische zaken), vindt de RJJI een verlenging van zestien maanden nodig.

De beoordeling door de rechtbank

Voor een verlenging van de PIJ-maatregel is vereist dat:
- de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist;
- de verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene.
Op basis van het adviesrapport en de toelichting van de deskundige op zitting is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten voor een verlenging van de PIJ-maatregel is voldaan en dat verlenging van de PIJ-maatregel is geïndiceerd. De maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gevaar veroorzaakte voor personen. De rechtbank ziet en hoort dat betrokkene de afgelopen periode een grote positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, ondanks een lastige start in de RJJI. Betrokkene heeft, geholpen door de bejegening vanuit de RJJI, de knop weten om te zetten. Zowel betrokkene als de RJJI verdienen hiervoor een groot compliment. De kernproblematiek van betrokkene is echter nog onvoldoende behandeld en daarmee is de kans dat het opnieuw misgaat nog onvoldoende gedaald.
Dat ligt niet aan de inzet van betrokkene, maar de behandeling heeft nog meer tijd nodig. Daarom vindt de rechtbank dat verlenging van de maatregel in het belang is van de veiligheid van anderen en ook die van betrokkene, en ook is de verlenging in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene. De rechtbank ziet dat niet alleen betrokkene, maar ook de RJJI zich volledig inzet voor de behandeling en begeleiding. De rechtbank ziet daarom geen reden voor een toetsmoment of een kortere verlenging. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de RJJI zodra betrokkene daaraan toe is, start met het scholings- en trainingsprogramma (STP), hetgeen de laatste fase van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel betreft. Het is ook niet voor niets dat er vanuit de RJJI nu al contact met de reclassering gezocht.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de PIJ-maatregel conform het advies moet worden verlengd met een termijn van
zestien maanden.
Op grond van artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet de rechtbank in de beslissing tot verlenging van de maatregel aangeven wanneer de maatregel (na verlenging) onvoorwaardelijk eindigt. De maatregel begon op 8 november 2023 en eindigt zonder verlenging voorwaardelijk op 7 november 2025. De rechtbank verlengt de maatregel nu met zestien maanden. Als de maatregel daarna niet opnieuw wordt verlengd en zich geen situaties voordoen waardoor de termijn van de maatregel tijdelijk wordt stopgezet (bijvoorbeeld weglopen), eindigt de maatregel voorwaardelijk op 2 maart 2027 en onvoorwaardelijk op 2 maart 2028. De rechtbank merkt op dat zij bij de berekening van deze data heeft aangesloten bij artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht, waaruit volgt dat onder een maand wordt verstaan 30 dagen en dat zij zich bij die berekening heeft gebaseerd op de stukken die zich nu in het dossier bevinden.
De rechtbank neemt bij haar beslissing de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[betrokkene], voornoemd, voor een periode van
zestien maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.S.M. Bak, voorzitter en kinderrechter, mr. G.M.L. Tomassen en mr. E.M. van Poecke, als kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – van Grol, griffier, en uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2025.