ECLI:NL:RBGEL:2025:1011

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
428529
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij asbestverontreiniging in sloopovereenkomst

In deze zaak heeft eiser X een overeenkomst gesloten met gedaagde Y voor de sloop van agrarische gebouwen, waarbij X de vrijgekomen sloopmeters mocht gebruiken voor de bouw van een woning. De sloopwerkzaamheden werden stopgezet toen bleek dat er asbest onder de looppaden van de gebouwen aanwezig was, wat niet was vermeld in het asbestinventarisatierapport. X heeft zowel Y als Z, de adviseur van Y, aangesproken op de schade die hij heeft geleden door het niet informeren over de asbest. De rechtbank heeft de vorderingen van X tegen Y toegewezen, maar de vorderingen tegen Z afgewezen. Y had Z in vrijwaring opgeroepen, maar de rechtbank wees ook deze vorderingen af. De rechtbank oordeelde dat Y en Z onrechtmatig hebben gehandeld door de aanwezigheid van asbest te verzwijgen, maar dat de aansprakelijkheid van Y niet kan worden uitgesloten door de exoneratieclausule in de sloopovereenkomst. De rechtbank heeft de kosten van de asbestinventarisatie en verwijdering voor rekening van Y gesteld, onder de voorwaarde dat de gemeente de asbest moet laten verwijderen. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van X.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Vonnis van 5 februari 2025
in de hoofzaak met zaaknummer C/05/428529 / HZ ZA 23-428 van
[eis in conv],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. M.H.M. Deppenbroek,
tegen

1.[ged in conv sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. R. Struijk,
2.
[ged in conv sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
advocaat: mr. Y. Cenik,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/05/434327 / HZ ZA 24-122 van
[ged in conv sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. Y. Cenik,
tegen
[ged in conv sub 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. R. Struijk,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/05/434330 / HZ ZA 24-123 van
[ged in conv sub 1],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. R. Struijk,
tegen
[ged in conv sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. Y. Cenik.
Partijen zullen hierna [eis in conv] , [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] worden genoemd.

1.De procedure in zaak 23-248

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in zaak 24-122

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De procedure in zaak 24-123

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 juli 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024.
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De feiten in alle drie de zaken

4.1.
[ged in conv sub 1] is eigenaar van het perceel gelegen aan de [adres 1] . Op dat perceel exploiteerde [ged in conv sub 1] voorheen onder meer een varkenshouderij. De bedrijfsgebouwen hebben een oppervlakte van in totaal circa 830 m².
4.2.
Op grond van de ‘Rood-voor Rood-regeling’ (ook wel aangeduid als ‘Ruimte-voor-Ruimte-regeling’) is het mogelijk om agrarische gebouwen te slopen en daarvoor in de plaats bouwrechten te verkrijgen om op dezelfde locatie of elders een woning te bouwen.
4.3.
[ged in conv sub 1] is in januari 2019 in contact gekomen met [naam 1] (hierna: [naam 1] ) die interesse had om bouwrechten te verkrijgen om elders een woning te laten bouwen. Tussen [naam 1] en [ged in conv sub 1] is mondeling overeengekomen dat de (oude) agrarische gebouwen van [ged in conv sub 1] kosteloos door [naam 1] zouden worden gesloopt en dat [naam 1] als tegenprestatie voor het dragen van de sloopkosten de benodigde bouwrechten zou verkrijgen. [naam 1] werd bijgestaan door zijn adviseur [naam 2] (hierna: [naam 2] ), bestuurder van [ged in conv sub 2] . [ged in conv sub 2] exploiteert een adviesbureau dat gespecialiseerd is in de milieu-, bouw- en ruimtelijke ordeningswetgeving.
4.4.
[naam 1] heeft in september 2020 aan [ged in conv sub 1] te kennen gegeven dat hij afzag van de overeenkomst met [ged in conv sub 1] en dat hij een andere partij had gevonden die zijn positie wilde overnemen: [eis in conv] .
[ged in conv sub 1] is daarmee akkoord gegaan.
4.5.
Op verzoek van [eis in conv] heeft op 3 december 2020 een asbestinventarisatie op het perceel van [ged in conv sub 1] plaatsgevonden. Dit onderzoek is -in opdracht van [ged in conv sub 2] - uitgevoerd door [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ).
4.6.
Naar aanleiding van een door [bedrijf 1] opgesteld concept-rapport (de eerste versie) heeft [ged in conv sub 2] per e-mail van 25 januari 2021(met [ged in conv sub 1] in de CC) het volgende aan [bedrijf 1] medegedeeld (productie 7 van [ged in conv sub 1] ):

Ten aanzien van het rapport m.b.t. locatie [adres 1] heb ik even overleg gevoerd met de eigenaar [ged in conv sub 1] .|Bij bron 8 (loods) wordt aangegeven “asbestvrij”. Volgens de eigenaar is dit onjuist. De nokstukken en windveren zijn inderdaad een keer gerenoveerd/vervangen en asbestvrij uitgevoerd. Echter de dakplaten/golfplaten zijn volgens hem wel asbest.
Zouden jullie dit nog even willen bekijken en het rapport hierop kunnen aanpassen?
4.7.
[bedrijf 1] heeft aan dit verzoek voldaan en heeft naar aanleiding daarvan het concept-rapport aangepast. Dit heeft geleid tot de 2e versie van het rapport van [bedrijf 1] met als datum 4 februari 2021. In dit rapport (productie 5 van [ged in conv sub 1] ) wordt melding gemaakt van de aanwezigheid van asbest in de dakbedekking.
4.8.
In het rapport van [bedrijf 1] wordt nog het volgende vermeld:

heeft tijdens de inventarisatie gestreefd naar een zo volledig
mogelijke detectie en registratie van aanwezige asbesthoudende materialen. Ondanks alle
kwaliteitszorg en voorzorgsmaatregelen is het in de praktijk mogelijk dat om verschillende
redenen asbesthoudende of asbestverdachte materialen niet worden waargenomen. [bedrijf 1]
asbestinventarisatie aanvaart geen aansprakelijkheid voor niet waargenomen
asbesthoudende materialen, een en ander conform de leveringsvoorwaarden van [bedrijf 1]
asbestinventarisatie.
Voorafgaand aan fysieke sloop dient, conform het Asbestverwijderingsbesluit 2005, het
aanwezige asbesthoudend materiaal te worden verwijderd. Dit dient, in het geval van
asbesthoudende materialen welke in Risicoklasse 2 en 2A voor asbestsanering vallen, te
worden uitgevoerd door een deskundig gecertificeerd asbest verwijderingsbedrijf. Wij
adviseren ook asbesthoudende materialen in risicoklasse 1 door een gecertificeerd asbest
verwijderingsbedrijf te laten verwijderen. In het bronoverzicht wordt per bron de risicoklassen voor asbestsanering aangegeven.
4.9.
[ged in conv sub 1] heeft per e-mail van 5 maart 2021 (om 15:39 uur) (productie 9 van [ged in conv sub 1] ) aan [naam 2] onder meer medegedeeld:

Naar aanleiding van jou telefoontje van vanmiddag nog even kort wat wij besproken hebben.Ik weet zeker dat er in de vleesvarkensstal onder alle looppaden asbest golfplaten zitten, hier hebben we het ook al destijds in het gesprek met [naam 1] en jou over gehad.
In het asbestinventarisatierapport staat dit asbestnietvermeldt, dit heb ik vandaag ook nog aan jou aangegeven.
De bouwjaren van de gebouwen in het rapport kloppen niet met de werkelijkheid.
Ik heb dit aangegeven aan [naam 3] van [bedrijf 1] maar hij zegt dat dit niet uitmaakt voor de gemeente. Vandaag ook aan jou verteld (…).
4.10.
[naam 2] heeft per email van 5 maart 2021 (van 17:14 uur) (productie 17 van [ged in conv sub 1] ) onder meer aan [ged in conv sub 1] medegedeeld:

Ga er vanuit dat de sloop volgens plan door [bedrijf 2] wordt uitgevoerd (voor wat betreft deel [eis in conv] ) en dat ook de platen in de kelders worden opgeruimd/gesaneerd.”
4.11.
[naam 2] heeft naar aanleiding van de mededeling van [ged in conv sub 1] over de volgens hem aanwezige asbest onder de looppaden in de vleesvarkensstal geen aanleiding gevonden om met [bedrijf 1] contact op te nemen.
Evenmin heeft [naam 2] de hiervoor onder 4.9. weergegeven e-mail van [ged in conv sub 1] van
5 maart 2021 aan [eis in conv] doorgestuurd.
4.12.
[naam 2] heeft een concept van de tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] te sluiten sloopovereenkomst aan deze partijen toegestuurd.
[ged in conv sub 1] heeft per e-mail van 9 maart 2021 (productie 11 van [ged in conv sub 1] ) [naam 2] verzocht om het concept aan te passen door daarin onder meer op te nemen:

Voor al het “niet direct waargenomen asbesthoudend materiaal” in de door [eis in conv] te slopen/saneren gebouwen is [ged in conv sub 1] niet aansprakelijk.[ged in conv sub 1] kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het asbestinventarisatie rapport wat door [bedrijf 1] is gemaakt.
4.13.
Op 11 maart 2021 is tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] een sloopovereenkomst gesloten.
4.14.
In deze sloopovereenkomst (productie 12 van [ged in conv sub 1] ) komen onder meer de navolgende bepalingen voor:

Artikel 1. Sloop en vergoeding1. [ged in conv sub 1] en [eis in conv] zijn overeengekomen dat op de locatie van [ged in conv sub 1] aan de
[adres 1] circa (…) 830 vierkante meter (m2) voormalige bedrijfsgebouwen/stalruimte voorzien van asbest dakbedekking wordt gesloopt (…)
Het asbestinventarisatierapport ( [bedrijf 1] , [kenmerk] ) is leidend voor de
uitvoering van deze asbestsanering, voor zover het betrekking heeft op de genoemde 830 m2
en het geruilde dakdeel uit artikel 1,3. De asbestinventarisatie maakt onlosmakelijk deel uit
van de sloopovereenkomst en is als bijlage toegevoegd. [ged in conv sub 1] is niet aansprakelijk voor de voornoemde asbestinventarisatie van [bedrijf 1] en ten aanzien van de voornoemde 830 m2 niet aansprakelijk voor eventuele aanwezigheid van “niet direct waargenomen asbesthoudend materiaal.”
2. [ged in conv sub 1] en [eis in conv] zijn overeengekomen dat de uitvoering van de sloop alsmede de afvoer van puin en sloopmateriaal volledig door [eis in conv] bekostigd wordt, alsmede het aanvullen van de locatie tot maaiveld (…).
Ter plaatse van de te slopen bedrijfsgebouwen wordt de “bouwput” aangevuld met grond tot maaiveld, waarbij het bovenste deel / toplaag (ong. 30 cm) zal bestaan uit “zwarte grond”/ teelaarde.
Artikel 2. Uitvoering sloop
1. [ged in conv sub 1] dient toe te staan dat [eis in conv] zo spoedig mogelijk (doch uiterlijk binnen een termijn van 2 maanden) kan aanvangen met de overeengekomen sloop. [ged in conv sub 1] dient te faciliteren dat de betreffende sloop voltooid kan worden uiterlijk binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van de bestemmingsplanwijziging t.b.v. het bouwplan voor de extra woning op de locatie [adres 2] (…).
3. [eis in conv] draagt er zorg voor dat de sloop overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd wordt.
(…)
Artikel 8. Overige bepalingen
(…)
• Partijen verklaren uitdrukkelijk dat deze overeenkomst tussen beide partijen is (…)
•De heer [naam 2] ( [bedrijf 3] te [plaats] ) treedt op als contactpersoon tussen beide partijen.
(…).
4.15.
Op 29 september 2021 is begonnen met het saneren van de asbestdaken.
Op 17 oktober 2021 is het sloopbedrijf [bedrijf 2] begonnen met het openbreken van de vloeren in de voormalige vleesvarkensschuur. Het sloopbedrijf heeft daarbij asbest aangetroffen onder de looppaden. Het werk is vervolgens stilgelegd.
4.16.
[eis in conv] heeft vervolgens door [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ) nader onderzoek laten uitvoeren. Uit het daarvan op 21 oktober 2021 opgemaakte asbestinventarisatierapport (productie 13 van [ged in conv sub 1] ) blijkt de dat de beplating onder de gangpaden van de varkensstal asbesthoudend waren. In de vloer van schuur 5 gaat het om asbestcement golfplaten met een oppervlakte van in totaal 197 m² en in de vloer van schuur 1 gaat het om asbestcement golfplaten met een oppervlakte van in totaal 67 m². In beide gevallen wordt vermeld dat het om ernstig beschadigde of verweerde golfplaten gaat (bladzijde 11 van het rapport).
4.17.
[eis in conv] heeft bij brieven van 24 maart 2023 [naam 2] en [ged in conv sub 1] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt in verband met de meerkosten van de sloop van de vloeren in de vleesvarkensstal in verband met het daaronder aanwezige asbest. [eis in conv] begroot zijn schade in deze brieven op € 30.000,--.
4.18.
[ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] hebben iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.

5.Het geschil in zaak 23-248

in conventie
5.1.
[eis in conv] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat [ged in conv sub 2] en [ged in conv sub 1] onrechtmatig hebben gehandeld door [eis in conv] niet te informeren over de hen bekende asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur aan de [adres 1] ;
II. [ged in conv sub 2] en [ged in conv sub 1] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 40.000,00 op de nader vast te stellen schadevergoeding, nader op te maken bij staat;
III. de zaak verwijst naar de schadestaatprocedure;
subsidiair
IV. voor recht verklaart dat de kosten die gepaard gaan met de inventarisatie en verwijdering van de asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur aan de [adres 1] voor rekening komen van [ged in conv sub 1] ;
V. voor recht verklaart dat [ged in conv sub 2] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eis in conv] , door [eis in conv] niet voorafgaand aan de totstandkoming van de sloopovereenkomst tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] te informeren over de bij [ged in conv sub 2] bekende informatie met betrekking tot de bij [ged in conv sub 1] bekende aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur aan de [adres 1] ;
VI. [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] (hoofdelijk) veroordeelt tot betaling van een voorschot op de vergoeding van de door [eis in conv] gemaakte en te maken kosten voor de inventarisatie en verwijdering van de asbest onder de loopgangen van de vleesvarkensschuur aan de [adres 1] van € 40.000,00;
meer subsidiair
VII. de overeenkomst tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] ter opheffing van het nadeel van [eis in conv] als gevolg van de dwaling wijzigt in die zin dat aan de sloopovereenkomst een aanvullende bepaling artikel 1.5 wordt toegevoegd, die luidt:
“In afwijking van artikel 1.2 zijn de kosten van de asbestinventarisatie met betrekking tot en de verwijdering van de asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur [adres 1] voor rekening van [ged in conv sub 1] . Ter dekking van deze kosten zal [ged in conv sub 1] op 1e verzoek van [eis in conv] een voorschot op deze kosten voldoen ten bedrage van € 40.000,00”, dan wel de nadelige gevolgen van de dwaling opheft op een zodanige andere wijze die de rechtbank juist acht;
VIII. [ged in conv sub 1] en -zo begrijpt de rechtbank - [ged in conv sub 2] zodanig veroordeelt als de rechtbank juist acht;
primair, subsidiair en meer subsidiair
IX. [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] veroordeelt in de proceskosten.
5.2.
[eis in conv] baseert zijn vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten op de volgende stellingen.
[ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] wisten voor het sluiten van de sloopovereenkomst dat er asbest aanwezig was onder de looppaden van de voormalige vleesvarkensschuur.
[ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] wisten, althans behoorden te begrijpen dat deze informatie voor [eis in conv] van groot belang was in verband met de onvermijdelijke extra -voor zijn rekening komende- kosten die voor verwijdering van het asbest gemaakt zouden moeten worden.
[ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] wisten dat het rapport van [bedrijf 1] een incompleet beeld gaf van de aanwezige asbest.
[ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] hebben de aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de vleesvarkensschuur opzettelijk voor [eis in conv] (en voor [bedrijf 1] ) verzwegen.
[ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] hebben daarom onrechtmatig jegens hem gehandeld.
[ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] zijn jegens hem aansprakelijk voor de schade die hij daardoor heeft geleden en nog zal lijden.
[ged in conv sub 2] is steeds als intermediair/tussenpersoon opgetreden tussen partijen. Uit de omstandigheden van het geval moet worden afgeleid dat [ged in conv sub 2] met hem en [ged in conv sub 1] (stilzwijgend) is overeengekomen dat [ged in conv sub 2] (ook vóór het sluiten van de sloopovereenkomst) als contactpersoon als voor beide partijen zou fungeren. In die hoedanigheid behoorde [ged in conv sub 2] de door haar ontvangen informatie inzake de verzwegen asbest tijdig en voor het sluiten van de overeenkomst met [ged in conv sub 1] aan hem mede te delen, hetgeen [ged in conv sub 2] heeft verzuimd. Dit tekortschieten kan niet meer worden hersteld. Er is sprake van blijvende onmogelijkheid.
Hij lijdt schade doordat hij de extra kosten voor sanering van de asbest krachtens de sloopovereenkomst niet bij [ged in conv sub 1] kan verhalen, althans voor zover hij die extra kosten niet op [ged in conv sub 1] kan verhalen.
[ged in conv sub 1] was voor het sluiten van de sloopovereenkomst op de hoogte van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de vleesvarkensschuur. [ged in conv sub 1] wist of behoorde te begrijpen dat die informatie van groot belang was voor hem. [ged in conv sub 1] heeft zijn mededelingsplicht geschonden. Hij had de sloopovereenkomst bij een juiste voorstelling van schade niet onder dezelfde voorwaarden gesloten.
5.3.
[ged in conv sub 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eis in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eis in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eis in conv] in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
5.4.
[ged in conv sub 2] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eis in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eis in conv] in de proceskosten.
5.5.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de verweren van [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] alsmede op de overige stellingen van [eis in conv] , voor zover voor de beoordeling van belang.
in reconventie
5.6.
[ged in conv sub 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eis in conv] veroordeelt tot nakoming van de tussen [ged in conv sub 1] en [eis in conv] gesloten sloopovereenkomst en wel door binnen twee maanden na het te wijzen vonnis:
a. de bij de sloopovereenkomst aangewezen bebouwing aan de [adres 1] conform de tussen partijen overeengekomen sloopovereenkomst geheel en volledig te slopen (inclusief vloeren, funderingen en mestkelder(s)), met inachtneming van de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving respectievelijk de eisen van het bevoegd gezag;
b. alle puin en sloopmaterialen volledig af te voeren;
c. de slooplocaties met grond aan te vullen tot maaiveld waarbij het bovenste deel/de toplaag (ongeveer 30 centimeter) zal bestaan uit ‘zwarte grond’/teelaarde;
dit op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [eis in conv] in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 200.000,00, althans een veroordeling uitspreekt die de rechtbank juist acht;
II. [eis in conv] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
5.7.
[ged in conv sub 1] legt aan zijn vordering in reconventie -kort gezegd- ten grondslag dat het gewijzigde bestemmingsplan ten behoeve van de woning van [eis in conv] op 9 december 2021 onherroepelijk is geworden, zodat op grond van artikel 2.1. van de sloopovereenkomst de sloop uiterlijk op 14 oktober 2022 voltooid had moeten zijn. Dat is niet het geval, zodat [eis in conv] tekort is geschoten in de nakoming van de sloopovereenkomst.
5.8.
[eis in conv] voert verweer en concludeert -zo begrijpt de rechtbank- tot afwijzing van de vorderingen van [ged in conv sub 1] met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [ged in conv sub 1] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten.
5.9.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op het verweer van [eis in conv] en de overige stellingen van [ged in conv sub 1] , voor zover voor de beoordeling van belang.

6.Het geschil in zaak 24-122

6.1.
[ged in conv sub 2] vordert - samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [ged in conv sub 1] veroordeelt om aan [ged in conv sub 2] te betalen datgene waartoe [ged in conv sub 2] als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eis in conv] mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling;
II. [ged in conv sub 1] veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten;
III. [ged in conv sub 1] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis zijn betaald.
6.2.
[ged in conv sub 2] legt aan haar vorderingen -kort gezegd- de navolgende stellingen ten grondslag.
Zij heeft ten aanzien van het tot stand komen van de sloopovereenkomst een neutrale positie ingenomen ten opzichte van [eis in conv] en [ged in conv sub 1] . Zij was noch de adviseur van [eis in conv] , noch was zij de adviseur van [ged in conv sub 1] . Haar betrokkenheid bij de totstandkoming van de sloopovereenkomst is zeer beperkt geweest.
Zij is jegens [ged in conv sub 1] niet gehouden om informatie te delen met [eis in conv] . In haar relatie tot [ged in conv sub 1] rustte op haar geen mededelingsplicht.
In haar relatie tot [ged in conv sub 1] is er met betrekking tot de schuld van [ged in conv sub 1] jegens [eis in conv] geen sprake van een interne draagplicht van [ged in conv sub 2] .
6.3.
[ged in conv sub 1] voert verweer. [ged in conv sub 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [ged in conv sub 2] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [ged in conv sub 2] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eis in conv] in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
6.4.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op het verweer van [ged in conv sub 1] en de overige stellingen van [ged in conv sub 2] , voor zover voor de beoordeling van belang.

7.Het geschil in zaak 24-123

7.1.
[ged in conv sub 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [ged in conv sub 2] onrechtmatig jegens [ged in conv sub 1] heeft gehandeld door bij haar handelen de belangen van [ged in conv sub 1] onvoldoende aan te trekken, onder andere maar niet uitsluitend door [eis in conv] niet te informeren over de haar bekende asbest onder de looppaden van de varkensstal aan de [adres 1] en/of [bedrijf 1] daarover niet te informeren;
en/of
II. [ged in conv sub 2] veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 40.000,00 op de schadevergoeding, nader op te maken bij staat, en de zaak verwijst naar de schadestaatprocedure;
en/of
III. voor recht verklaart dat de kosten die gepaard gaan met de inventarisatie en verwijdering van de asbest onder de looppaden van de varkensstal aan de [adres 1] voor rekening van [ged in conv sub 2] komen;
en/of
IV. [ged in conv sub 2] veroordeelt tot betaling van een voorschot op de vergoeding van de door [eis in conv] gemaakte en te maken kosten voor inventarisatie en verwijdering van de asbest onder de looppaden van de varkensstal aan de [adres 1] van € 40.000,00;
en/of
V. [ged in conv sub 2] veroordeelt in de kosten van de asbestinventarisatie met betrekking tot en de verwijdering van de asbest onder de looppaden van de varkensstal aan de [adres 1] , alsmede bepaalt dat [ged in conv sub 2] op eerste verzoek van [eis in conv] is gehouden een voorschot op deze kosten te voldoen van € 40.000,00, dan wel op een door de rechtbank te bepalen andere wijze;
en/of
VI. voor recht verklaart dat al hetgeen in de hoofdzaak jegens [ged in conv sub 1] voor recht wordt verklaard, heeft te gelden als een verklaring voor recht jegens [ged in conv sub 2] ;
en/of
VII. [ged in conv sub 2] veroordeelt om aan [ged in conv sub 1] te betalen datgene waartoe [ged in conv sub 1] in de hoofdzaak jegens [eis in conv] mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling;
en/of
VIII. [ged in conv sub 2] zodanig veroordeelt als de rechtbank juist acht, een en ander zoveel mogelijk in lijn met hetgeen waartoe [ged in conv sub 1] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld;
IX. [ged in conv sub 2] veroordeelt in de kosten van deze vrijwaringszaak, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
7.2.
[ged in conv sub 1] legt aan zijn vorderingen de volgende stellingen ten grondslag.
[naam 1] heeft op 6 februari 2019 een bezoek gebracht aan hem. Daarbij is besproken dat de agrarische gebouwen kosteloos (voor [ged in conv sub 1] ) door [naam 1] zouden worden gesloopt. Toen is ook de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensstal aan de orde geweest. [naam 1] was daarmee bekend omdat dat destijds een gangbare bouwmethode was.
Op 3 november 2020 zijn [naam 1] en [naam 2] bij hem langsgekomen om de te slopen agrarische gebouwen te bekijken. [naam 1] bleek goed bekend met de bouwkundige staat van de agrarische gebouwen. [naam 1] heeft toen aan hem en aan [naam 2] medegedeeld dat er onder andere asbest was verwerkt in de vloeren van de gangpaden van de varkensstal.
[ged in conv sub 2] heeft zich gepresenteerd als een professionele en gespecialiseerde partij. [ged in conv sub 2] heeft aan [bedrijf 1] opdracht gegeven om een asbestinventarisatie uit te voeren. De eerste asbestinventarisatie heeft op 3 december 2020 plaatsgevonden. [naam 2] is daarbij door [bedrijf 1] geïnterviewd. [naam 2] heeft [bedrijf 1] niet gewezen op het feit dat er
asbest was verwerkt in de vloeren van de gangpaden van de varkensstal.
Het rapport van [bedrijf 1] maakt geen melding van het feit dat er asbest platen onder de vloeren zijn verwerkt, ondanks dat [bedrijf 1] de aanwezigheid van asbest ter plaatse eenvoudig had kunnen vaststellen. Het onderzoek van [bedrijf 1] is onzorgvuldig. Voor deze tekortkoming is [ged in conv sub 2] jegens [eis in conv] aansprakelijk en hij, [ged in conv sub 1] , niet.
Hij heeft [ged in conv sub 2] per e-mail van 5 maart 2021 nogmaals en dus vóór het sluiten van de sloopovereenkomst gewezen op de (zeer waarschijnlijke) aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de vleesvarkensstal.
Gelet op de reactie van [ged in conv sub 2] op zijn e-mail (r.o. 4.9) eveneens per e-mail van 5 maart 2021(r.o. 4.10) was hij in de veronderstelling - en mocht hij ook veronderstellen- dat [ged in conv sub 2] [eis in conv] had gewezen op de aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de vleesvarkensstal.
[ged in conv sub 2] heeft als contact-tussenpersoon voor [eis in conv] gefungeerd. [eis in conv] heeft [ged in conv sub 2] voor haar diensten betaald.
[ged in conv sub 2] was zeer nauw betrokken -zowel als procesbegeleider als op de inhoud- bij de totstandkoming van de -door haar opgestelde- sloopovereenkomst tussen [ged in conv sub 1] en [eis in conv] .
[ged in conv sub 2] heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld door [eis in conv] niet te informeren over de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensstal alsmede over de omissie in het rapport van [bedrijf 1] . [ged in conv sub 2] heeft tevens onrechtmatig jegens hem gehandeld door [bedrijf 1] bij het verstrekken van de opdracht niet te informeren over de door [ged in conv sub 1] en [naam 1] aan hem verstrekte informatie op dit punt. [ged in conv sub 2] wist dat deze informatie zowel voor hem als voor [eis in conv] van groot belang was. Bovendien wist [ged in conv sub 2] dat voor hem als uitganspunt gold dat hij geen kosten wilde hebben met betrekking tot de sloopovereenkomst.
[ged in conv sub 2] heeft zich contractueel verbonden met [naam 1] en/of [eis in conv] . Aan deze contractsverhouding zijn ook de belangen van [ged in conv sub 1] verbonden. In dat kader staat het [ged in conv sub 2] niet vrij om de belangen van [ged in conv sub 1] te verwaarlozen. Nu [ged in conv sub 2] belangrijke informatie aan [eis in conv] heeft onthouden lijdt [ged in conv sub 1] schade als de vorderingen van [eis in conv] jegens hem in de hoofdzaak worden toegewezen.
Op enig moment is er vóór het tekenen van de sloopovereenkomst een stilzwijgende overeenkomst tot stand gekomen tussen hem en [ged in conv sub 2] (en [eis in conv] ) waaruit volgt dat [ged in conv sub 2] namens [ged in conv sub 1] het contact met [eis in conv] zou voeren dan wel als contactpersoon voor beide partijen zou fungeren. In die hoedanigheid had [ged in conv sub 2] de informatie die zij van [ged in conv sub 1] had verkregen over de aanwezigheid van asbesthoudende materialen met [eis in conv] en [bedrijf 1] moeten delen. Nu [ged in conv sub 2] dit niet heeft gedaan is zij tekortgeschoten in de nakoming van deze (stilzwijgende) overeenkomst. Nakoming van deze overeenkomst is blijvend onmogelijk.
[ged in conv sub 2] is verplicht om de schade die hij lijdt door het handelen van [ged in conv sub 2] aan hem te vergoeden.
7.3.
[ged in conv sub 2] voert het volgende verweer.
Zij is noch de belangenbehartiger van [eis in conv] noch die van [ged in conv sub 1] . Dit heeft zij in de sloopovereenkomst nog eens expliciet kenbaar gemaakt door in de sloopovereenkomst op te nemen dat zij slechts als contactpersoon optreedt. Beide partijen zijn akkoord gegaan met de beperkte rol van haar.
Niet op 3 november 2020 maar kort na half december 2019 heeft er op locatie bij [ged in conv sub 1] een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] , [naam 2] en [ged in conv sub 1] . Daarbij is de aanwezigheid van asbest onder de dakbedekking van een aantal schuren besproken. Ook is gesproken over de aanvullende onderzoeken die verricht moeten worden in het kader van onder meer asbest. Vlak voor vertrek van [naam 2] liet [ged in conv sub 1] [naam 2] tussen neus en lippen door weten dat er mogelijk asbest verwerkt zou zijn onder de looppaden van de varkensstal. [naam 1] heeft haar/ [naam 2] nimmer medegedeeld dat er (zonder meer) asbest aanwezig is onder de looppaden van de varkensschuur. Dat laatste heeft [naam 1] in een eerder stadium wel aan [ged in conv sub 1] medegedeeld. Met die mededeling was zij niet bekend.
Ruim een half jaar na voormeld bezoek aan [ged in conv sub 1] heeft [naam 1] haar verzocht een concept sloopovereenkomst op te stellen. Indien [naam 1] haar daadwerkelijk zou hebben medegedeeld dat er asbest aanwezig is onder de looppaden van de varkensstal, dan had zij dat destijds wel in de concept sloopovereenkomst opgenomen.
Op 3 november 2020 is met [ged in conv sub 1] besproken dat [eis in conv] in de plaats zou treden van [naam 1] . [ged in conv sub 1] ging daarmee akkoord. Hoewel zij de belangenbehartiger van [naam 1] was heeft zij op 26 november 2020 -louter uit goede wil en belangenloos- de door haar opgestelde concept-sloopovereenkomst (onder aanpassing van de partijnamen) aan [eis in conv] en [ged in conv sub 1] toegezonden. In dit concept werd enkel melding gemaakt van asbest onder de dakbedekking van enkele schuren. Dat was namelijk een gegeven. [ged in conv sub 1] heeft haar toen verzocht om enkele wijzigingen in het concept door te voeren. [ged in conv sub 1] heeft haar er toen niet op gewezen dat in de overeenkomst tevens vermeld dient te worden dat er asbest aanwezig is onder de looppaden van de varkensstal, terwijl [ged in conv sub 1] zelf erkent dat hij daarop door [naam 1] ondubbelzinnig op is gewezen. Het is en blijft de eigen verantwoordelijkheid van [ged in conv sub 1] om ervoor te zorgen dat hij [eis in conv] juist en volledig informeert en dat hij [eis in conv] maar ook haar wijst op eventuele onjuistheden en/of omissies in de overeenkomst.
[ged in conv sub 1] heeft aldus gezwegen waar hij had moeten spreken. Ook na dit moment heeft [ged in conv sub 1] meermalen de gelegenheid gehad om deze omissie recht te zetten, maar heeft hij dit nagelaten. Zij heeft [bedrijf 1] onder meer verzocht om een asbestrapport voor alle bedrijfsgebouwen (met uitzondering van de woning/boerderij) op te maken.
[ged in conv sub 1] is op 3 december 2020 bij het eerste asbestinventarisatieonderzoek aanwezig geweest en heeft medewerkers van [bedrijf 1] te woord gestaan. [bedrijf 1] heeft haar per e-mail van 3 juli 2024 (productie 7) laten weten dat zij, [bedrijf 1] , toen aan [ged in conv sub 1] heeft gevraagd of er asbest onder de betonvloer aanwezig zou zijn. [ged in conv sub 1] heeft toen geantwoord dat hij dat niet wist.
[ged in conv sub 1] is niet transparant geweest naar [bedrijf 1] toe. Het eerste concept-rapport van [bedrijf 1] maakt geen melding van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden. [ged in conv sub 1] heeft haar na kennisneming van dit rapport er niet op gewezen dat het rapport een omissie bevatte ten aanzien van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden.
Bij het tweede onderzoek door [bedrijf 1] is [ged in conv sub 1] ook aanwezig geweest. [bedrijf 1] verklaart in evengemelde e-mail dat er toen niet is gesproken over mogelijk asbest onder de vloeren.
Zij was niet gehouden om [bedrijf 1] te wijzen op het door [ged in conv sub 1] jegens [naam 2] terloops geuite vermoeden van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur. Het komt vaker voor dat men denkt dat er asbest aanwezig is en dat bij nader onderzoek blijkt dat dat toch niet het geval is. Voor haar was er geen aanleiding om aan de juistheid van het rapport van [bedrijf 1] , de deskundige, te twijfelen en/of de conceptovereenkomst op dit punt aan te passen.
Uit haar reactie op de e-mail van [ged in conv sub 1] van 5 maart 2021 kan niet worden afgeleid dat [ged in conv sub 1] erop mocht vertrouwen dat zij [eis in conv] had gewezen op de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensstal. Zij is bij geen van beide inventarisaties aanwezig geweest. Zij mocht vertrouwen op de juistheid en volledigheid van de rapportages van [bedrijf 1] . Voor haar was er geen enkele aanleiding om [eis in conv] (al dan niet naar aanleiding van de e-mail van [ged in conv sub 1] van 5 maart 2021) te wijzen op enige omissie. In het rapport is bovendien uitdrukkelijk opgenomen dat er geen vermoeden is bij de rapporteur van niet direct waargenomen asbesthoudend materiaal in de onderzochte schuren. Op deze bevinding mocht zij vertrouwen. Zij kon niet vermoeden dat [ged in conv sub 1] heeft nagelaten om aan [bedrijf 1] mede te delen dat er volgens hem, [ged in conv sub 1] , sprake was van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensstal. In de gegeven omstandigheden was er voor haar geen aanleiding om naar aanleiding van de e-mail van [ged in conv sub 1] van 5 maart 2021 bij [ged in conv sub 1] door te vragen en of te verifiëren of de ongefundeerde mededeling van [ged in conv sub 1] bij [eis in conv] bekend was.
7.4.
[ged in conv sub 2] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [ged in conv sub 1] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [ged in conv sub 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [ged in conv sub 1] in de kosten van deze procedure.
7.5.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de (overige) stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

8.De beoordeling in zaak 23-248

in conventie
hebben [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] onrechtmatig jegens [eis in conv] gehandeld door opzettelijk de aanwezigheid van asbestgolfplaten onder de looppaden van de vleesvarkensschuur voor [eis in conv] te verzwijgen?
8.1.
De rechtbank zal dit -in het kader van het primair gevorderde- meest verstrekkende verwijt van [eis in conv] aan het adres van [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] als eerste bespreken.
8.2.
De rechtbank stelt voorop dat in de door [eis in conv] met [ged in conv sub 1] gesloten sloopovereenkomst (in artikel 8) is vastgelegd dat [ged in conv sub 2] in deze als contactpersoon van zowel [eis in conv] als [ged in conv sub 1] is opgetreden.
8.3.
[eis in conv] , [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] hebben ter zitting verklaard dat alle contacten met betrekking tot de te sluiten sloopovereenkomst via [ged in conv sub 2] zijn gelopen. [eis in conv] en [ged in conv sub 1] hebben dus niet rechtstreeks met elkaar onderhandeld over de te sluiten overeenkomst.
8.4.
De rechtbank komt op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting niet tot de conclusie dat [ged in conv sub 2] en [ged in conv sub 1] , zoals [eis in conv] stelt en [ged in conv sub 2] en [ged in conv sub 1] met klem hebben bestreden, voorafgaand dan wel ten tijde van het sluiten van de sloopovereenkomst, opzettelijk de aanwezigheid van asbest golfplaten onder de looppaden van de vleesvarkensschuur voor [eis in conv] (en [bedrijf 1] ) hebben verzwegen. De rechtbank heeft dit overigens al tijdens de zitting aan partijen medegedeeld.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om [eis in conv] toe te laten tot bewijslevering ten aanzien van zijn stelling dat [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2]
opzettelijkinformatie hebben achtergehouden.
8.5.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat [ged in conv sub 1] ervan is uitgegaan dat [ged in conv sub 2] zijn e-mail van 5 maart 2021 (waarin [ged in conv sub 1] melding maakt van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de varkensschuur) zou doorsturen naar [bedrijf 1] en/of [eis in conv] . [ged in conv sub 2] ( [naam 2] ) heeft die e-mail niet doorgestuurd aan [eis in conv] omdat zij aannam dat [ged in conv sub 1] bij het onderzoek van [bedrijf 1] deze had gewezen op de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur en het rapport van [bedrijf 1] geen steun bood voor bedoelde aanwezigheid van asbest. [ged in conv sub 2] heeft daaraan toegevoegd dat het wel vaker voorkomt dat iemand van mening is dat er sprake is van asbest, terwijl dit na onderzoek niet zo blijkt te zijn.
8.6.
De rechtbank zal de overige vorderingen jegens [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] afzonderlijk bespreken.
A.
ten aanzien van [ged in conv sub 1]
8.7.
Tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] is een sloopovereenkomst tot stand gekomen.
[eis in conv] stelt primair dat [ged in conv sub 1] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem niet voor danwel tijdens het sluiten van de overeenkomst mede te delen dat er asbest aanwezig was onder de looppaden van de varkensschuur.
Dit nalaten is niet onafhankelijk van de overeenkomst onrechtmatig. Van samenloop is geen sprake. Voor zover [eis in conv] zijn vordering baseert op onrechtmatige daad is die vordering niet toewijsbaar.
8.8.
[eis in conv] vordert -subsidiair- onder 5.1.IV. voor recht te verklaren dat de kosten die gepaard gaan met de inventarisatie en verwijdering van de asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur voor rekening van [ged in conv sub 1] komen.
8.9. [eis in conv] baseert deze vordering op de stelling dat hij zich heeft verbonden tot sloop van een deel van de opstallen van [ged in conv sub 1] voor zijn, [eis in conv] ’s, rekening. Zijn verplichting tot het saneren van de asbest (noodzakelijk voor het kunnen slopen van de opstallen van [ged in conv sub 1] ) is beperkt tot de sanering die volgt uit het rapport van [bedrijf 1] . Tot meer is hij niet gehouden.
Nu [ged in conv sub 1] de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur voor hem heeft verzwegen, is er sprake van voor hem, [eis in conv] , onvoorziene kosten- verhogende omstandigheden die voor rekening van [ged in conv sub 1] komen.
8.10.
Deze vordering is niet toewijsbaar. Immers, [eis in conv] stelt zelf dat hij voor wat betreft de sanering van asbest niet gehouden is tot een verdergaande sanering dan die welke volgt uit het rapport van [bedrijf 1] . Uit zijn stellingname volgt dan veeleer dat hij ten opzichte van [ged in conv sub 1] niet gehouden is om de asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur te laten verwijderen. En daaruit volgt dan weer niet zonder meer dat er sprake is van onvoorziene kostenverhogende omstandigheden die in eerste instantie voor zijn, [eis in conv] ’s, rekening komen.
8.11.
[eis in conv] stelt weliswaar in de dagvaarding (onder randnummer 19) van
2 november 2023 dat hij zich jegens de gemeente Montferland heeft verbonden om de asbestsanering en daarna de sloop te voltooien, maar daarmee is nog niet gezegd dat [eis in conv] kosten zal moeten maken om de asbest onder de looppaden van de varkensstal te verwijderen.
[eis in conv] heeft ter zitting 21 oktober 2024 immers verklaard dat hij minder meters nodig had om zijn bouwproject te kunnen realiseren alsmede dat de aan hem vergunde meters zijn gerapporteerd op basis van asbest, zonder dat daarbij de vloer betrokken is. Het bouwproject is gerealiseerd. Op de vraag van de rechtbank: ”Wat is dan uw schade?” heeft [eis in conv] niet onomwonden verklaard dat de gemeente nog steeds van hem verlangt dat hij de asbest onder de looppaden in de voormalige vleesvarkensschuur alsnog laat verwijderen.
Bij deze stand van zaken kan niet als vaststaand worden aangenomen dat [eis in conv] extra kosten zal moeten maken als door hem wordt gesteld.
8.12.
De onder 5.1.VI. gevorderde veroordeling tot betaling van een voorschot is dan ook ten aanzien van [ged in conv sub 1] niet voor toewijzing vatbaar.
8.13.
De rechtbank zal nu de meer subsidiaire vordering (onder 5.1.VII.) van [eis in conv] behandelen. Met deze vordering wordt de kern van deze zaak het best weergegeven.
8.14.
[eis in conv] stelt immers dat hij de sloopovereenkomst niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten indien hij voorafgaand dan wel ten tijde van het sluiten van de sloopovereenkomst zou hebben geweten dat er sprake was van een ernstiger asbestverontreiniging dan hij op grond van de tweede versie van het rapport van [bedrijf 1] mocht verwachten.
8.15.
[eis in conv] doet daarmee een beroep op dwaling als bedoelde in artikel 6:228 BW.
8.16.
Gelet op het feit dat in de sloopovereenkomst is opgenomen dat het -op verzoek van [eis in conv] - opgemaakte asbestinventarisatierapport van [bedrijf 1] leidend is voor de uitvoering van de asbestsanering, moest [ged in conv sub 1] , die niet wenste bij te dragen in de sloopkosten, hebben begrepen dat het voor [eis in conv] essentieel was om voor het sluiten van de sloopovereenkomst een betrouwbaar beeld te hebben van de omvang van de in de bedrijfsgebouwen aanwezige asbest in verband met de aan sanering daarvan verbonden kosten.
8.17.
Nu [ged in conv sub 1] wist, althans ervan uitging, dat er asbest aanwezig was onder de looppaden van de varkensschuur, ruste op hem tegen voormelde achtergrond de verplichting om [eis in conv] daarvan op de hoogte te stellen. [ged in conv sub 1] heeft [eis in conv] niet persoonlijk op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur.
8.18.
[ged in conv sub 1] stelt weliswaar dat [eis in conv] de sloopovereenkomst ook gesloten zou hebben indien hij had geweten dat onder de looppaden van de varkensschuur asbestgolfplaten lagen, maar [eis in conv] heeft dit gemotiveerd betwist. Ter zitting heeft [eis in conv] immers verklaard dat hij de sloopovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken op dit punt niet zou hebben gesloten. [ged in conv sub 1] heeft daarop toen niet meer gereageerd.
8.19.
[eis in conv] stelt dat [ged in conv sub 1] hem ten onrechte niet tijdig heeft geïnformeerd over de
-niet uit het rapport van [bedrijf 1] blijkende- aanwezigheid van asbest golfplaten onder de looppaden in de vleesvarkensschuur.
8.20.
[ged in conv sub 1] bestrijdt dit. Hij verwijst daartoe naar de hiervoor onder 4.9. weergegeven inhoud van zijn e-mail van 5 maart 2021 aan [naam 2] .
8.21.
In deze is van belang of [ged in conv sub 1] er (gerechtvaardigd) van mocht uitgaan dat hij door zijn e-mail van 5 maart 2021 aan [naam 2] te sturen voldaan heeft aan zijn mededelingsplicht jegens [eis in conv] .
8.22.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Daartoe is het volgende redengevend.
8.23.
Anders dan [ged in conv sub 1] stelt, kan niet worden gezegd dat hij ervan mocht uitgaan dat [naam 2] als gevolmachtigde/vertegenwoordiger van [eis in conv] is opgetreden.
8.24.
[ged in conv sub 1] verwijst in dit verband weliswaar naar de e-mail van [eis in conv] aan [naam 2] van 9 januari
2023(productie 14 van [ged in conv sub 1] ) waarin [eis in conv] [naam 2] als zijn adviseur aanmerkt, maar daarmee is niet gezegd [naam 2] bevoegd was om [eis in conv] te vertegenwoordigen, althans dat [ged in conv sub 1] daarvan in
2021mocht uitgaan. Deze e-mail is met geen ander doel opgesteld dan om [naam 2] duidelijk te maken dat [eis in conv] [naam 2] verwijt dat hij hem niet volledig heeft geïnformeerd over de asbestsituatie in de te slopen gebouwen. De e-mail dateert bovendien van na het sluiten van de sloopovereenkomst en kan niet tot de conclusie leiden dat [ged in conv sub 1] -door toedoen van [eis in conv] - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst [naam 2] als gevolmachtigde/vertegenwoordiger van [eis in conv] mocht beschouwen. In de sloopovereenkomst staat bovendien duidelijk dat [naam 2] de contactpersoon is voor zowel [eis in conv] als [ged in conv sub 1] . Dat is een wezenlijk andere positie dan de positie van een vertegenwoordiger.
8.25.
Het enkele feit dat [ged in conv sub 2] -op verzoek van [eis in conv] - aan [bedrijf 1] opdracht heeft gegeven om ten behoeve van [eis in conv] een asbestinventarisatie uit te voeren, is -mede tegen deze achtergrond- onvoldoende voor de stelling van [ged in conv sub 1] dat [ged in conv sub 2] als vertegenwoordiger van [eis in conv] heeft te gelden. Evenmin is hierdoor door [eis in conv] naar [ged in conv sub 1] toe de schijn gewekt dat [ged in conv sub 2] bevoegd was om [eis in conv] te vertegenwoordigen. [eis in conv] stelt dat hij op geen enkele wijze zelf jegens [ged in conv sub 1] de indruk heeft gewekt dat [ged in conv sub 2] door hem, [eis in conv] , was ingeschakeld. Dat heeft [ged in conv sub 1] niet tegengesproken.
8.26.
Voor de volledigheid voegt de rechtbank hier nog aan toe dat in het rapport van [bedrijf 1] [ged in conv sub 2] als opdrachtgever staat vermeld, zodat -anders dan [ged in conv sub 1] stelt- niet kan worden gezegd dat [ged in conv sub 2] namens [eis in conv] aan [bedrijf 1] opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van een asbestinventarisatie.
8.27.
Voor zover [ged in conv sub 1] tevens mocht hebben bedoeld te stellen dat [ged in conv sub 2] (door aan [bedrijf 1] opdracht te geven om ten behoeve van [eis in conv] een asbestinventarisatie te doen) naar hem toe de schijn heeft gewekt dat hij bevoegd was om [eis in conv] te vertegenwoordigen, kan dit [ged in conv sub 1] niet baten. De door de pseudo-vertegenwoordiger gewekte schijn van vertegenwoordigings-bevoegdheid is immers irrelevant.
(Hoge Raad 6 mei 1926 inzake Vas Dias/Salters, NJ 1926 bladzijde 721).
8.28.
Anders dan [ged in conv sub 1] stelt, kan uit de inhoud van de sloopovereenkomst niet worden afgeleid dat afspraken tussen [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] door [ged in conv sub 1] en [eis in conv] moeten worden opgevat als afspraken tussen hen beiden. Het is dus niet zo dat een mededeling van [ged in conv sub 1] aan [ged in conv sub 2] over de aanwezigheid van asbest heeft te gelden als een mededeling van [ged in conv sub 1] aan [eis in conv] .
8.29.
Dit betekent dat de mededeling van [ged in conv sub 1] in zijn e-mail van 5 maart 2021 aan [naam 2] niet kan worden aangemerkt als een mededeling van [ged in conv sub 1] aan [eis in conv] .
8.30.
Alle contacten tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] over de te sluiten sloopovereenkomst zijn via [naam 2] gelopen. Het enkele feit dat [eis in conv] daarvoor heeft gekozen is niet van belang. [ged in conv sub 1] is hiermee immers al dan niet stilzwijgend akkoord gegaan. [eis in conv] en [ged in conv sub 1] hebben er daarmee aldus voor gekozen om niet rechtstreeks met elkaar te onderhandelen over de te sluiten sloopovereenkomst.
[eis in conv] en [ged in conv sub 1] liepen hierdoor beiden het risico dat mededelingen die zij in dat verband aan [naam 2] hebben gedaan niet dan wel niet volledig door [naam 2] ter kennis van de wederpartij werden gebracht.
8.31.
Nu [naam 2] in deze slechts contactpersoon van [eis in conv]
en[ged in conv sub 1] is geweest komt het niet voor risico van [eis in conv] , maar voor risico van [ged in conv sub 1] dat [naam 2] zijn e-mail van 5 maart 2021 niet aan [eis in conv] heeft doorgestuurd. Op [ged in conv sub 1] rustte immers de verplichting om zijn wetenschap over de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur (kennis waarover [eis in conv] niet beschikte) met [eis in conv] te delen.
Evenmin is sprake van andere omstandigheden die de persoon van [eis in conv] betreffen en rechtvaardigen dat [eis in conv] het nadeel draagt van het feit dat hij de e-mail van [ged in conv sub 1] van 5 maart 2021 niet voor het sluiten van de overeenkomst heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW. Met nadeel wordt hier bedoeld: het niet aan [ged in conv sub 1] kunnen tegenwerpen dat deze niet aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan en [eis in conv] daardoor geen vordering heeft op [ged in conv sub 1] vanwege de aangetroffen asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur.
8.32.
Anders dan [ged in conv sub 1] nog heeft aangevoerd, mocht hij naar het oordeel van de rechtbank op grond van de inhoud van de hiervoor onder 4.10. vermelde e-mail van [naam 2] van eveneens 5 maart 2021 niet veronderstellen dat [naam 2] [eis in conv] had gewezen op de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur. De tekst van die e-mail biedt daarvoor volstrekt geen aanknopingspunt.
8.33.
De conclusie luidt dan ook dat [eis in conv] voorafgaand dan wel ten tijde van het sluiten van de sloopovereenkomst niet op de hoogte was, of geacht wordt te zijn, van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur en dat [ged in conv sub 1] [eis in conv] ten onrechte van deze voor [eis in conv] wezenlijke situatie onkundig heeft gehouden.
8.34.
Het door [eis in conv] gedane beroep op dwaling slaagt dan ook.
8.35.
Het slagen van het beroep op dwaling betekent echter niet dat [ged in conv sub 1] jegens [eis in conv] schadeplichtig is. Daarvoor dient een specifieke rechtsgrond aanwezig te zijn.
8.36.
Het enkele feit dat de door [ged in conv sub 1] aan [ged in conv sub 2] gedane mededeling per e-mail van 5 maart 2021 [eis in conv] niet heeft bereikt, kan in de gegeven omstandigheden, waarin [eis in conv] en [ged in conv sub 1] niet rechtstreeks met elkaar hebben onderhandeld over de te sluiten sloopovereenkomst, niet als een onrechtmatige daad van [ged in conv sub 1] worden aangemerkt.
8.37.
[eis in conv] vordert niet dat de rechtbank de sloopovereenkomst op grond van dwaling vernietigt. Dit betekent dat de sloopovereenkomst van kracht blijft.
8.38.
[ged in conv sub 1] stelt dat in de sloopovereenkomst expliciet (in artikel 1.1.) is opgenomen dat hij niet aansprakelijk is voor de asbestinventarisatie van [bedrijf 1] en evenmin aansprakelijk is voor de eventuele aanwezigheid van niet direct door [bedrijf 1] waargenomen asbesthoudend materiaal. [ged in conv sub 1] verbindt daaraan de conclusie dat [eis in conv] bij het sluiten van de sloopovereenkomst wist dat hij het risico op sloopkostenstijging liep in het geval er asbest zou worden aangetroffen die niet in het asbestinventarisatierapport van [bedrijf 1] is opgenomen.
8.39.
Dit betoog kan [ged in conv sub 1] niet baten. [ged in conv sub 1] ging er voor het sluiten van de sloopovereenkomst ervan uit dat er asbest aanwezig was onder de looppaden van de voormalige vleesvarkensschuur. Het is aan [ged in conv sub 1] te wijten dat hij [bedrijf 1] niet heeft gewezen op de (mogelijke) aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur.
8.40.
[ged in conv sub 1] heeft die kennis ook niet voor dan wel tijdens het sluiten van de overeenkomst met [eis in conv] gedeeld.
8.41.
Met [eis in conv] wordt dan ook geoordeeld dat het beroep van [ged in conv sub 1] op de exoneratieclausule in artikel 1 lid 1 van de sloopovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, waarmee het beroep van [ged in conv sub 1] op deze clausule niet slaagt.
8.42.
[eis in conv] verlangt op de voet van het bepaalde in artikel 6:230 lid 2 BW dat de rechtbank de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het nadeel wijzigt.
8.43.
[eis in conv] stelt in de inleidende dagvaarding (randnummer19) dat hij zich jegens de gemeente Montferland heeft verbonden om de aangetroffen asbest te laten verwijderen voordat de sloop van de gebouwen kan worden voltooid en dat hij dus met extra verwijderingskosten (ten aanzien van de asbest onder de looppaden van de varkensschuur) wordt geconfronteerd.
8.44.
[eis in conv] heeft ter opheffing van het nadeel een voorstel gedaan als hiervoor onder 5.1.VII. is weergegeven.
8.45.
[ged in conv sub 1] heeft geen op dit voorstel toegesneden verweer gevoerd en dus ook niet ten aanzien van de hoogte van het voorschot.
De rechtbank neemt dit voorstel over, met uitzondering van de bepaling over het voorschot. Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor onder 8.11. heeft overwogen komt het de rechtbank immers geraden voor om aan de gehoudenheid om aan [eis in conv] een voorschot te betalen de opschortende voorwaarde te verbinden dat de gemeente jegens [eis in conv] aanspraak maakt op verwijdering van de asbest onder de looppaden in de voormalige vleesvarkensschuur.
De kosten van de asbestinventarisatie door [bedrijf 4] komen zonder meer voor rekening van [ged in conv sub 1] .
8.46.
De rechtbank merkt voor de volledigheid nog het volgende op.
[ged in conv sub 1] stelt (onder randnummer 2.15. van de conclusie van antwoord) dat [bedrijf 1] afhankelijk van door [ged in conv sub 2] aan [bedrijf 1] gegeven opdracht tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen [ged in conv sub 2] met [bedrijf 1] gesloten overeenkomst, omdat [bedrijf 1] zelf eenvoudig had kunnen ontdekken dat er asbestplaten onder de vloer zijn verwerkt. Voor deze tekortkoming is [ged in conv sub 2] jegens [eis in conv] aansprakelijk, niet [ged in conv sub 1] .
8.47.
Dit betoog snijdt geen hout. [eis in conv] verwijt [ged in conv sub 1] immers niet dat het rapport van [bedrijf 1] onjuist is om de reden die [ged in conv sub 1] daarvoor aanvoert. [eis in conv] verwijt [ged in conv sub 1] dat hij hem -los van het rapport van [bedrijf 1] - niet op de hoogte heeft gebracht van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur.
proceskosten
in de hoofdzaak
8.48.
[ged in conv sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eis in conv] betalen.
De proceskosten van [eis in conv] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,28
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.190,28
in het incident
8.49.
In het vonnis in incident van 28 februari 2024 heeft de rechtbank de kosten van het incident aangehouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
8.50.
Nu [ged in conv sub 1] in de hoofdzaak in het ongelijk is gesteld, wordt hij veroordeeld in de aan de zijde van [eis in conv] gevallen kosten in het incident.
[eis in conv] heeft zich met betrekking tot de vordering van [ged in conv sub 1] tot oproeping in vrijwaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om de aan de zijde van [eis in conv] gevallen kosten van het door [ged in conv sub 1] opgeworpen incident te begroten op nihil.
uitvoerbaarheid bij voorraad
8.51.
[ged in conv sub 1] verzoekt de rechtbank om, indien zij de vorderingen van [eis in conv] jegens hem zou toewijzen, het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [ged in conv sub 1]
stelt dat een veroordelend vonnis indruist tegen zijn uitgangspunt dat het slopen hem niets zou kosten en dat hij evenmin iets hoefde te regelen, hetgeen hij reeds per e-mail van 28 november 2020 (productie 3) aan [ged in conv sub 2] heeft laten weten.
8.52.
De rechtbank ziet in het door [ged in conv sub 1] gestelde geen aanleiding om het vonnis jegens hem niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit geldt eveneens ten aanzien van de stelling van [ged in conv sub 1] dat hij niet tot betaling van een groot bedrag in staat is.
B.
ten aanzien van [ged in conv sub 2]
8.53.
In deze is van belang om de rechtspositie van [ged in conv sub 2] ten opzichte van [eis in conv] vast te stellen.
8.54.
[ged in conv sub 2] stelt niet dat het handelen van [naam 2] niet aan haar kan worden toegerekend. De rechtbank zal dan ook het handelen van [naam 2] aanmerken als het handelen van [ged in conv sub 2] . Waar hierna over [naam 2] wordt gesproken dient tevens [ged in conv sub 2] te worden gelezen.
8.55.
Vast staat dat [ged in conv sub 2] in het kader van de onderhandelingen tussen [naam 1] en [ged in conv sub 1] een concept sloopovereenkomst had opgesteld. Nadat [naam 1] had aangegeven dat hij de sloopmeters van [ged in conv sub 1] niet nodig had, is [eis in conv] in diens plaats getreden. [ged in conv sub 2] heeft zich toen naar [eis in conv] en [ged in conv sub 1] toe bereid verklaard om als contactpersoon tussen hen te fungeren. Onbestreden is dat [ged in conv sub 2] voor zijn rol geen kosten bij [eis in conv] en/of [ged in conv sub 1] in rekening heeft gebracht.
8.56.
Naar het oordeel van de rechtbank is de betrokkenheid van [ged in conv sub 2] bij de inhoud van de sloopovereenkomst en/of het tot stand komen van die overeenkomst betrekkelijk gering.
8.57.
Anders dan [ged in conv sub 1] , stelt [eis in conv] niet dat [ged in conv sub 2] tijdens een bespreking van haar met [naam 1] en [ged in conv sub 1] op de hoogte is gekomen van de (mogelijke) aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de vleesvarkensschuur.
8.58.
Het gaat er in deze dan ook enkel om of [ged in conv sub 2] rechtens verweten kan worden dat zij de e-mail van [ged in conv sub 1] van 5 maart 2021 niet ter kennis van [eis in conv] heeft gebracht.
8.59.
De rechtbank beantwoordt deze vraag tegen de achtergrond van de geringe betrokkenheid van [ged in conv sub 2] in het kader van de totstandkoming van de sloopovereenkomst ontkennend.
Daartoe is het volgende redengevend.
8.60.
Gelet op de stelligheid waarmee [ged in conv sub 1] in zijn e-mail van 5 maart 2021 beweert dat het rapport van [bedrijf 1] onjuist is omdat daarin geen melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de vleesvarkensschuur, had van [ged in conv sub 1] (als hoofdverantwoordelijke voor een juiste voorlichting van [eis in conv] over de asbestsituatie in zijn voormalige bedrijfsgebouwen) mogen worden verwacht dat hij [bedrijf 1] bij het eerste bezoek van [bedrijf 1] ervan op de hoogte stelde dat er (vermoedelijk) asbest aanwezig was onder de looppaden in de vleesvarkensschuur. [ged in conv sub 2] stelt met recht dat zij ervan mocht uitgaan dat [ged in conv sub 1] alle aan hem bekende wetenschap over de asbestsituatie in zijn gebouwen bij het eerste bezoek van [bedrijf 1] aan laatstgenoemde zou mededelen.
8.61.
[ged in conv sub 1] stelt weliswaar dat hij bij het eerste bezoek van [bedrijf 1] door [bedrijf 1] werd weggestuurd, maar de rechtbank ziet niet in dat [ged in conv sub 1] voordat hij werd weggestuurd niet tegen [bedrijf 1] zou hebben kunnen zeggen dat deze moest kijken naar de looppaden in de varkensschuur vanwege het bij [ged in conv sub 1] bestaande vermoeden van de aanwezigheid van asbest.
8.62.
In de eerste versie van het rapport van [bedrijf 1] staat niet dat er asbest is aangetroffen onder de looppaden van de vleesvarkensschuur. Toen [ged in conv sub 1] de eerste versie van het rapport van [bedrijf 1] onder ogen kreeg, heeft [ged in conv sub 1] daarover een aantal opmerkingen met [ged in conv sub 2] gedeeld. Echter, [ged in conv sub 1] heeft toen niet aan [ged in conv sub 2] medegedeeld dat het rapport onvolledig/onjuist was omdat daarin geen melding werd gemaakt van aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur. Dat had wel op de weg van [ged in conv sub 1] gelegen. En ook hier stelt [ged in conv sub 2] met recht dat [ged in conv sub 1] toen alle gelegenheid had om de omissie recht te doen zetten.
8.63.
Naar aanleiding van het commentaar van [ged in conv sub 1] op het conceptrapport, is [bedrijf 1] een tweede keer langs geweest bij [ged in conv sub 1] . Daar waar [ged in conv sub 1] stelt dat hij bij dat tweede onderzoek van [bedrijf 1] wel aanwezig mocht zijn, had [ged in conv sub 1] (nogmaals) de kans om [bedrijf 1] te wijzen op de (mogelijke) aanwezigheid van asbest. Kennelijk heeft [ged in conv sub 1] dat niet gedaan, dan wel heeft [bedrijf 1] geen asbest onder de looppaden van de varkensschuur aangetroffen. De tweede versie van het rapport van [bedrijf 1] maakt opnieuw geen melding van aanwezigheid van asbest onder de looppaden in de vleesvarkensschuur. Sterker nog: [ged in conv sub 2] wijst er met recht op dat [bedrijf 1] in de tweede versie van het rapport (op bladzijde 6) vermeldt dat er geen vermoeden is van niet direct waargenomen asbesthoudend materiaal in de onderzochte schuren.
8.64.
Onder deze omstandigheden mocht [ged in conv sub 2] van de volledigheid van de tweede versie van het rapport van [bedrijf 1] uitgaan. [bedrijf 1] is in deze immers de deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank was [ged in conv sub 2] dan ook niet gehouden om de e-mail van [ged in conv sub 1] van 5 maart 2021 naar [eis in conv] door te sturen. Het is hooguit ongelukkig te noemen dat [ged in conv sub 2] dit niet heeft gedaan.
8.65.
[ged in conv sub 2] is dan ook niet jegens [eis in conv] op rechtens relevante wijze toerekenbaar tekortgeschoten, dan wel heeft [ged in conv sub 2] niet onrechtmatig jegens [eis in conv] gehandeld door [eis in conv] niet te wijzen op de lacune in het rapport van [bedrijf 1] .
8.66.
De vorderingen van [eis in conv] jegens [ged in conv sub 2] worden dan ook afgewezen.
de proceskosten
in de hoofdzaak
8.67.
[eis in conv] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [ged in conv sub 2] betalen.
De proceskosten van [ged in conv sub 2] worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
-salaris advocaat € 1.572,00 (2 punten x € 786,00)
-nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 4.587,00
in het incident
8.68.
In het vonnis in incident van 28 februari 2024 heeft de rechtbank de kosten van het incident aangehouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
8.69.
Nu [eis in conv] in de hoofdzaak in het ongelijk is gesteld, wordt hij veroordeeld in de kosten van de aan de zijde van [ged in conv sub 2] gevallen kosten in het incident.
De proceskosten van [ged in conv sub 2] worden begroot op € 786,00 (1 punt x € 786,00).
in reconventie
8.70.
Uit artikel 2 lid 1 van de sloopovereenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat [eis in conv] zich jegens [ged in conv sub 1] heeft verbonden om de sloopwerkzaamheden binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de bestemmingsplanwijziging ten behoeve van zijn bouwplan uit te voeren.
8.71.
Uit hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, dat voor zover van belang als hier herhaald geldt, volgt dat [eis in conv] eerst na het sluiten van de sloopovereenkomst is geconfronteerd met de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de voormalige vleesvarkensschuur, terwijl [ged in conv sub 1] vóór het sluiten van de sloopovereenkomst [eis in conv] daarop niet heeft gewezen, ofschoon [ged in conv sub 1] daarmee toen al bekend was.
8.72.
De sloopwerkzaamheden zijn vanwege de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de voormalige vleesvarkensschuur met recht stilgelegd. Immers, indien er sprake is van de aanwezigheid van asbest dient dit eerst te worden verwijderd, voordat met de sloop verder kan worden gegaan.
Nakoming van de verbintenis door [eis in conv] is daardoor verhinderd als bedoeld in artikel 6:58 BW. Nu [ged in conv sub 1] de vermoedelijke aanwezigheid van asbest verzwegen heeft en de aanwezigheid van asbest in de voormalige vleesvarkensschuur nadien is vastgesteld, komt [ged in conv sub 1] -zoals hiervoor in conventie is overwogen- geen beroep toe op de exoneratieclausule als verwoord in artikel 1 lid 1 van de sloopovereenkomst.
De oorzaak van de verhindering om de sloopovereenkomst na te komen moet dan ook aan [ged in conv sub 1] worden toegerekend. [ged in conv sub 1] verkeert daardoor in schuldeisersverzuim. En dat betekent dat [eis in conv] niet in verzuim verkeert door de sloopovereenkomst niet verder na te komen. Dit alles klemt temeer nu [ged in conv sub 1] aan [eis in conv] heeft laten weten dat hij de kosten die voortvloeien uit het verwijderen van de asbestgolfplaten onder de looppaden van de varkensschuur niet voor zijn rekening wenst te nemen.
8.73.
Dit betekent dat de vorderingen van [ged in conv sub 1] worden afgewezen.
8.74.
[ged in conv sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eis in conv] betalen.
8.75.
De proceskosten van [eis in conv] worden begroot op € 786,00 terzake van salaris advocaat (0,5 x 2 punten x 786,00).
8.76.
Ten aanzien van de nakosten geldt dat een partij die zowel in conventie als in reconventie in het gelijk is gesteld aanspraak kan maken op nakosten ad in totaal € 278,00. In conventie is aan [eis in conv] al een bedrag aan nakosten van € 178,00 toegekend.
Omdat maar één van de gedaagden in conventie een reconventionele vordering heeft ingesteld en in het ongelijk is gesteld, is er aanleiding om in reconventie de nakosten te matigen tot € 100,00, zodat het totaal van de aan [eis in conv] toekomende nakosten in conventie en in reconventie op € 278,00 uitkomt.
8.77.
De kostenveroordeling in reconventie komt daarmee uit op in totaal € 886,00
(€ 786,00 + € 100,00).
8.78.
Gelet op het feit dat [eis in conv] indien nodig het vonnis in conventie en in reconventie in één keer zal betekenen, zal in reconventie voor dat geval geen verhoging van
€ 92,-- plus de kosten van betekening worden opgenomen omdat de veroordeling tot betaling daarvan al in het vonnis in conventie is uitgesproken. Het is immers niet goed voorstelbaar dat [ged in conv sub 1] in conventie aan het vonnis voldoet, maar dat voor het betalen van de proceskosten in reconventie het vonnis aan hem zal moeten worden betekend.

9.De beoordeling in zaak 24-122

9.1.
Nu [ged in conv sub 2] in de hoofdzaak niet wordt veroordeeld om enig bedrag aan [eis in conv] te betalen, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering onder 6.1.I. is ingesteld. Dit onderdeel van de vordering wordt dus afgewezen.
9.2.
Om die reden is evenmin plaats voor een veroordeling van [ged in conv sub 1] in de kosten van de onderhavige vrijwaringsprocedure (de vordering onder 6.1.II.)
9.3.
In de uitkomst van de door [ged in conv sub 1] jegens [ged in conv sub 2] aangespannen vrijwaringsprocedure (waarover hierna meer) ziet de rechtbank aanleiding om de kosten van de onderhavige vrijwaringsprocedure tussen partijen te compenseren op de wijze zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.

10.De beoordeling in zaak 24-123

10.1.
Voorop wordt gesteld dat ook in het kader van de onderhavige procedure wordt geoordeeld dat de rol van [ged in conv sub 2] / [naam 2] bij het tot stand komen van de sloopovereenkomst tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] beperkt is geweest. [naam 2] was -zo staat in de sloopovereenkomst vermeld- contactpersoon voor zowel Fokkings als [ged in conv sub 1] . [ged in conv sub 1] heeft niet weersproken dat [ged in conv sub 2] niet voor zijn diensten is betaald.
10.2.
[ged in conv sub 2] betwist dat zij (lees: [naam 2] ) tijdens een bespreking met [naam 1] en [ged in conv sub 1] van [naam 1] heeft vernomen dat er asbest aanwezig was onder de looppaden van de varkensschuur. Ter zitting heeft [ged in conv sub 2] stellig verklaard dat zij, als zij die kennis wel van [naam 1] zou hebben verkregen, dit zeker -naast de aanwezigheid van asbest in de dakbedekking van de schuren- zou hebben opgenomen in de concept-sloopovereenkomst die zij destijds ten behoeve van [naam 1] en [ged in conv sub 1] had opgesteld. Deze -plausibele- verklaring heeft [ged in conv sub 1] ter zitting niet tegengesproken. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [naam 2] niet van [naam 1] heeft vernomen dat er asbest aanwezig was onder de looppaden van de varkensschuur, maar dat [ged in conv sub 1] tijdens een bespreking terloops aan [naam 2] heeft meegedeeld dat er mogelijk asbest aanwezig was onder de looppaden van de varkensschuur. Uit de stellingen van [ged in conv sub 1] kan immers worden afgeleid dat zijn kennis op dit punt niet berustte op eigen wetenschap, maar dat hij van [naam 1] had begrepen dat er asbest onder de looppaden van de varkensschuur aanwezig was. Dat is dus wezenlijk anders dan absolute zekerheid.
De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het bewijsaanbod van [ged in conv sub 1] .
10.3.
In deze wordt [ged in conv sub 1] dan ook niet gevolgd in zijn stelling dat [naam 2] [bedrijf 1] er op had moeten wijzen dat er asbest aanwezig was onder de looppaden van de varkensschuur. Dat was immers op dat moment voor [naam 2] nog geen absolute zekerheid. Niet gezegd kan dan ook worden dat [naam 2] [bedrijf 1] onvoldoende heeft geïnstrueerd.
10.4.
[ged in conv sub 2] / [naam 2] is niet aanwezig geweest bij de twee onderzoeken van [bedrijf 1] . [ged in conv sub 1] is daarbij wel aanwezig geweest, ofschoon hij tijdens het eerste onderzoek door [bedrijf 1] is weggestuurd. Wat daarvan ook zij, [ged in conv sub 1] heeft bij die gelegenheden [bedrijf 1] niet attent gemaakt op de (vermoedelijke) aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur.
10.5.
Naar aanleiding van het eerste concept van [bedrijf 1] heeft [ged in conv sub 1] aan [ged in conv sub 2] niet kenbaar gemaakt dat het concept onvolledig was doordat er geen melding werd gemaakt van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur. Dit had van [ged in conv sub 1] , die stellig beweert dat er aldaar asbest aanwezig was, wel mogen worden verwacht.
10.6.
Voor [ged in conv sub 2] bestond er dan ook geen aanleiding om aan de juistheid en volledigheid van de rapportages van [bedrijf 1] , die zij als deskundige mocht beschouwen, te twijfelen. [ged in conv sub 2] mocht er immers van uitgaan dat [ged in conv sub 1] alle kennis die hij had over de (mogelijke) aanwezigheid van asbest met [bedrijf 1] zou delen.
10.7.
Nu het rapport van [bedrijf 1] geen melding maakt van de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur en in het rapport van [bedrijf 1] is opgenomen dat er geen vermoeden is van niet direct waargenomen asbesthoudend materiaal in de onderzochte schuren, kan [ged in conv sub 2] rechtens niet verweten worden dat zij naar aanleiding van de e-mail van [ged in conv sub 1] van 5 maart 2021 niet bij [ged in conv sub 1] heeft doorgevraagd, dan wel dat zij deze e-mail niet ter kennis van [eis in conv] heeft gebracht.
10.8.
[ged in conv sub 1] heeft nog aangevoerd dat [bedrijf 1] de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur gemakkelijk had kunnen ontdekken en dat het onderzoek van [bedrijf 1] daardoor onzorgvuldig was geweest. Anders dan [ged in conv sub 1] stelt, volgt daaruit niet dat [ged in conv sub 2] jegens hem aansprakelijk is voor het feit dat [bedrijf 1] de aanwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur niet heeft ontdekt, waardoor [eis in conv] onkundig is gebleven van deze aanwezigheid van asbest. Dit zou anders kunnen zijn indien er tussen [ged in conv sub 1] en [ged in conv sub 2] sprake is van een rechtsverhouding waarbij [ged in conv sub 2] jegens [ged in conv sub 1] instaat voor de afwezigheid van asbest onder de looppaden van de varkensschuur, maar daarvan is geen sprake.
10.9.
Nu niet gezegd kan worden dat [ged in conv sub 2] onrechtmatig jegens [ged in conv sub 1] heeft gehandeld dan wel toerekenbaar is tekort geschoten dienen de vorderingen van [ged in conv sub 1] te worden afgewezen.
10.10.
[ged in conv sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [ged in conv sub 2] betalen.
De proceskosten van [ged in conv sub 2] worden begroot op:
-salaris advocaat € 1.572,00 (2 punten x € 786,00)
-nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing
Totaal € 1.750,00

11.De beslissing

De rechtbank
in zaak 23-428
in conventie
ten aanzien van de door [eis in conv] jegens [ged in conv sub 1] ingestelde vorderingen
11.1.
wijzigt de sloopovereenkomst tussen [eis in conv] en [ged in conv sub 1] ter opheffing van het nadeel van [eis in conv] als gevolg van de dwaling in die zin dat aan de sloopovereenkomst een aanvullende bepaling artikel 1.5 wordt toegevoegd, die luidt:
“In afwijking van artikel 1.2 zijn de kosten van de asbestinventarisatie met betrekking tot en de verwijdering van de asbest onder de looppaden van de vleesvarkensschuur [adres 1] voor rekening van [ged in conv sub 1] . Ter dekking van deze kosten zal [ged in conv sub 1] op 1e verzoek van [eis in conv] een voorschot op deze kosten voldoen ten bedrage van € 40.000,00 onder de opschortende voorwaarde dat de gemeente [eis in conv] gehouden acht om de asbest aanwezig onder de looppaden van de vleesvarkensschuur aan de [adres 1] te verwijderen, ten bewijze waarvan [eis in conv] aan [ged in conv sub 1] een daartoe strekkende mededeling dan wel besluit van de gemeente dient te overleggen”,
11.2.
veroordeelt [ged in conv sub 1] in de proceskosten in de hoofdzaak van € 3.190,28, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [ged in conv sub 1] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
11.3.
veroordeelt [ged in conv sub 1] in de kosten van het incident, welke kosten aan de zijde van [eis in conv] worden begroot op nihil,
11.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van hetgeen hiervoor onder 11.2. is bepaald uitvoerbaar bij voorraad,
11.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
ten aanzien van de door [ged in conv sub 1] jegens [eis in conv] ingestelde vorderingen
11.6.
wijst de vorderingen van [ged in conv sub 1] af,
11.7.
veroordeelt [ged in conv sub 1] in de aan de zijde van [eis in conv] gevallen proceskosten van
€ 886,00,
11.8.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie bovendien
ten aanzien van de door [eis in conv] jegens [ged in conv sub 2] ingestelde vorderingen
11.9.
wijst de vorderingen van [eis in conv] af,
11.10.
veroordeelt [eis in conv] in de aan de zijde van [ged in conv sub 2] gevallen proceskosten in de hoofdzaak van € 4.587,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eis in conv] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
11.11.
veroordeelt [eis in conv] in de aan de zijde van [ged in conv sub 2] gevallen proceskosten in het incident van € 786,00,
11.12.
verklaart dit vonnis ten aanzien van hetgeen hiervoor onder 1110. en 11.11. is bepaald uitvoerbaar bij voorraad,
in zaak 24-122
11.13.
wijst de vorderingen van [ged in conv sub 2] af,
11.14.
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in zaak 24-123
11.15.
wijst de vorderingen van [ged in conv sub 1] af,
11.16.
veroordeelt [ged in conv sub 1] in de aan de zijde van [ged in conv sub 2] gevallen proceskosten van € 1.750,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [ged in conv sub 1] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
11.17.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op
5 februari 2025.
Th/PB