ECLI:NL:RBGEL:2025:1003

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
05.025661.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor uitvoer van cocaïne met een gevangenisstraf van 8 maanden

Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De verdachte, geboren in Duitsland en woonachtig in Duitsland, werd betrapt op 29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst, waar hij in een voertuig met Duits kenteken reed. Tijdens een verkeerscontrole werd de auto doorzocht, waarbij een professioneel aangebrachte verborgen ruimte werd ontdekt met daarin 1001,40 gram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was, ondanks de verdediging die aanvoerde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder de uitvoer van cocaïne naar Duitsland. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde ook de inbeslaggenomen personenauto verbeurd, omdat deze was gebruikt bij het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.025661.24
Datum uitspraak : 7 januari 2025
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] (Duitsland).
Raadsman: mr. L.E. de Rode, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst, althans in Nederland, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (ongeveer) 1001,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die cocaïne in een voertuig vervoerd met de bestemming Duitsland;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen (ongeveer) 1001,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middels als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die cocaïne in een voertuig vervoerd met de bestemming
Duitsland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst, althans in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid (te weten (ongeveer) 1001,40 gram) van (een) materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1001,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat het bewijs voor het aantreffen van de cocaïne in de auto van verdachte onrechtmatig is verkregen en dient te worden uitgesloten, zodat integrale vrijspraak moet volgen van alle tenlastegelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van twee vormverzuimen: de auto is doorzocht zonder redelijk vermoeden van schuld en er is sprake geweest van stelselmatige observatie zonder daartoe strekkende machtiging. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de (poging tot) uitvoer van drugs, zoals ten laste gelegd in feit 1, omdat niet bewezen is dat verdachte de drugs naar Duitsland vervoerde, en partieel moet worden vrijgesproken van de bestanddelen ‘verkopen’, ‘afleveren’ en ‘verstrekken’, zoals ten laste is gelegd in feit 2.
Beoordeling door de rechtbank
Het onderzoek tegen verdachte is gestart met een ANPR-hit op 29 september 2023 voor het voertuig met Duits kenteken: [kenteken] , ingeschreven in [plaats] (Duitsland).
Die dag zag verbalisant [verbalisant 1] om 19:23 uur een hit op de A12 bij Oudenrijn. Naar aanleiding van dIe hit heeft de verbalisant in de reishistorie gekeken en zag toen dat het voertuig op 29 september 2023 om 14:02 uur het land binnen was gekomen op de A1 bij Oldenzaal. Verder zag de verbalisant dat het voertuig via de A1 en de A12 naar het westen was gereden en rondom de N211 Wippolderlaan richting Naaldwijk een hit had gegenereerd. Het voertuig kwam hierna na ongeveer 2 uur weer terug en zette weer koers richting Duitsland. Hierna genereerde het voertuig om 19:46 uur een hit op de A1 ter hoogte van Hoevelaken. Om 20:12 uur zag verbalisant het genoemde voertuig hem passeren op de A1 ter hoogte van De Paal.
Verbalisant heeft het voertuig een volgteken gegeven, heeft het voertuig geleid naar de carpoolplaats bij Wilp en vervolgens een verkeerscontrole uitgevoerd. Verdachte bleek de bestuurder en enig inzittende van het voertuig. Op de vraag waar hij vandaan kwam, antwoordde verdachte dat hij 7 dagen op vakantie was geweest met zijn gezin en dat zij eerder naar huis waren gegaan. Ook zei verdachte dat de auto van zijn werkgever was. Verbalisant kon zien dat de auto op een andere naam stond dan die verdachte opgaf. Tijdens dit gesprek kwam verdachte zeer zenuwachtig over: hij had moeite met het openen van de motorkap en hij had trillende handen.
Naar aanleiding van zijn bevindingen heeft de verbalisant de auto van verdachte doorzocht. Hierbij viel het verbalisant op dat de uitlaat van het voertuig zeer laag hing en dat het hitteschild was aangepast waardoor de uitlaat lager hing dan normaal bij een Nissan Qashqai. Aan de binnenzijde was verder zichtbaar dat de middenconsole opvallend los zat. Verbalisant heeft uiteindelijk met een koevoet de afdekplaat losgetrokken, waarna hij een professioneel aangebrachte verborgen ruimte zag met daarin een papieren tas met een geseald blok. [2] Het NFI heeft dit blok van 1001,40 gram positief getest op cocaïne. [3] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het zijn drugs is. [4]
Ten aanzien van het gebruikmaken van het ANPR-systeem, overweegt de rechtbank als volgt. Verbalisant kreeg om 19:23 uur een ANPR-hit over voornoemd voertuig. Vanaf dat moment heeft verbalisant de reisbewegingen teruggekeken. De rechtbank is van oordeel dat het op deze wijze gebruikmaken van het ANPR-systeem niet aan te merken is als stelselmatige observatie, zodat reeds om die reden geen bevel van de officier van justitie nodig is. Het op deze wijze gebruikmaken van het ANPR-systeem is immers niet geschikt om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijke leven van verdachte. Dit betekent dat het verweer van de raadsman dat sprake is van stelselmatige observatie niet slaagt.
Over de doorzoeking van de auto overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de ANPR-hits in combinatie met het zenuwachtige gedrag, de afwijkende tenaamstelling, het in strijd met de ANPR-hits verklaren over de afgelegde route én de bij de verbalisant ambtshalve bekende drugsroute vanaf de Rotterdamse haven, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een verdenking van het overtreden van de Opiumwet, zijnde een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, zodat de doorzoeking van het voertuig rechtmatig heeft plaatsgevonden.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake is van uitvoer van de aangetroffen cocaïne. De definitie van ‘buiten het grondgebied brengen’ uit artikel 1, vijfde lid van de Opiumwet, wordt extensief geïnterpreteerd. Deze begripsomschrijving is ruimer dan wat in het spraakgebruik onder buiten het grondgebied brengen wordt verstaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte de Duitse nationaliteit heeft, in een voertuig met Duits kenteken reed en op de Nederlandse snelweg in de richting van Duitsland reed. Verdachte is ook niet ver van de grens aangehouden. Verder woont verdachte in Duitsland en heeft hij verklaard dat het zijn drugs zijn. Gelet op die omstandigheden en bij gebrek aan verifieerbare verklaring over een andere bestemming acht de rechtbank bewezen dat verdachte onderweg was naar huis en aldus de aangetroffen hoeveelheid cocaïne vervoerde met bestemming Duitsland. Daarmee is sprake van het ‘buiten het grondgebied brengen’ van de aangetroffen cocaïne.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de bestanddelen ‘verkopen’, ‘afleveren’ en ‘verstrekken’ uit feit 2 nu het dossier daarvoor geen aanknopingspunten bevat.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst
, althans in Nederland,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (ongeveer) 1001,40 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die cocaïne in een voertuig vervoerd met de bestemming Duitsland;
2.
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst
, althans in Nederlandopzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd, een hoeveelheid
(te weten (ongeveer) 1001,40 gram
) van (een) materiaal bevattendecocaïne, zijnde cocaïne,
in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Wilp, gemeente Voorst
, althans in Nederlandopzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1001,40 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne
,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair, feit 2 en feit 3:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
5. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de eendaadse samenloop van (verlengde) uitvoer, het vervoeren en het voorhanden hebben van ruim 1 kilo cocaïne. Het is algemeen bekend dat harddrugs zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland worden de internationale handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. De (internationale) handel in harddrugs gaat doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft met zijn gedragingen hieraan bijgedragen. Daar komt bij dat de wijze waarop de harddrugs in een verborgen ruimte van de auto waren verstopt zeer professioneel was en dat verdachte op geen enkele wijze heeft getoond de laakbaarheid van zijn handelen in te zien.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten in Nederland of Duitsland.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank mede gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor de uitvoer van 1 tot 1,5 kilogram harddrugs uit van een gevangenisstraf van 8-12 maanden.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat enkel volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8. De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten is beslag gelegd op het volgende voorwerp:
- een personenauto ( [kenteken] ).
De officier van justitie heeft verzocht om de inbeslaggenomen personenauto verbeurd te verklaren, omdat het voorwerp is gebruikt bij het strafbare feit.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen personenauto ( [kenteken] ) met behulp van welke feit 1 primair, feit 2 en feit 3 zijn begaan, verbeurd verklaren. Daarbij is rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
 verklaart verbeurd de personenauto ( [kenteken] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 januari 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023451238, gesloten op 11 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7-9.
3.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 52-54; NFI-rapport, p. 56.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 76.