ECLI:NL:RBGEL:2025:10010

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
84635
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en zware mishandeling met samoeraizwaard

Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1981 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het aanvallen van twee slachtoffers met een samoeraizwaard op 18 maart 2025 in Apeldoorn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vol opzet had om het leven van het eerste slachtoffer, [slachtoffer 1], te beroven, en dat hij daarbij zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag op het tweede slachtoffer, [slachtoffer 2], omdat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet op de dood. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven jaar op, met tbs met dwangverpleging, en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels toegewezen, met aanzienlijke schadevergoedingen voor zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van het gebruikte samoerai zwaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.084635.25
Datum uitspraak : 18 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] in [P.I.] .
Raadsvrouw: mr. R. Timmer, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

1.
hij op of omstreeks 18 maart 2025 in de gemeente Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
een ander, te weten [slachtoffer 1]
van het leven te beroven,
met een samoeraizwaard, althans een lang en/of scherp en/of puntig voorwerp, onophoudelijk op/in de armen en/of het lichaam van de [slachtoffer 1] en/of het gezicht van die [slachtoffer 1]
heeft ingehakt en/of geslagen en/of gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 maart 2025 in de gemeente Apeldoorn
aan een ander, te weten [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (beiderzijds partiele amputatie van beide onderarmen met
uitgebreid vaat/zenuw letsel en/of fors aangezichtsletsel met breuken, wekedelen en zenuwletsel en/of snijverwonding rug) heeft toegebracht,
door met een samoeraizwaard, althans een lang en/of scherp en/of puntig voorwerp, onophoudelijk op/in de armen en/of het lichaam van de [slachtoffer 1] en/of het gezicht
van die [slachtoffer 1] te hakken en/of te slaan en/of te steken en/of te snijden;
2
hij op of omstreeks 18 maart 2025 in gemeente Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een samoeraizwaard, althans een lang en/of scherp en/of puntig voorwerp,
op/in de arm, althans het lichaam van de [slachtoffer 2] heeft ingehakt en/of geslagen en/of gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 maart 2025 in de gemeente Apeldoorn
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (zeer diepe snijwond linker pols en/of zeer uitgebreid zenuw/vaatletsel linker pols), heeft toegebracht door met een samoeraizwaard, althans een lang en/of scherp en/of puntig voorwerp, op/in de arm, althans het lichaam van de [slachtoffer 2] te hakken en/of te slaan en/of te steken en/of te snijden;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 maart 2025 in de gemeente Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een ander, te weten [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een samoeraizwaard, althans een lang en/of scherp en/of puntig voorwerp,
op/in de arm, althans het lichaam van de [slachtoffer 2] heeft ingehakt en/of geslagen en/of gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en aan zware mishandeling van [slachtoffer 2] , ten laste gelegd onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair.
Het standpunt van de verdediging
Voor feit 2 primair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Ook levert het eenmalig slaan met het zwaard in de richting van de arm geen aanmerkelijke kans op de dood op. Voor feit 1 evenals voor het overige tenlastegelegde onder feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1 primair
Verdachte heeft de ten laste gelegde handelingen bekend. Om deze reden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte p. 91-92;
- het verslag verbatim verhoor verdachte p. 369-370 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2025;
- letselrapportage GGD Noord- en Oost-Gelderland van 27 juni 2025 p. 2-4 (niet doorgenummerd in het dossier).
Vol opzet op de dood van [slachtoffer 1]
Verdachte heeft met een scherp samoeraizwaard meerdere keren ingehakt op het lichaam en het gezicht van [slachtoffer 1] , ook nadat [slachtoffer 1] weerloos en zwaar gewond op de grond lag. Deze gedragingen zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van (potentieel) dodelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Dat dat gevolg niet is ingetreden, is niet aan verdachte te danken maar aan het met zijn armen en benen afweren van de slagen door [slachtoffer 1] en aan adequaat medisch ingrijpen. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
Verdachte heeft de ten laste gelegde handeling(en) bekend. Om deze reden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte p. 128-129;
- het verslag verbatim verhoor verdachte p. 375;
- ingevuld formulier verzoek medische informatie van 24 april 2025 p. 135
Net als de officier van justitie en de raadsvrouw, ziet de rechtbank geen bewijs dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 2] van het leven te beroven of dat het (eenmaal) steken in de arm met een scherp zwaard naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primaire feit (poging doodslag).
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte wist dat het zwaard scherp was en dat hij hiermee ernstig letsel kon veroorzaken. Dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel volgt uit de aard en de ernst van het letsel, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de omstandigheid dat blijvend letsel te verwachten is. De rechtbank acht het subsidiaire feit (zware mishandeling) dan ook bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks18 maart 2025 in de gemeente Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
een ander, te weten [slachtoffer 1]
van het leven te beroven,
met een samoeraizwaard,
althans een lang en/of scherp en/of puntig voorwerp,onophoudelijk op/in de armen en
/ofhet lichaam van die [slachtoffer 1] en
/ofhet gezicht van die [slachtoffer 1]
heeft ingehakt
en/
of geslagen en/of gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op
of omstreeks18 maart 2025 in de gemeente Apeldoorn
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (zeer diepe snijwond linker pols en
/ofzeer uitgebreid zenuw/vaatletsel linker pols), heeft toegebracht door met een samoeraizwaard,
althans een lang en/of scherp en/of puntig voorwerp, op/in de arm,
althans het lichaamvan die [slachtoffer 2]
te hakken en/of te slaan en/
ofte steken
en/of te snijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
Poging tot doodslag.
feit 2:
Zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Derhalve dient ontslag van alle rechtsvervolging te volgen.
De deskundigenrapportages
Drs. A. Banaei Kashani, psychiater, stelt in haar rapportage van 22 juli 2025 dat er bij verdachte sprake is van on/onderbehandelde, ernstige en complexe pathologie: PTSS en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale trekken. Verdachte is bijna één met zijn problematiek. De symptomen van PTSS en de persoonlijkheidskenmerken van verdachte zijn dusdanig geconsolideerd in de persoon van verdachte, dat aannemelijk is dat deze van invloed zijn geweest op zijn gedrag in aanloop tot en ten tijde van het delict. Vanwege het feit dat verdachte zegt geen herinneringen aan het tenlastegelegde te hebben en het daardoor ontbreken van een delictsanalyse, is het volgens de deskundige niet te zeggen in hoeverre die invloed heeft gereikt en kunnen er geen uitspraken worden gedaan over het toerekenen.
Dr. M. ten Berge, GZ-psycholoog, beschrijft in haar rapportage van 23 juli 2025 dat bij verdachte sprake is van PTSS, depressieve klachten en van persoonlijkheidsproblematiek.
Door het gerapporteerde geheugenverlies van verdachte ontbreekt een specifieke delictsanalyse. Ook onderliggende drijfveren en motieven hebben niet nader besproken en onderzocht kunnen worden. Een extra complicerende factor in dezen is het diagnostisch beeld, dat voor wat betreft de persoonlijkheidsdiagnostiek nog niet volledig is. Vanwege deze beperkingen in het onderzoek kunnen er volgens de deskundige geen specifieke uitspraken gedaan worden ten aanzien van een verband tussen de problematiek van verdachte en het ten laste gelegde – en daarmee ook niet over de mate van toerekenen. Wel kan in ieder geval gesteld worden dat er sprake is van een gelijktijdigheidsverband, de beschreven problematiek was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Gezien de ernst en de chroniciteit ervan zou aangenomen kunnen worden dat dit van invloed is geweest op het gedrag van verdachte, maar in hoeverre en op welke wijze is niet goed te duiden vanwege het gerapporteerde geheugenverlies.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door de deskundigen geconstateerde stoornissen gedurende de feiten ook aanwezig waren. De rechtbank neemt aan dat de vastgestelde stoornissen, gelet op de ernst en chroniciteit ervan, ook in enige mate hebben doorgewerkt bij het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank is, anders dan door de verdediging bepleit, van oordeel dat geen sprake is van een volledig ontoerekeningsvatbare dader. De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het plegen van de delicten. Daarbij overweegt de rechtbank dat de deskundigen tot de conclusie komen dat de symptomen van PTSS en de persoonlijkheidskenmerken dusdanig geconsolideerd zijn in de persoon van verdachte, dat dit invloed moet hebben gehad op zijn gedrag in aanloop tot en ten tijde van het delict.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd. De officier van justitie is er bij haar strafeis van uitgegaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de strafbare feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden) bepleit. Subsidiair bepleit de verdediging beperking van de duur van de gevangenisstraf tot de duur van het voorarrest. Een langere gevangenisstraf is volgens de verdediging onwenselijk, omdat de stoornissen van verdachte dan vooralsnog onbehandeld blijven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van zijn buren. Hierbij heeft verdachte zijn slachtoffers aangevallen met een samoeraizwaard. Door het handelen van verdachte ontstond de kans dat zijn buurman zou overlijden en ook zijn buurvrouw is bij de aanval zwaargewond geraakt. De slachtoffers hebben doodsangsten uitgestaan. Uit de indringende slachtofferverklaringen ter zitting blijkt duidelijk de enorme impact die het handelen van verdachte op het leven van de slachtoffers en hun gezin heeft gehad en nog steeds heeft. Dit is een zeer schokkend feit, waarmee verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers. Verdachte heeft de slachtoffers bovendien op klaarlichte dag aangevallen aan de voorkant van hun woning, een plek waar bewoners zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen. Uit de verklaringen van omwonenden blijkt ook dat deze feiten veel angst hebben veroorzaakt bij omstanders en andere wijkbewoners. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van 18 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages van de deskundigen drs. A. Banaei Kashani, psychiater, van 22 juli 2025 en dr. M. ten Berge, GZ-psycholoog, van 23 juli 2025. Beide deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van PTSS en persoonlijkheidsproblematiek. In het onderzoek van drs. A Banaei Kashani wordt beschreven dat de kans op herhaling van agressief gedrag in het algemeen lastig is in te schatten bij verdachte, vanwege de beperkingen van het onderzoek. Zijn gedag is echter wel onvoorspelbaar, de pathologie is te ernstig en de van verdachte verkregen informatie is te beperkt om slechts te kunnen spreken van een laag tot matige kans op herhaling. Dr. Ten Berge schrijft in haar rapport dat vanwege het ontbreken van een delictscenario een specifieke inschatting van het risico op recidive lastig is. Er is sprake van ernstige, chronische problematiek en een zeer hoge lijdensdruk bij verdachte. Al met al kan op basis hiervan wel gesteld worden dat de kans op recidive bij onbehandelde problematiek niet uitgesloten kan worden. Bij adequate behandeling en therapietrouw wordt deze kans als aanzienlijk lager ingeschat. Tevens adviseren beide deskundigen dat verdachte intensieve en langdurige klinische behandeling nodig heeft op een Forensisch Psychiatrische Afdeling om het recidiverisico te beperken. Zowel de psychiater als de psycholoog acht tbs met voorwaarden het meest passend. Drs. Banaei Kashani wijst er wel op dat getoetst moet worden op schijnaanpassing. Tevens adviseren beide deskundigen om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen om verdachte ook na beëindiging van de tbs-maatregel te kunnen monitoren.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 16 oktober 2025 volgt dat de reclassering voldoende aanknopingspunten ziet om het door de reclassering ingeschatte, gemiddelde risico te reduceren met tbs met voorwaarden. Hoewel verdachte zijn volledige medewerking toezegt aan begeleiding en behandeling, schat de reclassering het risico op onttrekking aan de voorwaarden als gemiddeld in. De Reclassering adviseert bij veroordeling tot tbs om ook de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) ingevolge art. 38z Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs of gevangenisstraf.
De oplegging van een gevangenisstraf
Vanwege de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers die verdachte heeft gemaakt, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur de enige manier om de strafwaardigheid van zijn gedrag tot uitdrukking te brengen, zowel richting de verdachte, zijn slachtoffers als de maatschappij. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de op te leggen tbs-maatregel, tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De oplegging van de tbs-maatregel met dwang
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank stelt verder vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven opleveren als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 2, Wetboek van Strafrecht, waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging eist. Dit is een verstrekkende en ingrijpende maatregel. De rechtbank acht deze maatregel echter noodzakelijk gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de ernst van de stoornis zoals die zich nu laat zien, maar ook vanwege het gebrek aan inzicht van verdachte en het risico van schijnaanpassing van verdachte. Een behandeling in de vorm van tbs met voorwaarden is geen optie, gezien de door de rechtbank op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren die op grond van artikel 38 lid 3 Wetboek van Strafrecht niet gecombineerd kan worden met tbs met voorwaarden.
De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Wetboek van Strafrecht is de terbeschikkingstelling dan ook niet in duur gemaximeerd.
De oplegging van de artikel 38z-maatregel
Uit het advies van de psychiater, GZ-psycholoog en de reclassering volgt dat zij, bij oplegging van tbs, adviseren om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel (GVM, in de zin van artikel 38z Wetboek van Strafrecht) op te leggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de tbs onder toezicht te stellen als dat in verband met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is. Daarnaast kunnen toekomstige risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen door de oplegging van de maatregel van artikel 38z Wetboek van Strafrecht worden teruggedrongen, dan wel aanvaardbaar worden gemaakt.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van verdachte. Daarnaast is de oplegging van de maatregel naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal daarom ook tot oplegging van deze maatregel overgaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden kan in de laatste fase van de aan de verdachte opgelegde terbeschikkingstelling plaatsvinden.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert in totaal € 578.135,36 aan materiële schade en € 85.000,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat volgens [slachtoffer 1] uit de volgende posten: [2]

1.Reiskostenbedrag in €

a. 2025: eigen bijdrage ziektekostenverzekering ivm vervoerskosten 126,00
naar revalidatie Utrecht,
zorgtaxi (23-6-2025)
b. 2026: eigen bijdrage ziektekostenverzekering ivm vervoerskosten
naar revalidatie Utrecht, zorgtaxi begroot 126,00
c. 2026: geen zorgtaxi voor controles Zwolle Isala
8 x 94 km x € 0,33, begroot 248,16
d. reiskosten t/m 10 oktober 2025 53,13
e. reiskosten 2027, therapie Apeldoorn, begroot 100,00

2.Medische kosten

a. eigen risico ziektekostenverzekering 2025 385,00
b. eigen risico ziektekostenverzekering 2026 385,00
c. eigen risico ziektekostenverzekering 2007 385,00
d. Etos, medische hulpmiddelen (
bon 28-4-2025) 16,10
e. Kruidvat zonnebrand voor littekens (
bon 30-4-2025) 39,99
f. Etos zalf littekens (
bon 11-5-2025) 9,49
g. apotheek (
bon 19-5-2025) 13,52
h. Etos, medische hulpmiddelen (
bon 24-5-2025) 39,06
i. apotheek (
bon 23-6-2025) 13,46
j. apotheek (
bon 11-7-2025) 13,46
k. apotheek (
bon 15-9-2025) 20,99
l. Bol.com, medische hulpmiddelen (
factuur 3-10-2025) 12,25
m. Etos, medische hulpmiddelen (
bon 8-10-2025) 10,99
n. nog te verwachten kosten medische hulpmiddelen
tot 18 maart 2027 (o.a. na operatie) begroot 30,00

3.Overige kosten

a. verloren gegane kleding, begrote dagwaarde: klompen € 40,00
trui € 30,00, spijkerbroek € 30,00 100,00
b. daggeldvergoeding zkh opname 18-3 t/m 4-4-2025, conform Richtlijn
17 x € 38,00 646,00
c. daggeldvergoeding revalidatiekliniek 5-4 t/m 22-5-2025, conform
Richtlijn, 48 x € 19,00 912,00
d. tandenborstel voor in revalidatiecentrum, oral B (
factuur 6-4-2025) 52,26
e. Sketchers, slips ins. Schoenen (
bon 5-4-2025) 79,99
f. hondenriem heupgordel bol.com (
factuur 11-5-2025) 16,14
g. bal tbv therapie Decathlon (
bon 28-5-2025) 6,99
h. uittreksel Kadaster woonadres verdachte (
factuur 6-6-2025) 17,95
i. tablet accessoires (
bon 7-6-2025) 9,99
j. klei tbv therapie (
bon 22-6-2025) 3,50
k. CBR gezondheidsverklaring (
bankmutatie 24-6-2025) 45,25
l. elastieken veters (
bon 26-6-2025) 7,50
m. lange broeken met elastieken band, bonprix (
factuur 21-8-2025) 92,88
n. [rijschool], medische rijtest (
factuur 28-8-2025) 157,50
o. verwarmde handschoenen bol.com (
factuur 30-9-2025) 129,95
p. voedingssupplementen/proteïne/etc.:
bon AH 28-3-2025 19,93
besteloverzicht ESN 4-4-2025 44,82
factuur Nutrilon13-4-2025 19,94
besteloverzicht ESN 23-4-2025 46,66
besteloverzicht ESN 7-5-2025 119,84
bon AH 14-5-2025 11,97
besteloverzicht ESN 9-6-2025 149,68
besteloverzicht ESN 21-8-2025 74,06
besteloverzicht ESN 11-9-2025 79,34
besteloverzicht ESN 12-10-2025 158,68
q. voedingssupplementen/proteïne/etc. vanaf nov 2025-18 maart 2027
begroot € 100,oo per maand, 16,5 mnd 1.650,00
r. budget aan te schaffen hulpmiddelen toekomst (handschoenen, keuken-
en kantoorbenodigdheden, etc.) t/m 18 maart 2027, begroot 750,00
s. daggeldvergoeding zkh opname toekomst (operatieve ingreep rechts)
2 dagen 76,00
t. aansluitend 2 weken opname revalidatiekliniek, 14 x € 19,00 266,00
u. kosten opvragen medische informatie (
factuur 16-10-2025) 127,44

4.Huishoudelijke hulp 0

5.Verlies aan arbeidsvermogen

ttv incident in dienst bij [bedrijf] als chauffeur
sinds 24-4-2024 ziek, re-integratie spoor 2 ingezet
voornemens te gaan werken als medewerker binnendienst, planner
of receptionist bij een vervoersbedrijf,
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 16 mei 2025
ziek uit dienst, ziektewet uitkering (incl vakantietoeslag)
a. geleden schade vanaf 16 mei t/m 31 okt 2025 schade:
verschil Zw uitkering - salaris dat had kunnen
worden verdiend 7.944,17 p.m.
b. gemiste vakantietoeslag over 5a. (8%) 635,53 p.m.
c. vanaf nov 2025 - 16 mei 2027 26.825,00 p.m.
d. gemiste vakantietoeslag over 5c. (8%) 2.146,00 p.m.
e. vervolgens WIA uitkering, jaarschade begroot
eindleeftijd 67, € 18.792 x 26 jaar 488.592,00 p.m.

6.Beperking zelfwerkzaamheden

a. Conform Richtlijn Zelfwerkzaamheid, eigen woning
met tuin, alle onderhoud, rijtjeshuis (0,8), jaarschade € 1.531,00
18 maart 2025 t/m 18 maart 2027, 2 jaar x € 1.531 x 0,8 (Richtlijn) 2.449,60
b. medische eindsituatie met blijvende ernstige beperkingen
19 maart 2027 tot eindleeftijd 75 (globaal nog 34 jaar)
34 x € 4.531,00 x 0,8 41.643,20

8.Pensioenschade

met ingang van 15 mei 2025 geen pensioenopbouw meer p.m.
(brief Pensioenfonds 13-8-2025).
subtotaal 578.135,36 p.m.
wettelijke rente 0 p.m.
subtotaal 578.135,36 p.m.
a. betaalde voorschotten 0
openstaand saldo 578.135,36p.m.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend, bestaande uit € 54.195,90 aan materiële schade en € 35.000 aan smartengeld. Op de zitting van 4 november 2025 is de materiële schade verhoogd met
€ 10,- voor het omzetten van de handremmen van de fiets (post 3j). Ook is verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat volgens [slachtoffer 2] uit de volgende posten: [3]

1.Reiskostenbedrag in €

a. reiskosten tot en met 23 oktober 2025 1.551,66
b. parkeerkosten tot en met 23 oktober 2025 26,97
c. toekomst: reiskosten voortdurende handtherapie, wekelijks
15 kilometer v.v. nov en dec 2025, 8 x 15 x € 0,33 39,60
d. toekomst: reiskosten voortdurende handtherapie, wekelijks
jan 2026 t/m 18 maart 2027, 63 wk x 15 km x € 0,33 311,85

2.Medische kosten

a. eigen risico ziektekostenverzekering 2025 385,00
b. apotheek (factuur 20-3-2025) 13,01
c. handfysiotherapie (factuur 30-5-2025) 42,25
d. handfysiotherapie (factuur 6-6-2025) 126,75
e. handfysiotherapie (factuur 13-6-2025) 84,50
f. handfysiotherapie (factuur 20-6-2025) 84,50
g. handfysiotherapie (factuur 26-7-2025) 211,25
h. handfysiotherapie voor eigen rekening 2026, 11 x € 42,50 464,75
i. handfysiotherapie voor eigen rekening 2027, 11 x € 42,50 464,75
j. eigen risico ziektekostenverzekering 2026 385,00
k. eigen risico ziektekostenverzekering 2027 385,00

3.Overige kosten

a. verloren gegane kleding, begrote dagwaarde trui € 25, broek € 20
hemd € 5,-- 50,00
b. slippers in beslag genomen door politie (besteloverzicht Daka) 24,94
c. daggeldvergoeding zkh opname 18-19 maart 2025, conform Richtlijn
een nacht Groningen, een nacht Zwolle 76,00
d. vingerloze handschoenen, UV bescherming, Amazon (factuur 5-5-2025) 6,79
e. multifunctionele groentesnijder (factuur 14-4-2025) 19,99
f. verzwaarde knuffel/sensorisch speelgoed bol.com (factuur 26-6-2025) 39,95
g. handschoenen met verwarming, bol.com (factuur 30-9-2025) 129,95
h. handschoenen binnen en gewichten voor therapie (bon 1-10-2025) 45,96
i. driewielfiets via WMO, eigen bijdrage 0,00
j. omzetten handremmen gewone fiets 10,00
k. budget aan te schaffen hulpmiddelen toekomst (handschoenen, keuken-
en kantoorbenodigdheden, etc. t/m 18 maart 2027, begroot 750,00
l. daggeldvergoeding zkh opname toekomst (operatieve ingreep) 38,00
m. kosten opvragen medische informatie (factuur 16-10-2025) 156,20

4.Huishoudelijke hulp

a. 18 maart – 14 april 2025, 4 weken zwaar beperkt, conform Richtlijn
gezin met kind > 5 jaar, € 379,-- per week, 4 x € 379,-- 1.516,00
b. 14 april – 13 oktober 2025, 150 minuten (2,5 uur) per week via WMO
eigen bijdrage 0
c. 13 oktober 2025 – 13 juni 2026, 138 uur (2 uur en 10 min) per week
via WMO, eigen bijdrage 0
d. aanvullende hulp van derden, 2,5 uur per week a € 12,--
14 april 2025 – 18 maart 2027, begroot 90 wk x 2,5 x € 12 2.700,00
e. vanaf 18 maart 2027, medische eindtoestand met blijvende beperkingen
naast wmo nog 1 uur hulp per week, 48 wk per jaar, jaarschade
€ 576,-- tot eindleeftijd 75, nog 35 jaar, begroot 20.000,00

5.Verlies aan arbeidsvermogen

a. medewerker klant & contact center, arbeidsovereenkomst tot 28-2-2026
24 uur per week, sinds 18-3-2025 arbeidsongeschikt
100 % doorbetaling loon, re-integratie loopt
b. zonder incident per 1-3-2026 nieuw contract, dan nog a.o.
70 % loondoorbetaling, schade begroot op 30 % van € 1.560,--
is € 468 netto per maand, x 1,08 vakantietoeslag, € 505,-- p.m. x 12 mnd 6.065,28 p.m.
c. na 2e ziektejaar, WIA uitkering,
begroot € 750,--, x 24 maanden 18.000,00 p.m.
d. overig/toekomst p.m.
subtotaal 54.195,90 p.m.
wettelijke rente 0
subtotaal 54.195,90 p.m.
a betaalde voorschotten 0
openstaand saldo
54.205,90p.m.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de materiële schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de posten aan reeds geleden schade kunnen worden toegewezen. Voor benadeelde partij [slachtoffer 1] komt de officier van justitie op een bedrag van € 14.913,00, bestaande uit de posten 1a,1d, 2a, 2d tot en met 2m, 3a tot en met 3p, 3u, 5a, 5b en 6a.
Voor benadeelde partij [slachtoffer 2] komt de officier van justitie op een bedrag van € 3.075,67 aan materiële schade, bestaande uit de posten 1a, 1b, 2a tot en met 2g, 3a tot en met 3m en 4a.
Ten aanzien van de overige posten van de vorderingen, bestaande uit toekomstige schade, refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts acht de officier van justitie het door de benadeelde partijen gevorderde smartengeld redelijk en toewijsbaar. Ook heeft de officier van justitie verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Aangevoerd is dat de vorderingen zo omvangrijk en inhoudelijk zo complex zijn, dat behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. Voorts is de verdediging, mede door de omvang van de vorderingen en het tijdstip van indiening, onvoldoende in staat geweest hiertegen volledig verweer te voeren. Ook biedt het strafproces niet de waarborgen die gelden bij de beoordeling van vorderingen in een civiele procedure. Dit maakt dat het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) in het geding is.
Subsidiair refereert de raadsvrouw zich ten aanzien van de materiële schade van benadeelde partij [slachtoffer 1] voor de volgende posten aan het oordeel van de rechtbank: 1a, 1b, 1d, de onder 2 opgenomen reeds gemaakte medische kosten, alsmede de onder 3 opgenomen reeds gemaakte overige kosten, mits deze kosten noodzakelijk waren en in niet te ver verwijderd verband staan met het strafbare feit. De posten 3h, 3k en 3n worden wel betwist. Ook de overige schadeposten worden betwist omdat deze zien op toekomstige schade die te onzeker en onvoldoende is onderbouwd, dan wel omdat geen sprake is van rechtstreekse schade.
Ten aanzien van de materiële schade van benadeelde partij [slachtoffer 2] refereert de raadsvrouw zich voor de volgende posten aan het oordeel van de rechtbank: 1a, 1b, 1c, 2a tot en met 2g, alsmede de onder 3 opgenomen reeds gemaakte overige kosten, mits deze kosten noodzakelijk waren en in niet te ver verwijderd verband staan met het strafbare feit. De posten 3k en 3l worden wel betwist. Ook de overige schadeposten worden betwist omdat deze zien op toekomstige schade die te ingewikkeld, te onzeker of onvoldoende onderbouwd is, dan wel omdat geen sprake is van rechtstreekse schade.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht het door de benadeelde partijen gevorderde smartengeld aanzienlijk te matigen. Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is aangevoerd dat de Rotterdamse Schaal niet op de juiste wijze is toegepast. Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 2] is naar voren gebracht dat er nog geen medische eindsituatie van het polsletsel lijkt te zijn, zodat een lagere letselcategorie van toepassing is.
Het standpunt van de advocaat van de benadeelde partijen
De advocaat van de benadeelde partijen heeft de vorderingen op de zitting van 4 november 2025 nader toegelicht en verzocht de vorderingen volledig toe te wijzen.
Overweging van de rechtbank
Ontvankelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partijen
Weliswaar is sprake van omvangrijke vorderingen met veel posten die mede zien op complexe toekomstige (letsel)schade, maar hieruit trekt de rechtbank niet de conclusie dat de vorderingen op voorhand niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet alle schadeposten ingewikkeld van aard zijn. Een aanzienlijk deel van de materiële schade is overzichtelijk en is met stukken onderbouwd. Dit geldt ook voor enkele posten aan toekomstige schade. Deze posten lenen zich dan ook voor beoordeling in het strafproces. Daarbij merkt de rechtbank op dat de vorderingen met bijbehorende stukken tijdig voor de inhoudelijke behandeling zijn ingediend. Andere posten zijn zodanig complex en vragen nadere bewijsvoering waarvoor in deze procedure geen ruimte is. Voor die onderdelen is de civiele procedure meer geschikt. De rechtbank zal de vorderingen dan ook beoordelen en deze per post dan wel gegroepeerd bespreken.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Toewijsbare reiskosten, medische kosten en overige kosten
De posten
1a, 1b, 1d en 2ahebben betrekking op geleden schade, zijn met stukken onderbouwd en worden door de verdediging als zodanig niet betwist, zodat deze posten kunnen worden toegewezen. Weliswaar zien de posten
1c, 1e, 2b en 2cop toekomstige schade, maar gelet op de geschatte duur van verdere genezing en behandeling, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat deze schade zal worden geleden. Ook de gemaakte medische kosten opgenomen onder de posten
2d tot en met 2mzijn met stukken onderbouwd en kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden toegewezen. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat sprake is van noodzakelijke kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare feit. Ook de posten
3a tot en met 3g, 3i tot en met 3p en 3uzijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en noodzakelijke kosten die in zodanig verband staan met het strafbare feit c.q. het toegebrachte letsel dat deze kunnen worden toegewezen.
Resumerend, komt de rechtbank op:
totale reiskosten € 653,29
totale medische kosten € 1.344,31
totale overige kosten € 3.112,31 +
--------------
totale materiële schade
€ 5.109,91
Overige materiële posten niet-ontvankelijk
De benadeelde partij moet in de vordering voor de overige posten naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard. De posten 2n, 3r, 3s en 3t zien op toekomstige schade die naar het oordeel van de rechtbank te onzeker is. Op dit moment staat onvoldoende vast dat de operatie en de medische opnames waarvoor kosten zijn begroot zullen plaatsvinden. Ook is nu nog onvoldoende duidelijk wat de benadeelde in de toekomst aan hulpmiddelen nodig zal hebben. Ten aanzien van de onder 3q opgenomen post voedingssupplementen acht de rechtbank de noodzaak van deze toekomstige kosten voor de duur van twee jaar onvoldoende onderbouwd. De post 3h, kosten voor uittreksel kadaster woonadres verdachte - kennelijk ten behoeve van mogelijk verhaal - is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als schade die rechtstreeks is veroorzaakt door het strafbare feit. . Post 5 (a tot en met e), verlies aan arbeidsvermogen, die grotendeels ziet op toekomstige schade, is naar het oordeel van de rechtbank te complex voor beoordeling in het strafproces. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde een tijdelijke arbeidsovereenkomst had die ook zonder het strafbare feit op 15 mei 2025 van rechtswege zou zijn geëindigd. Ook volgde benadeelde al voor het feit een tweede spoor re-integratietraject. Reeds hierom is zonder nadere uitwisseling van standpunten en onderbouwing daarvan niet vast te stellen dat het gestelde verlies aan verdienvermogen rechtstreeks is veroorzaakt door het strafbare feit. Ook post 6 (a en b), beperking zelfwerkzaamheid, leent zich niet voor beoordeling in deze procedure. De gevorderde toekomstige schade is te onzeker, mede nu er nog geen medische eindsituatie is. Ook is niet onderbouwd dat sprake is van daadwerkelijk geleden schade voor zover het gaat om periode die reeds voorbij is onder post 6a. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. [slachtoffer 1] kan deze onderdelen van de vordering voorleggen aan de civiele rechter.
Voor post 4 huishoudelijke hulp en post 8 pensioenschade is geen bedrag gevorderd zodat de rechtbank hierop geen beslissing hoeft te nemen.
Toewijsbare materiële schade
Concluderend zal de rechtbank de materiële schade toewijzen tot € 5.109,91. Over de reeds geleden schade, totaal € 3.865,78, zal de rechtbank wettelijke rente toekennen vanaf 17 oktober 2025, de datum van indiening van de vordering. Over het resterende deel van
€ 1.244,16 zal de rechtbank geen wettelijke rente toekennen nu sprake is van toekomstige materiële schade.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onder meer recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit de stukken blijkt dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde het volgende letsel heeft opgelopen:
  • linker arm: breuk door elleboog, 7 doorgesneden buigpezen in onderarm, doorgesneden spier en doorgesneden zenuwen;
  • rechterarm: gebroken ellepijp en spaakbeen, doorgesneden strekpezen en zenuwen;
  • gezicht: kleine breuk van de oogkas (zal restloos herstellen), doorgesneden zenuwen en kauwspier;
  • rug: snijwond.
Uit medische informatie blijkt dat het letsel aan de onderarmen zo ernstig was dat de onderarmen bijna moesten worden geamputeerd (‘near amputation’). De benadeelde heeft weken in het ziekenhuis en vervolgens een tijd lang in een revalidatiekliniek verbleven. De revalidatieduur en -behandeling wordt geschat op minimaal twee jaar. Duidelijk is dat geen volledig herstel te verwachten is en dat sprake is van blijvend verlies in kracht, functionaliteit en sensibiliteit van beide armen. Volgens de medische stukken is het waarschijnlijk dat de benadeelde levenslang afhankelijk zal blijven van spalken en drukhandschoenen en dat hij blijvend ernstige beperkingen aan beide armen zal overhouden. Op de armen is uitgebreide littekenvorming. Ook in het gezicht is een zichtbaar litteken en op de rug is eveneens een litteken aanwezig.
Voor het vaststellen van het smartengeld zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de Rotterdamse schaal, een ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen.
Voor armletsel zijn in de Rotterdamse Schaal, voor zover hier van belang, de volgende twee categorieën opgenomen:
( a) zeer ernstig armletsel-> € 66.000 tot € 89.000
Letsel dat geen amputatie omvat, maar wel zeer ernstig is, met vrijwel geen resterende functie van de arm.
( b) middelzwaar armletsel-> € 27.000 tot € 41.000
Ernstige breuken van één of beide onderarmen. Er resteren aanzienlijke, blijvende beperkingen (functioneel en/of cosmetisch).
Volgens de advocaat van de benadeelde partij is sprake van zeer ernstig armletsel zodat categorie a van toepassing is. De verdediging is van mening dat sprake is van middelzwaar letsel en dat moeten worden aangesloten bij categorie b.
Hoewel bij benadeelde sprake is van impactvol armletsel, is de conclusie dat er
vrijwel geen resterende functie van de arm(en)is, prematuur. Het proces van herstel is immers nog gaande. Categorie a (zeer ernstig armletsel) is naar het oordeel van de rechtbank daarom op dit moment niet van toepassing. Categorie b (middelzwaar armletsel) acht de rechtbank evenmin passend, nu het gaat om zeer ernstig letsel en al duidelijk is dat voor beide onderarmen blijvende ernstige beperkingen te verwachten zijn. Het armletsel van de benadeelde valt naar het oordeel van de rechtbank dan ook tussen de twee categorieën in en zal, omdat het gaat om beide onderarmen, worden begroot op € 60.000. Het litteken in het gezicht wordt op basis van categorie 9.2 (c) begroot op € 6.000. De littekens op de armen en rug worden op basis van categorie 10 (b) gezamenlijk begroot op € 8.000.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag of een totaal bedrag van € 74.000 aan smartengeld passend is of dat er reden is dit bedrag naar boven of beneden bij te stellen. De rechtbank ziet grond het bedrag naar boven bij te stellen. Daartoe overweegt de rechtbank dat sprake is van een buitengewoon ernstig en gewelddadig feit dat nog zeer lange tijd diepe lichamelijke en psychische impact zal hebben op benadeelde. De benadeelde werd vóór zijn huis uit het niets door verdachte aangevallen met een zwaard. Ook toen hij weerloos en zwaargewond op de grond lag, bleef verdachte op hem inhakken. Toen zijn vrouw hem te hulp kwam, werd ook zij met het zwaard gestoken. Liggend op de grond, zag hij dat haar pols bijna volledig was doorgesneden. Hij wilde haar helpen, maar was machteloos door zijn eigen letsel. Door het litteken in zijn gezicht en de reacties daarop van anderen wordt hij voortdurend aan het feit herinnerd. Gelet op de aard, de ernst en de intensiteit van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in soortgelijke zaken toewijzen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 85.000 aan smartengeld redelijk en billijk is. Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 18 maart 2025.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Toewijsbare reiskosten, medische kosten en overige kosten
De posten
1a, 1b, 1c en 2a tot en met 2ghebben betrekking op geleden schade, zijn met stukken onderbouwd en worden door de verdediging als zodanig niet betwist zodat deze posten kunnen worden toegewezen. Weliswaar zien de posten
1d, 2h tot en met 2kop toekomstige schade, maar gelet op de geschatte duur van verdere genezing en behandeling, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat deze schade zal worden geleden. Ook de geleden schade onder de posten
3a tot en met 3j en 3mis met stukken onderbouwd en kan naar het oordeel van de rechtbank worden toegewezen. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat sprake is van noodzakelijke kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare feit.
Resumerend, komt de rechtbank uit op:
totale reiskosten € 1.930,08
totale medische kosten € 2.646,76
totale overige kosten € 559,78 (incl. € 10,- voor post 3j) +
--------------
totale materiële schade
€ 5.136,62
Overige posten
De overige posten moeten naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard. De posten 3k en 3l zien op toekomstige schade die naar het oordeel van de rechtbank te onzeker is. Op dit moment staat onvoldoende vast dat de operatie waarvoor kosten zijn begroot zal plaatsvinden. Ook is nog onvoldoende duidelijk wat de benadeelde in de toekomst aan hulpmiddelen nodig zal hebben. Ten aanzien van de posten 4a tot en met 4d overweegt de rechtbank dat voor zover deze zien op de periode tot en met oktober 2025, geen sprake is van daadwerkelijk gemaakte kosten. De beoordeling of deze posten over de genoemde periode mogelijk op andere grond kunnen worden toegewezen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Voor het overige zien deze posten op toekomstige schade die naar het oordeel van de rechtbank te onzeker en ingewikkeld is. Hiervoor is nadere uitwisseling van standpunten en eventueel bewijsvoering nodig, waarvoor in deze procedure geen ruimte is. Post 5, verlies aan arbeidsvermogen, ziet eveneens op toekomstige schade die naar het oordeel van de rechtbank te onzeker en complex is voor beoordeling in het strafproces en meer geschikt is voor de civiele procedure. De benadeelde heeft een tijdelijk arbeidscontract. Onvoldoende is gebleken dat het contract zonder het strafbare feit zou worden verlengd. Voorts volgt uit het rapport van de bedrijfsarts dat het re-integratiedoel van benadeelde terugkeer in eigen functie is. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Zij kan deze onderdelen van de vordering voorleggen aan de civiele rechter.
Toewijsbare materiële schade
Concluderend, zal de rechtbank de materiële schade toewijzen tot € 5.136,62. Over de reeds geleden schade, totaal € 3.125,27 zal de rechtbank wettelijke rente toekennen vanaf 17 oktober 2025, de datum van indiening van de vordering. Over het resterende deel van
€ 2.011,35 zal de rechtbank geen wettelijke rente toekennen nu sprake is van toekomstige materiële schade.
Smartengeld
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de benadeelde is het volgende letsel vastgesteld: linker pols,
doorsnijding van de pezen, slagaders en zenuwen. Het herstel zal minimaal 2 jaar in beslag nemen en vraagt zeer intensieve handtherapie. Volledig herstel is niet te verwachten. De verwachting is dat benadeelde blijvende bewegingsbeperkingen aan de pols en hand zal overhouden. Dit heeft consequenties voor het functioneren van de hand en pols en daarmee voor de mobiliteit en algemene dagelijkse handelingen. Daarnaast bestaat resterende littekenvorming. De rechtbank is van oordeel dat het polsletsel zo ernstig is dat dit is te scharen onder categorie b ‘middelzwaar polsletsel’ (€ 17.000 tot € 27.000) van de Rotterdamse Schaal.
Naast lichamelijk letsel, heeft de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde ook geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatisch stress stoornis opgelopen zodat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 van het BW. Zij is hiervoor behandeld door een psycholoog maar er zijn nog klachten aanwezig waarvoor nieuwe behandeling nodig is. Zoals hierboven reeds is overwogen, gaat het om een buitengewoon ernstig en gewelddadig feit. Benadeelde probeerde haar man te beschermen en werd toen zelf met het zwaard gestoken. Gelet hierop acht de rechtbank toepassing van categorie c ‘PTSS middelzwaar’ (€ 5.500 tot € 16.000) van de Rotterdamse Schaal passend.
Gelet op de aard, de ernst en intensiteit van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in soortgelijke zaken toewijzen, acht de rechtbank het gevorderde smartengeld van € 35.000 redelijk en billijk. Verdachte is over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 18 maart 2025.
Schadevergoedingsmaatregel voor benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank acht het wenselijk dat de Staat der Nederlanden de betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel tot schadevergoeding opleggen tot (€ 5.109,91 + € 85.000 =) € 90.109,91 voor benadeelde [slachtoffer 1] en tot (€ 5.136,62 + € 35.000 =) € 40.136,62 voor benadeelde [slachtoffer 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld. Toegekende proceskosten zijn daar niet bij ingegrepen.
Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat verdachte in de toekomst zal beschikken over enig vermogen of inkomen. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, heeft gijzeling geen punitief karakter (zoals ook blijkt uit artikel 6:4:20 lid 3 Sv). De rechtbank ziet dan ook geen reden om de duur van de gijzeling te bepalen op 1 dag of deze anderszins te matigen. De rechtbank zal het maximum aantal dagen gijzeling ten behoeve van benadeelde [slachtoffer 1] bepalen op 365 dagen en voor benadeelde [slachtoffer 2] op 235 dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank beslist dat het onder verdachte in beslag genomen samoerai zwaard wordt onttrokken aan het verkeer nu het bewezenverklaarde met dit voorwerp is begaan.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 38z, 45, 57, 287, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor (in verminderde mate) strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
 legt een gedragsbeïnvloedende en/ofvrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 5.109,91 aan materiële schade en € 85.000 aan smartengeld, deels te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Over € 3.865,78, van de materiele schade is wettelijke rente verschuldigd vanaf 17 oktober 2025. Voor het smartengeld van € 85.000 is wettelijke rente verschuldigd vanaf 18 maart 2025. Als het totaalbedrag van € 90.109,91 niet wordt betaald, kunnen 365 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] een bedrag te betalen van € 5.136,62 aan materiële schade en € 35.000 aan smartengeld, deels te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Over € 3.125,27 van de materiele schade is wettelijke rente verschuldigd vanaf 17 oktober 2025. Voor het smartengeld van € 35.000 is wettelijke rente verschuldigd vanaf 18 maart 2025. Als het totaalbedrag van € 40.136,62 niet wordt betaald, kunnen 235 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het onder verdachte in beslag genomen samoerai zwaard.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen, voorzitter, mr. W.H.S. Duinkerke en
mr. C.L.A. van der Veeken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord-Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON3R025018, onderzoek Apinti, gesloten op 23 mei 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Overzicht is overgenomen uit de vordering benadeelde partij.
3.Overzicht is overgenomen uit de vordering benadeelde partij.