ECLI:NL:RBGEL:2025:10003

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
088089-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tijdens kermis in Giesbeek

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig voorval tijdens de kermis in Giesbeek op 3 en 4 september 2022. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen drie slachtoffers, te weten [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met zijn broer geweld heeft gebruikt tegen de slachtoffers, waarbij [slachtoffer 1] zwaar letsel opliep, waaronder een hersenschudding en gekneusde ribben. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, maar achtte de poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging bewezen. De verdachte kreeg een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd. Daarnaast werden vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-088089-23
Datum uitspraak : 11 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en met 04 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde linker oogbol en/of beschadiging van het netvlies van het linkeroog en/of (blijvend) gezichtsverlies, althans (blijvend) verminderd/wazig zicht aan het linkeroog, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] (meermaals) op/tegen het hoofd te schoppen/trappen en/of slaan/stompen (terwijl [slachtoffer 1] op de grond ligt);
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en met 04 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermaals) (met kracht) op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen (en daarmee is doorgegaan terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en met 04 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar openlijk, te weten op/aan de Veldweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door voornoemde [slachtoffer 1] (meermaals) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of slaan/stompen (terwijl [slachtoffer 1] op de grond ligt);
2.
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en met 04 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermaals) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen (en daarmee is doorgegaan terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en met 04 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar openlijk, te weten op/aan de Veldweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door (meermaals) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen/trappen en/of slaan/stompen (terwijl [slachtoffer 2] op de grond ligt);
3.
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en met 04 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermaals) (met kracht) op/tegen het hoofd althans op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geschopt/getrapt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en met 04 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar openlijk, te weten op/aan de Veldweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door (meermaals) (met kracht) op/tegen het hoofd althans op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] te trappen/schoppen en/of te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met zijn medeverdachte geweld heeft gebruikt tegen aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van het geweld tegen [slachtoffer 1] (feit 1) heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, nu het dossier onvoldoende informatie bevat om vast te kunnen stellen dat sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Wel kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, zoals subsidiair ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feit 3) telkens gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De onder de feiten 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Primair is hiertoe, kort gezegd, aangevoerd dat de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt nu vanwege problemen met de ontstaansgeschiedenis niet gezegd kan worden dat deze verklaringen betrouwbaar zijn. Gelet op de bijlage bij het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] dragen deze verklaringen namelijk op zijn minst het risico in zich dat deze door bewuste onderlinge beïnvloeding en gezamenlijk overleg tot stand zijn gekomen. Hierdoor is de herkomst van de wetenschap niet te achterhalen. Daarnaast volgt uit het dossier dat de wijkagent via social media berichten heeft uitgewisseld met getuigen en hij ook persoonlijke gesprekken met getuigen heeft gevoerd, in ieder geval met de getuigen [getuigen] . Doordat de verslaglegging hiervan ontbreekt, dan wel onvolledig is, kan niet gecontroleerd worden of er communicatie is geweest en wat deze dan inhield.
Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verklaringen van aangevers en de getuigen op cruciale onderdelen onvolledig, vaag dan wel tegenstrijdig zijn. Dit maakt dat deze verklaringen (op inhoud) niet betrouwbaar genoeg zijn en er geen nauwkeurige, concrete vaststellingen kunnen worden gedaan met betrekking tot de vraag of verdachte geweldshandelingen heeft verricht en zo ja, welke handelingen en tegen wie deze waren gericht.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de nacht van 3 op 4 september 2022 op de kermis in Giesbeek slachtoffer zijn geworden van geweld. Uit de bewijsmiddelen, waarop de rechtbank hierna verder in zal gaan, komt naar voren dat het geweld op verschillende momenten tegen de verschillende aangevers heeft plaatsgevonden en dat hierbij telkens meerdere personen betrokken, dan wel aanwezig waren. De drie broers hebben aangifte van dat geweld gedaan. Uit die verklaringen acht de rechtbank het volgende van belang.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij tussen 3 september 2022 21:00 uur en 4 september 2022 03:00 uur met zijn broertjes [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] op de kermis in Giesbeek was. Nadat zij in de feesttent waren geweest, zijn ze naar café [café] gegaan. Nadat zij het café hadden verlaten, wilden zij richting de Veldweg lopen. Buiten het café werd [slachtoffer 3] door een persoon van achter met beide armen om zijn nek gepakt. Er kwamen veel mensen bij en [slachtoffer 1] sprong ertussen om [slachtoffer 3] te ontzetten. Op dat moment keerde het groepje zich tegen [slachtoffer 1] . Ineens lag hij op de grond en hij voelde vrijwel direct een hevige pijn aan zijn linkeroog. Hij heeft zich klein gemaakt op de grond en zijn armen voor zijn gezicht gehouden. Tijdens het voorval voelde hij stekende pijnen op diverse plekken op zijn lichaam. Op enig moment werd [slachtoffer 1] overeind geholpen door [getuige 6] en daarna is [slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 3] weggelopen. [slachtoffer 2] belde [slachtoffer 3] waar zij waren. [slachtoffer 2] werd ook belaagd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hebben [slachtoffer 2] ontzet en ze zijn weggerend. Aangever had het gevoel dat ze hem dood hadden kunnen trappen. [2]
Uit de medische verslagen en de foto’s van het letsel volgt dat rondom het linkeroog van [slachtoffer 1] sprake was van zwelling en bloeduitstortingen. Het netvlies van zijn linkeroog was gekneusd, waardoor hij enkele dagen na het voorval nog wazig zag. Verder had hij een hersenschudding en waren zijn ribben aan de rechterkant gekneusd, net als zijn linkerknie en -kuit. Ook had hij forse bloeduitstortingen op zijn bovenarmen. [3]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] bij café [café] was en hij buiten het café ineens van achteren in een houdgreep werd genomen. Hij wrikte zich los en kreeg een elleboog links boven zijn oor op zijn hoofd. Kort daarna kwamen vier of vijf jongens aanrennen die hem sloegen en schopten. [slachtoffer 1] sprong ertussen en [slachtoffer 3] rende weg. Een paar jongens renden [slachtoffer 3] achterna en zij sloegen en schopten hem weer. Ineens stopte het. [slachtoffer 1] werd verderop ook geslagen en geschopt en hij viel op de grond. [slachtoffer 1] beschermde zijn hoofd met zijn armen en de jongens bleven op hem inslaan, trappen en stompen. Dit was een andere groep dan de groep die [slachtoffer 3] had geslagen en geschopt. Op enig moment stond [slachtoffer 1] op en liep hij weg. [slachtoffer 3] voegde zich bij [slachtoffer 1] en hij werd gebeld door [slachtoffer 2] . Op de achtergrond van het telefoongesprek hoorde hij: “daar heb je die ander, pak hem!”. [slachtoffer 3] rende terug en zag in de verte dat [slachtoffer 2] werd geschopt en geslagen door meerdere personen. [slachtoffer 3] zag dat [slachtoffer 2] de bosjes ingeslagen werd. [slachtoffer 2] stond op en rende op [slachtoffer 3] af. Zijn hand bloedde behoorlijk. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn samen weggerend. De groep kwam achter hen aanrennen en probeerde [slachtoffer 2] nog meermaals aan te vallen. [4]
Op de foto’s van het letsel van [slachtoffer 3] zijn blauwe plekken en schaafwonden zichtbaar op beide benen.
[slachtoffer 2] verklaarde dat hij rond sluitingstijd buiten bij café [café] zijn broer [slachtoffer 3] belde, toen hij een man hoorde roepen: “daar is die andere, pak hem!”. [slachtoffer 2] stond op dat moment op de t-splitsing voor het café en hij zag een groepje van vijf tot acht mannen op hem afrennen. Eén van de mannen rende op hem af, strekte zijn been en trapte hem hiermee hard in zijn rechterzij. [slachtoffer 2] viel hierdoor in een tuin. Toen hij overeind kwam, werd hij door iemand anders geschopt, waardoor hij opnieuw ten val kwam. [slachtoffer 2] lag in de foetushouding en beschermde zijn hoofd met zijn armen. Hij voelde meerdere keren een stekende pijn op zijn knieën, heupen, handen, pols en rug. Hij was bang dat ze hem dood zouden schoppen. Ineens was het klaar en [slachtoffer 2] zag kans om samen met zijn broers weg te rennen. [5]
Uit de medische verslagen en de foto’s van het letsel volgt dat [slachtoffer 2] meerdere schaafwonden had op zijn rug, billen, linker elleboog, handpalmen en knie. Zijn rechterpols bleek gekneusd. [6]
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de aangevers bevestiging vinden in het letsel dat bij hen is geconstateerd. De rechtbank ziet dan ook geen reden te twijfelen aan de verklaringen van aangevers ten aanzien van het geweld dat hen is aangedaan.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is wie dit heeft gedaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de kermis is geweest, hij kan zich niet herinneren of hij in de feesttent is geweest, hij is wel even in café [café] geweest. Hij heeft gezien dat er die nacht buiten bij café [café] een vechtpartij is ontstaan. [7] Hij was niet bij zijn broer. Volgens verdachte stond hij bij de uitgang, dus op afstand van de vechtpartij, te kijken en was hij hier niet bij betrokken. Hij was die avond niet agressief of opgefokt en hij heeft niemand geprovoceerd.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt deze lezing van verdachte weersproken door de verklaringen van verschillende getuigen, waaruit volgt dat verdachte en zijn broer die avond onderdeel uitmaakten van een opgefokt, provocerend groepje mannen dat uit was op ruzie. Over de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen later meer.
Zo verklaarde getuige [getuige 1] dat zij die avond in de feesttent was waar de hele avond een groepje opgefokte jongens rondliep. [medeverdachte] en [verdachte] maakten onderdeel uit van deze groep en zij waren steeds ruzie aan het zoeken en zochten met iedereen de confrontatie op. [8]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat een man buiten de feesttent contact probeerde te zoeken met [slachtoffer 3] . Deze man gedroeg zich opgehitst en agressief en behoorde tot een groep van ongeveer tien personen. Meerdere personen uit deze groep liepen op [slachtoffer 3] af, maar werden tegengehouden. De broertjes [verdachten] wilden [slachtoffer 3] steeds benaderen en namen hierin het voortouw. Zij zochten ruzie. [9]
[getuige 6] , een vriend van [medeverdachte] en [verdachte] , heeft verklaard dat hij buiten bij café [café] [slachtoffer 1] op de grond zag liggen. Er stond een opgefokt groepje omheen en er werden dingen geroepen als: “kom dan!”. In het groepje stonden [medeverdachte] en [verdachte] . [10]
Nu de rechtbank de verklaring van verdachte over wat er die avond en nacht is gebeurd niet geloofwaardig acht, komt het ten aanzien van de bewijsvraag aan op de verklaringen van personen die ooggetuige zijn geweest van het geweld.
De verdediging heeft, kort gezegd, bepleit dat alle verklaringen in het dossier onbruikbaar zijn voor het bewijs door de wijze waarop het onderzoek is verlopen en deze verklaringen tot stand zijn gekomen. Daarbij is onder meer gewezen op zowel het stuk dat als bijlage 4 bij het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] is gevoegd als de werkwijze van de wijkagent.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bijlage weliswaar de indruk kan ontstaan dat sprake is geweest van afstemming aan de zijde van aangevers, maar hieruit volgt naar haar oordeel niet dat bewust een (onjuist) verhaal is verzonnen, dat er verdachten worden genoemd of mogelijke daders zijn aangewezen. De tekst van de bijlage wijst veeleer op afstemming over de wijze waarop aangifte zou moeten worden gedaan en dat er behoefte bestaat aan getuigen die (een deel van) de gebeurtenissen bewust hebben beleefd. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat op enige wijze is gestuurd op het afleggen van valse verklaringen dan wel op het beïnvloeden van getuigen in dit onderzoek om deze verdachten (onterecht) te beschuldigen. De rechtbank ziet hierin dan ook geen reden om alle verklaringen van alle getuigen in het dossier van het bewijs uit te sluiten.
Dat geldt evenmin voor de manier waarop de wijkagent te werk is gegaan. De wijkagent heeft naar aanleiding van het incident een getuigenoproep geplaatst op social media, op zijn Instagramaccount als wijkagent. Daarover heeft hij een proces-verbaal opgemaakt (p. 49-50). Bij de rechter-commissaris heeft hij desgevraagd verklaard dat er tientallen reacties op kwamen, ook via DM (
direct message) en dat hij persoonlijk werd benaderd in het dorp. Deze reacties hebben geleid tot het horen van drie anonieme getuigen, die vervolgens bij de rechter-commissaris alsnog op naam gehoord zijn ( [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] ), en tot het doorgeleiden van informatie aan de recherche. Er zijn geen aanwijzingen dat relevante of ontlastende informatie is achtergehouden of dat de wijkagent bewust informatie wilde achterhouden. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de verklaringen die vervolgens door getuigen zijn afgelegd onbetrouwbaar moeten worden geacht en daarom niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat getuigen (bewust) zijn gestuurd op het afleggen van onjuiste verklaringen, dan wel dat zij op enige wijze zijn gevoed met informatie. De rechtbank acht de getuigenverklaringen dan ook betrouwbaar en zal deze voor het bewijs gebruiken.
De getuigen hebben in eerste instantie een paar weken na het voorval verklaringen afgelegd bij de politie. Een deel van hen is vervolgens anderhalf jaar later nogmaals gehoord door de rechter-commissaris. Het is een feit van algemene bekendheid dat tijdsverloop invloed heeft op de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring, omdat herinneringen vervagen of veranderen met de tijd. Anders dan door de verdediging betoogd, maakt het feit dat de getuigen bij de rechter-commissaris op bepaalde vragen geen gedetailleerd antwoord meer konden geven, dan ook niet dat de eerder afgelegde verklaringen van deze getuigen niet uit eigen wetenschap kunnen zijn afgelegd of anderszins onbetrouwbaar moeten worden geacht. De verklaringen die de politie heeft genoteerd, hebben de getuigen kort na het incident afgelegd. De rechtbank acht deze verklaringen daarom in beginsel het meest betrouwbaar en de rechtbank zal daar uit putten voor het bewijs.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat de geweldshandelingen eerst gericht waren tegen [slachtoffer 3] (feit 3), vervolgens tegen [slachtoffer 1] (feit 1) en daarna tegen [slachtoffer 2] (feit 2). Voor elk moment, en voor de vraag wie welke handelingen heeft verricht, zal de rechtbank bespreken of het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de aangifte van het geweld en zij zal daarbij voornoemde volgorde aanhouden.
Het geweld tegen [slachtoffer 3] (feit 3)
Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , zoals hiervoor opgenomen, volgt dat [slachtoffer 3] van achteren is aangevallen en in een houdgreep is genomen. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij daarna meerdere keren door [medeverdachte] en [verdachte] zou zijn geslagen en geschopt.
De vraag die voorligt, is of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is dat de verdachte de persoon is die (al dan niet samen met zijn broer of anderen) [slachtoffer 3] heeft geslagen en geschopt. De rechtbank overweegt dat er geen getuige is die heeft verklaard over concrete geweldshandelingen van verdachte dan wel anderen die te herleiden zijn tot het geweld dat tegen [slachtoffer 3] is gebruikt.
Concluderend acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich (via medeplegen) schuldig heeft gemaakt aan geweld tegen [slachtoffer 3] , zoals ten laste gelegd onder feit 3. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het geweld tegen [slachtoffer 1] (feit 1)
In aanvulling op hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen en vastgesteld, overweegt zij als volgt.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij vanuit [café] naar buiten liep en zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag. Er stond een opgefokt groepje omheen, vanuit dat groepje werd geroepen: “
Kom dan! Kom dan!”.In dat opgefokte groepje stonden twee vrienden van hem, [medeverdachte] en [verdachte] . [getuige 6] heeft [slachtoffer 1] overeind geholpen. [slachtoffer 1] had een angstige, soort verdwaasde blik in zijn ogen. De getuige had het gevoel dat [slachtoffer 1] net een flink pak slaag had gehad. [11]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij van een afstandje zag dat een man werd geduwd en hierdoor ten val kwam. Hij lag op zijn rug met zijn armen over zijn gezicht om zichzelf te beschermen tegen de klappen en schoppen die hij kreeg. Zij zag dat [medeverdachte] en [verdachte] vol tegen deze man aanschopten. Later hoorde ze dat het om [slachtoffer 1] ging die op de grond lag. [medeverdachte] en [verdachte] gingen echt los en trapten bewust op het hoofd van [slachtoffer 1] . Uiteindelijk kwam vanuit de kroeg iemand aangelopen die [slachtoffer 1] overeind heeft geholpen. [12] Hoewel de getuige verklaarde dat later bleek dat het de broers van [slachtoffer 1] waren die hem overeind hadden geholpen, past haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank bij het feit dat [slachtoffer 1] door [getuige 6] overeind is geholpen.
[getuige 4] heeft verklaard dat er buiten bij café [café] ter hoogte van de parkeerplaatsen een opstootje was. Zij zag dat [medeverdachte] en één of twee voor haar onbekende mannen over en weer aan het duwen en trekken waren. Dit ging over in een gevecht waarbij werd geslagen. Al ruziënd vertrokken de vechtende mannen in de richting van de kerk. Op enig moment vloog [verdachte] naar het opstootje. De getuige zag dat één van de onbekende mannen in de foetushouding op de grond lag om zijn hoofd te beschermen en dat [verdachte] en [medeverdachte] op hem aan het intrappen waren. Er stonden veel mensen om de groep heen en op enig moment werd de boel gesust. [13]
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , het letsel van [slachtoffer 1] en voornoemde getuigenverklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn broer meerdere malen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] hebben geschopt/getrapt, terwijl hij op de grond lag.
De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende informatie bevat over het letsel om vast te kunnen stellen dat bij [slachtoffer 1] sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht feit 1, primair, dan ook niet bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij.
Wel kan het handelen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank gekwalificeerd worden als een poging tot zware mishandeling, zoals subsidiair ten laste gelegd. Door met meerdere personen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te schoppen terwijl hij op de grond lag, heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het hoofd is een kwetsbaar deel van het lichaam en door voornoemd handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Nu sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn broer die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2)
[getuige 4] verklaarde het volgende over de gebeurtenissen nadat [medeverdachte] en [verdachte] geweld hadden gebruikt tegen [slachtoffer 1] .
De getuige, die op de t-splitsing voor de kroeg stond, zag vanuit café [café] een onbekende man richting de vechtende groep rennen. Halverwege gaf [medeverdachte] deze man een karatetrap ter hoogte van zijn gezicht, die de man vol raakte. De man kwam half in een tuin en half op de straat terecht. Daarna begon het opstootje opnieuw. [14] De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij meermalen getrapt is. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] concludeert de rechtbank dat hij daarbij kennelijk niet in zijn gezicht is geraakt, maar in zijn rechterzij.
[getuige 2] heeft verklaard dat zij [medeverdachte] weg zag rennen vanaf café [café] in de richting van de kerk. Vervolgens zag zij een gevecht zag tussen [medeverdachte] en andere mannen. Nadat de vechtpartij gesust leek te zijn, laaide de ruzie weer op. [verdachte] was er inmiddels bijgekomen. Er lag een man op de grond, die door [verdachte] op zijn lichaam werd getrapt. Omstanders trokken hem weg, maar het schoppen bleef doorgaan. De broers [medeverdachte] en [verdachte] bleven maar doorgaan. [verdachte] maakte een soort karatetrappen naar de man die op de grond lag. [15]
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , het letsel van [slachtoffer 2] en voornoemde getuigenverklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn broer meerdere malen met kracht tegen het lichaam van [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt, terwijl hij op de grond lag. Op grond van het dossier acht de rechtbank niet bewezen dat [slachtoffer 2] ook tegen zijn hoofd is geschopt. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet volgt dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Nu het geweld gezamenlijk is gepleegd op de openbare weg en verdachte hieraan een significante bijdrage heeft geleverd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, subsidiair, en 2, subsidiair, ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1, subsidiair
hij
in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en metop4 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(meermaals
) (met kracht
) op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt
en/of geslagen (en daarmee is doorgegaan terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag
), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2, subsidiair
hij
in of omstreeks de periode van 03 september 2022 tot en metop4 september 2022 te Giesbeek, gemeente Zevenaar openlijk, te weten
op/aan de Veldweg, in elk gevalop
of aande openbare weg
en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door
(meermaals
) (met kracht
) op/tegen het
hoofd en/of hetlichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen/trappen
en/of slaan/stompen (terwijl [slachtoffer 2] op de grond ligt
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, subsidiair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
feit 2, subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn en heeft bepleit dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd, zo nodig gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn broer op de kermis in Giesbeek zonder enige kenbare aanleiding zeer heftig geweld gebruikt tegen verschillende slachtoffers. Verdachte en zijn broer waren de hele avond al op zoek naar ruzie en gedroegen zich provocerend richting de latere slachtoffers. Uiteindelijk maakten zij zich samen schuldig aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , door hem meerdere malen tegen het hoofd en lichaam te trappen, terwijl hij weerloos op de grond lag. Als gevolg van dit buitensporige geweld had [slachtoffer 1] een hersenschudding, gekneusde ribben, meerdere forse bloeduitstortingen en was het netvlies van zijn linkeroog gekneusd. Verdachte mag van geluk spreken dat het letsel van [slachtoffer 1] relatief beperkt is gebleven, gelet op het uitgeoefende geweld op met name zijn hoofd.
Na de mishandeling van [slachtoffer 1] richtte het geweld zich tegen zijn broer [slachtoffer 2] . Ook hij werd door verdachte en zijn broer meerdere malen met kracht tegen zijn lichaam getrapt, terwijl hij op de grond lag. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Dergelijke feiten maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers. Naast de fysieke gevolgen voor de slachtoffers, heeft het voorval ook mentaal impact op hen gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld als gevolg daarvan psychische gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast draagt dit heftige uitgaansgeweld bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, met name bij omstanders die hiermee op de openbare weg werden geconfronteerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het beperkte strafblad van verdachte waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld wegens geweldsfeiten.
Bij de bepaling van de strafmaat en -modaliteit heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak, dat voornamelijk het gevolg is van de vele getuigenverhoren die hebben plaatsgevonden. Hoewel de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, ziet de rechtbank in dit tijdsverloop aanleiding om hiervan af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 180 uren passend. Daarnaast legt de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van één maand. Deze straf dient als waarschuwing voor verdachte om zich te weerhouden van het plegen van strafbare feiten en brengt tevens de ernst van de feiten tot uitdrukking.
De opgelegde straf is lager dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend:
Benadeelde partij Materiële schade Immateriële schade
[slachtoffer 1] (feit 1) € 243,75 € 3.500,00
[slachtoffer 2] (feit 2) € 2.310,00 € 750,00
De benadeelde partijen hebben verzocht te gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat de materiële schade hoofdelijk kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier gesteld dat, hoewel niet nader onderbouwd, voorstelbaar is dat sprake is van immateriële schade en geeft de rechtbank in overweging het bedrag te matigen tot € 1.000,00. Daarbij dient steeds de wettelijke rente te worden toegekend en dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vorderingen, gelet op het pleidooi tot vrijspraak.
Subsidiair is bepleit dat de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van de immateriële schade dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering moet worden verklaard. De immateriële schade die wordt gevorderd ziet immers enkel op het blijvend verminderde gezichtsvermogen en er is niet nader onderbouwd dat hiervan sprake is.
De verdediging heeft verder naar voren gebracht dat de vordering van [slachtoffer 2] ten aanzien van de materiële schade moet worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering moet worden verklaard. Hiertoe is aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Beoordeling van deze schadepost vergt nader onderzoek en daarmee vormt de vordering op dit punt een te grote belasting voor het strafgeding.
Overweging van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de materiële schadeposten (eigen risico) niet inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade, zijnde een bedrag van € 243,75, kan worden toegewezen.
Smartengeld
Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat immateriële schade wordt gevorderd. In de vordering wordt gesproken over het opgelopen lichamelijk letsel dat inmiddels volledig is hersteld, met uitzondering van het opgelopen oogletsel waardoor het gezichtsvermogen aan het linkeroog blijvend is verminderd. De rechtbank overweegt dat niet nader is onderbouwd (met medische stukken) dat sprake is van blijvend letsel aan het oog en zij op grond van het dossier ook niet kan vaststellen hoe lang het herstel heeft geduurd, dan wel of sprake is van onherstelbaar letsel. Op grond van de genoemde bewijsmiddelen staat echter wel vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een hersenschudding, gekneusde ribben, meerdere bloeduitstortingen en een gekneusd netvlies aan het linkeroog. Daarmee is sprake van schade die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt en deze schade is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 750,00 vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 4 september 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat op grond van de onderbouwing bij de vordering niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde een aantal weken niet heeft gewerkt. Dit vergt een nadere onderbouwing en daarvoor is in het strafgeding geen plaats, omdat dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de openlijke geweldpleging heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van schaafwonden verspreid over zijn lichaam en een gekneusde pols. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 750,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 4 september 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Ten aanzien van beide vorderingen: schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregelen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, primair, 2, primair, en 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
De beslissing op de civiele vorderingen
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 243,75 aan materiële schade en € 750,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 993,75 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 19 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 750,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 750,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.) Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022413444, gesloten op 30 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 4-5.
3.Medisch verslag, p. 9-10; foto’s, p. 103-105.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 37-38.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 15.
6.Medisch verslag, p. 33-35; foto’s, p. 19-32.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 52.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 63.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 70.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 70.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 52-53.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige 2420507, p. 68-69.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige 2420507, p. 68-69.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige 2420518, p. 66-67.