ECLI:NL:RBGEL:2024:997

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
429459
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering inzage en schadevergoeding in kort geding tussen franchisegever en franchisegever

In deze zaak heeft De Arend Waardenburg B.V. (hierna: De Arend) een kort geding aangespannen tegen Bonsova B.V. en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (gezamenlijk aangeduid als [gezamenlijke gedaagden]). De Arend vordert inzage in documenten en een voorschot op schadevergoeding, omdat zij meent dat Bonsova in strijd heeft gehandeld met de franchiseovereenkomst die op 15 november 2009 is gesloten. De overeenkomst is per 1 december 2023 beëindigd, maar De Arend stelt dat Bonsova zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, met name door zaken niet bij De Arend in te kopen en vertrouwelijke informatie te delen met concurrenten. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van De Arend afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat Bonsova in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst. De rechter oordeelt dat de vordering tot inzage op basis van artikel 843a Rv niet kan worden toegewezen, omdat de gestelde tekortkomingen onvoldoende zijn onderbouwd. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de gestelde tekortkomingen niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. In reconventie hebben de gedaagden opheffing van de door De Arend gelegde beslagen gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de beslagen op de woning van [gedaagde 3] en op [gedaagde 2] opgeheven, maar het beslag op Bonsova is gehandhaafd, omdat de vordering van De Arend op Bonsova niet summierlijk ondeugdelijk is gebleken. De proceskosten zijn voor De Arend, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/429459 / KG ZA 23-466
Vonnis in kort geding van 27 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
DE AREND WAARDENBURG B.V.,
gevestigd te Waardenburg,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. J. Oerlemans te Den Bosch,
tegen
1. de besloten vennootschap
BONSOVA B.V,
gevestigd te Ammerzoden,
2. de besloten vennootschap
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
advocaten: mr. A.W. Dolphijn en mr. K.T. op de Hoek te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als De Arend, Bonsova, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
Gedaagde partijen in conventie, tevens eisende partijen in reconventie, worden samen aangeduid als [gezamenlijke gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 januari 2023 met producties 1 tot en met 25
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie met bijlagen 1 tot en met 15
- de akte indienen producties, tevens akte wijziging van eis van De Arend met producties 26 tot en met 34
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2024
- de pleitnota van De Arend
- de pleitnota van [gezamenlijke gedaagden]
1.2.
De Arend heeft op 6 februari 2024, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, twee e-mails toegestuurd met in totaal zeven producties. [gezamenlijke gedaagden] heeft bezwaar gemaakt tegen deze producties, omdat de stukken niet tijdig zijn overgelegd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter de twee e-mails van De Arend van 6 februari 2024 met de zeven producties (nummers 35 tot en met 41) niet toegestaan. Deze stukken worden dus buiten beschouwing gelaten en maken geen onderdeel uit van het procesdossier.

2.De feiten

2.1.
Zowel De Arend als Bonsova is een groothandel in bedrijfsmeubels.
2.2.
De Arend en Bonsova hebben op 15 november 2009 een franchiseovereenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst). In deze overeenkomst staan onder meer de volgende bepalingen:
“3. Door partij A (
dat is Bonsova, toevoeging voorzieningenrechter) zal vanuit het vestigingspunt te Amsterdam alleen producten worden verkocht welke door partij B (
dat is De Arend, toevoeging voorzieningenrechter) worden gevoerd. Partij A kan verzoeken om uitbreiding van het assortiment, welk verzoek door partij B wordt gehonoreerd, mits passend in het Arend Profiel.
21.
(op pagina 5 van de overeenkomst, toevoeging voorzieningenrechter:)
Partij A verplicht zich tot het afnemen van alleen Arend producten en zal niet in kopen bij derden. Dit straffe van een boete van € 1.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van partij B om haar daadwerkelijk geleden schade op partij A te verhalen. Deze boete is per direct invorderbaar.
32. Partij A heeft het recht haar bedrijf – de rechten en verplichtingen die zij jegens partij B heeft – over te dragen aan een nieuwe besloten vennootschap waarvan zij alle aandelen bezit echter alleen met toestemming van partij B.
33. Als directeur van de in artikel 32 bedoelde nieuwe vennootschap kan slechts benoemd worden en functioneren de aandeelhouder natuurlijk persoon met wie deze franchiseovereenkomst is gesloten. Is de franchiseovereenkomst met een besloten vennootschap gesloten, dan zal slechts als haar directeur kunnen functioneren degene die directeur was ten tijde dat de franchiseovereenkomst getekend werd.
34. Worden rechten en verplichtingen uit deze franchiseovereenkomst aan een besloten vennootschap overgedragen, dan is die vennootschap verplicht alle rechten en verplichtingen daarin vastgelegd, uitdrukkelijk te aanvaarden. Daarnaast is de directeur van de vennootschap verplicht zich ook persoonlijk te verbinden tot nakoming van het bepaalde in deze overeenkomst.
40. Partij A stemt erin toe, dat door of vanwege partij B regelmatig controle zal worden uitgeoefend op de juiste nakoming door partij A van de bepalingen van deze overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorschriften en aanwijzingen
41. Partij A verschaft daartoe op verzoek van partij B alle gegevens, die noodzakelijk zijn voor deze controle.
45. Partij A verplicht zich jegens partij B tot volledige geheimhouding van alles dat haar in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst (of tijdens voorbesprekingen in de periode voor de ondertekende overeenkomst) bekend is geworden, betreffende werkwijze, concept, vergoedingen en relaties van partij A en aan partij B op straffe van € 1.000,00 per gemaakte overtreding.”
2.3.
De overeenkomst is namens Bonsova ondertekend door de heer [gedaagde 3] (directeur van Bonsova) en namens De Arend door [naam 1] (via [naam 3] middellijk directeur van De Arend). Op de laatste pagina van de overeenkomst is nog het volgende vermeld:
“De mede ondertekende:
Partij A verklaart aan partij B of aan [naam 3] rechtsgeldig vertegenwoordigt door haar directeur [naam 1] .
Dat indien partij A zich wil terugtrekken (of de leiding uit handen wil geven) van De Arend Amsterdam, dat alleen kan met de schriftelijke toestemming van partij B. De overeenkomst is persoon gebonden ook indien de rechtspersoon een BV is zal deze overeenkomst geboden worden aan een Biologisch persoon (de zaakvoerder). Indien meerdere partijen aandeelhouder zijn van de exploitatie BV welke de overeenkomst op zich neemt heeft partij B het recht om een persoon aan te wijzen als het gezicht van de onderneming. Bij het wegvallen van deze persoon als aandeelhouder c.q. als voerder van de onderneming kan partij B zonder opgaaf van rede deze overeenkomst schriftelijk ontbinden. Derhalve zal dan per direct De Arend naam en uitingen niet meer gevoerd mogen worden. Dit alles om de continuïteit te waarborgen volgens De Arend maatstaven. Tevens zal partij A aan partij B de eerste optie verlenen voor koop van de aandelen van De Arend Eindhoven. Partij B dient binnen 90 dagen schriftelijk te reageren. Alleen indien partij B schriftelijke toestemming heeft gegeven, kan partij A de aandelen of de dagelijkse leiding overdragen aan een derde.
Partij A Partij B
(handtekening) (handtekening)
[gedaagde 3] [naam 1] ”
2.4.
[gedaagde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van Bonsova.
[gedaagde 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2] .
2.5.
Op 14 mei 2022 heeft een vergadering plaatsgevonden waarbij De Arend, Bonsova en andere franchisenemers van De Arend aanwezig waren. Tijdens deze vergadering heeft De Arend de franchiseovereenkomst met (onder andere) Bonsova opgezegd tegen 1 december 2024.
2.6.
In het e-mailbericht van 16 mei 2022 van De Arend aan - onder meer - Bonsova staat het volgende.
“In de bijlage een opzet van mijn kant hoe een mogelijke verdere samenwerking er uit zou kunnen zien.
Om met elkaar te finetunen, hebben we zaterdag een vervolg overleg met elkaar.”
2.7.
In de bijlage behorend bij de e-mail van 16 mei 2022 staat onder meer.
“Naar aanleiding van de vergadering zaterdag 14 mei jl. onderstaand de punten die besproken zijn hoe nu verder te gaan:
Voorstel Jarno (
dat is de [naam 1] , toevoeging voorzieningenrechter) (optie 1):
(…)
5. We nemen geen nieuwe orders aan op het moment dat deze niet uitvoerbaar zijn, lees te krappe levertijd, artikelen van leveranciers waar wij niet bij willen inkopen en bij producten die we niet willen inkopen.
(…)
Optie 3: per persoon een exit plan
(…)
 Na binnenkomst van alle goederen kan er binnen 12 werkdagen geleverd worden, na akkoord planning Waardenburg, geen deelleveringen, geen leenmeubilair.
(…)
[naam 2] zal de nieuwe werkwijze verder uitwerken vandaag en dit zullen we in een apart document mailen zodat de nieuwe werkwijze voor iedereen duidelijk is, d.w.z. voor de filialen en de interne organisatie.”
2.8.
In het e-mailbericht van 19 mei 2022 van De Arend aan - onder meer - Bonsova staat het volgende.
“Naar aanleiding van ons samenzijn van afgelopen zaterdag, 14 mei jongstleden, hebben we een vervolg afspraak met elkaar gepland voor aankomende zaterdag, 21 mei aanstaande.
Ik snap dat de boodschap van afgelopen zaterdag hard is aangekomen bij jullie.
(…)
De boodschap van mij kant was duidelijk, ik wil de huidige contracten niet verlengen, onder de voorwaarden zoals ze nu in de overeenkomst staan.
Met inachtneming van de datums vermeld in de contracten, zeg ik nu met iedereen op, met inachtneming van ieders looptijd.
Dat dit geeft ruimte om met elkaar te kijken naar nieuwe afspraken, die meer recht doen aan de huidige manier van orderverwerking, verkoop en uitvoering. (…)”
2.9.
Op 9 oktober 2023 is De Arend gebeld door een klant die een offerte had ontvangen van De Arend (filiaal Amsterdam) en een factuur van ‘Your Furn’.
2.10.
Zowel Your Furn B.V. (Hierna: Your Furn) als G.S. Furn B.V. is een groothandel in meubelen.
2.11.
Op 12 oktober 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen De Arend en Bonsova.
Dit gesprek heeft geresulteerd in het besluit van partijen om de samenwerking per 1 december 2023 te beëindigen. De afspraken zijn vastgelegd in een door De Arend opgestelde brief van 13 oktober 2023, die door [gedaagde 3] op 24 oktober 2023 voor akkoord is ondertekend.
2.12.
In de afsprakenbrief van 13 oktober 2023 staat het volgende.
“Beste [gedaagde 3] ,
Via deze weg bevestigen wij de afspraken die gisteren, woensdag 11 oktober 2023 op kantoor te Waardenburg zijn overeengekomen.
In het bijzijn van [naam 1] , [naam 4] en [naam 2] hebben wij gezamenlijk besloten dat we op jouw verzoek de samenwerking met De Arend Waardenburg beëindigen, en wel per 1 december 2023.
Hiermee wordt de overeenkomst die wij hebben ondertekend op 15 november 2009 vroegtijdig ontbonden per 1 december 2023, dit houdt het onderstaande in:
 Per 1 december 2023 mag er op en om het pand in Amsterdam geen “de Arend” uitingen meer zijn.
 Per 1 december 2023 mag de naam De Arend door jou niet meer uitgedragen worden (artikel 48).
 Per 1 december 2023 zullen alle dan nog lopende orders worden uitgeleverd door De Arend Waardenburg zodra deze compleet zijn.
 Per 1 december 2023 zal al het drukwerk, catalogus, briefpapier, opdrachtbevestigingen ingeleverd worden bij De Arend Waardenburg. (art.47)
 Per 1 december 2023 zullen alle overige Arend voorwerpen, zoals asbakken, koffiekopjes en glaswerk met logo, indien aanwezig, worden ingeleverd bij De Arend Waardenburg.
 De naam De Arend mag door jou per 1 december 2023 niet meer gebruikt worden bij de benadering van klanten en/of leveranciers.
 Volgens afspraak factureren wij 1 december 2023 de lopende orders uit naar de klanten, tevens zullen wij de doorbelasting van deze orders op 1 december 2023 aan De Arend Amsterdam incasseren.
 Mochten er na 1 maart 2024 nog orders uitgeleverd dienen te worden, dan leveren wij deze op een door jou aan te geven locatie uit.
 Garantie en service zal in goed overleg tussen [gedaagde 3] en [naam 2] worden opgepakt in het eerste jaar, in het tweede jaar zal eventueel een coulance vergoeding plaatsvinden, afhankelijk van de klacht.
 Klanten van De Arend die in de jaren door jou zijn geholpen, zullen door jou worden doorverwezen naar De Arend.
 Het is niet toegestaan om Arend klanten die door jou zijn geholpen door te verwijzen naar concurrenten.”
2.13.
Bij brief van 8 december 2023 heeft de advocaat van De Arend [gedaagde 3] gesommeerd om zich per direct te onthouden van activiteiten die De Arend schaden.
In de brief is [gedaagde 3] aansprakelijk gesteld voor de door De Arend geleden schade, geschat op € 1.875.000,00. De Arend heeft [gedaagde 3] bericht hij in strijd heeft gehandeld met het in artikel 45 van de overeenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding en dat hij daarom contractuele boetes heeft verbeurd. De Arend heeft [gedaagde 3] gesommeerd om een bedrag ad € 100.000,00 te betalen als voorschot op de schade.
2.14.
Bij brief van 11 december 2023 heeft de advocaat van [gedaagde 3] De Arend bericht dat de vorderingen werden betwist en dat [gedaagde 3] dan ook niet zou overgaan tot betaling van enig bedrag aan De Arend.
2.15.
Op 15 december 2023 heeft De Arend conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van Bonsova, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onder de Rabobank. De Arend heeft ook beslag gelegd op de woning van [gedaagde 3] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De Arend vordert – na wijziging van eis – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,
I. te bepalen dat Bonsova gehouden is binnen één werkdag na betekening van dit vonnis de Arend volledige inzage te verstrekken in:
i) de tussen enerzijds Bonsova, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en anderzijds GS Furn / Your Furn tot stand gekomen overeenkomst,
ii) de facturen die Bonsova, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de periode van 15 november 2009 (ingangsdatum Franchiseovereenkomst) tot en met 1 december 2023 naar GS Furn en Your Furn hebben gestuurd,
iii) een specificatie van die facturen en de vergoeding die middels de onder ii) genoemde facturen in rekening is gebracht, én
iv) een overzicht van alle betalingen (middels een uitdraai van de bankmutaties) die GS Furn en Your Furn in de periode van 15 november 2009 tot en met 1 december 2023 hebben gedaan aan Bonsova, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor iedere dag of dagdeel dat deze veroordeling niet wordt nageleefd;
dan wel subsidiair te bepalen dat Bonsova gehouden is binnen één werkdag na betekening van dit vonnis volledige openheid van zaken te geven omtrent de samenwerking tussen enerzijds Bonsova en anderzijds GS Your Furn / GS Furn, waaronder volledige inzage te geven in gegevens waaruit kan worden vastgesteld óf en, zo ja, er in de periode vanaf 15 november 2009 (ingangsdatum franchiseovereenkomst) tot en met 1 december 2023 tussen enerzijds Bonsova en anderzijds GS Your Furn / GS Furn een samenwerking heeft plaatsgevonden en, zo ja, wat deze samenwerking heeft ingehouden en in hoeverre er uit hoofde van deze samenwerking rechtshandelingen en/of transacties hebben plaatsgevonden tussen enerzijds Bonsova en anderzijds GS Your Furn / GS Furn rechtshandelingen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor iedere dag of dagdeel dat deze vordering niet wordt nageleefd;
Dan wel meer subsidiair een voorziening te treffen die uw rechtbank zich geraden acht;
II. [gedaagde 3] te verbieden offertes te gebruiken van De Arend (Amsterdam) en klanten van De Arend Amsterdam te benaderen en door te spelen aan directe concurrenten op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag indien zij na twee dagen na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
III. Bonsova, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, des de één betalende de ander te zijn bevrijd, te veroordelen aan de Arend een bedrag te voldoen van € 100.000,00 als voorschot op de door de Arend geleden schade en door Bonsova verbeurde boetes;
IV. Bonsova, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, des de één betalende de ander te zijn bevrijd, te veroordelen in de integrale kosten van dit geding.
3.2.
[gezamenlijke gedaagden] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van De Arend, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van De Arend, met veroordeling van De Arend in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gezamenlijke gedaagden] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,
1. Primair: de opheffing van alle door De Arend op 15 december 2023 onder Rabobank U.A. en op de woning van [gedaagde 3] gelegde beslagen.
2. Subsidiair: de opheffing van alle op 15 december 2023 door De Arend onder Rabobank U.A. en op de woning van [gedaagde 3] gelegde beslagen, binnen twee werkdagen nadat door Bonsova c.s. een bankgarantie is gesteld of een depot op een derdenrekening van een stichting beheer derdengelden plaats heeft gevonden op basis van een gebruikelijke depotovereenkomst, tot een bedrag van € 100.000,00, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat na de betekening van dit vonnis en na voldoening van de gestelde voorwaarde geen opheffing heeft plaatsgevonden;
3. Uiterst subsidiair: een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorlopige voorziening, die er in voorziet, althans er toe leidt, dat alle door De Arend gelegde beslagen, al dan niet voorwaardelijk, al dan niet gedeeltelijk, worden opgeheven, althans moeten worden opgeheven, al dan niet onder het opleggen van een dwangsom;
4. De Arend te veroordelen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van de advocaat en de nakosten, zulks met de bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd is.
5. In alle gevallen: het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
De Arend voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke gedaagden] met veroordeling van [gezamenlijke gedaagden] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Samenvatting
4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. De Arend en Bonsova hebben op 15 november 2009 en franchiseovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is per 1 december 2023 beëindigd. De in het kader van de beëindiging gemaakte afspraken zijn vastgelegd in de afsprakenbrief van 13 oktober 2023. Nadien heeft De Arend geconstateerd dat Bonsova de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst haars inziens niet is nagekomen. De Arend stelt zich op het standpunt dat Bonsova heeft gehandeld in strijd met artikel 21 en artikel 45 van de franchiseovereenkomst door op grote schaal zaken niet bij De Arend, maar bij derden in te kopen en door offertes van De Arend te gebruiken en klanten van haar te benaderen. De Arend stelt hierdoor grote schade te lijden en heeft daarvoor Bonsova aangesproken. De Arend is van oordeel dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hiervoor eveneens aansprakelijk zijn. [gedaagde 3] omdat hij zich persoonlijk heeft verbonden aan de franchiseovereenkomst en [gedaagde 2] omdat zij bestuurder is van Bonsova. De Arend heeft tegen [gezamenlijke gedaagden] een bodemprocedure aanhangig gemaakt die op 10 januari 2024 bij de rechtbank Gelderland is geïntroduceerd. Daarnaast heeft zij ten laste van [gezamenlijke gedaagden] diverse beslagen gelegd. In dit kort geding vordert De Arend, kort gezegd, inzage in de stukken, een verbod offertes van De Arend te gebruiken en voormalig klanten te benaderen en een voorschot op de schadevergoeding. [gezamenlijke gedaagden] voert verweer en vordert in reconventie de opheffing van de gelegde beslagen.
in conventie
Vordering inzage administratie
4.2.
De Arend vordert dat Bonsova wordt veroordeeld om (primair) volledige inzage te verstrekken van de in 3.1. onder I (i t/m iv) bedoelde stukken, en subsidiair volledige openheid van zaken en inzage te geven, zoals nader uitgewerkt in 3.1. ná het woord ‘subsidiair’. Deze inzagevordering houdt verband met de beweerde schending van artikel 21 en 45 van de overeenkomst door Bonsova.
4.3.
De Arend baseert de inzagevordering primair op artikel 40 en 41 van de overeenkomst. Volgens De Arend is Bonsova op grond van deze artikelen verplicht om gegevens aan te leveren voor controle op de juiste nakoming van de overeenkomst en is voor een succesvol beroep op artikel 40 en 41 van de overeenkomst niet nodig dat is komen vast te staan dat Bonsova in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient de primaire vordering tot inzage te worden afgewezen, omdat deze vordering nakoming impliceert van een overeenkomst die reeds is geëindigd. De Arend heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd dat, en waarom, Bonsova ook na het einde van de overeenkomst gebonden zou zijn aan deze bepalingen uit de overeenkomst.
4.5.
De Arend heeft haar vordering tot inzage subsidiair gebaseerd op artikel 843a Rv.
De Arend voert ter onderbouwing van haar vordering aan dat Bonsova de overeenkomst heeft geschonden door onder meer in strijd te handelen met artikel 21 (de verplichting alleen goederen bij De Arend in te kopen) en artikel 45 (geheimhoudingsbeding). De Arend meent dat de door haar gevorderde bescheiden van belang zijn om duidelijkheid te verkrijgen omtrent het exact aantal orders dat via GS Furn en Your Furn is afgewerkt, zodat zij de precieze omvang van de samenwerking tussen ‘De Arend Amsterdam’, althans [gezamenlijke gedaagden] , en GS Furn en Your Furn kan vaststellen. Ook wil De Arend met behulp van de gevorderde bescheiden controleren in hoeverre [gezamenlijke gedaagden] de overeenkomst ‘nog meer hebben geschonden’. Op basis van de gevorderde stukken wil De Arend haar rechtspositie bepalen en de omvang van haar schade vaststellen.
4.6.
[gezamenlijke gedaagden] heeft verweer gevoerd tegen de inzage van de betreffende stukken. Zij betwist dat Bonsova in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst. Zij wijst er op dat De Arend al de volledige toegang heeft tot de orderadministratie van Bonsova en de door Bonsova gebruikte e-mailaccounts. [gezamenlijke gedaagden] betwist dat De Arend een rechtmatig belang heeft bij haar inzagevordering.
4.7.
De vraag die gelet op de standpunten van partijen voorligt is of De Arend op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv afschrift van de voornoemde stukken kan vorderen van Bonsova. Artikel 843a lid 1 Rv verbindt aan de toewijsbaarheid van de daar bedoelde vordering drie cumulatieve voorwaarden: (i) degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan hoeft degene die de bescheiden onder zich houdt niet aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).
4.8.
Ten aanzien van het al of niet bestaan van de onder (iii) bedoelde rechtsbetrekking heeft als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk is.
In de uitspraak van 10 juli 2020, NJ 2022/288 (Semtex) heeft de Hoge Raad overwogen dat die maatstaf de rechter in staat stelt een evenwicht te vinden tussen het belang van eiser of verzoeker om de waarheid te kunnen achterhalen en zijn bewijspositie te versterken, en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en om verschoond te blijven van de ingrijpende maatregel die exhibitie niet zelden is. Die maatstaf biedt de rechter voorts voldoende ruimte om rekening te houden met de aard van het onderliggende geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en de mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen. Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.
Voorts geldt dat de vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv bij een gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, niet in algemene zin kan worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal.
4.9.
De Arend heeft gesteld dat Bonsova in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst en heeft deze stelling geconcretiseerd aan de hand van veertien gevallen, die zij in punt 16 van de dagvaarding heeft omschreven en met e-mails heeft onderbouwd. Volgens De Arend volgt daaruit dat Bonsova ernstige fraude heeft gepleegd door een nauwe samenwerking aan te gaan met Your Furn en GS Furn, waardoor orders van De Arend naar Your Furn en GS Furn zijn gestuurd, die vervolgens door Your Furn en GS Furn zijn gefactureerd en geleverd. De Arend verwijt Bonsova dat zij opdrachten en klanten aan De Arend heeft onttrokken en bedrijfsgevoelige informatie heeft gedeeld.
4.10.
[gezamenlijke gedaagden] heeft uitdrukkelijk betwist dat Bonsova in strijd heeft gehandeld met de overeenkomst. Bonsova heeft weliswaar erkend dat zij heeft samengewerkt met Your Furn en GS Furn, maar stelt zich op het standpunt dat dit haar op grond van de overeenkomst vrij stond. [gezamenlijke gedaagden] heeft er in dit kader op gewezen dat GS Furn sinds 2010 een vaste klant was van Bonsova en sindsdien tevens een leverancier van De Arend.
Bonsova heeft toegelicht dat, en waarom, de samenwerking met De Arend sinds mei 2022 moeizaam liep, dat sommige producten niet, of niet op tijd, konden worden aangeleverd door De Arend en dat er ten onrechte montage- en transportkosten in rekening werden gebracht. Bonsova heeft aangevoerd dat zij er daarom voor heeft gekozen om klanten door te verwijzen naar Your Furn en GS Furn, omdat zíj de betreffende producten wel op tijd konden aanleveren.
Bonsova heeft betwist dat zij daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 21 van de overeenkomst, aangezien zij geen producten bij Your Furn en GS Furn heeft gekocht. Volgens Bonsova volgt uit artikel 21 van de overeenkomst niet dat het haar verboden is om klanten naar een derde door te verwijzen.
Bonsova heeft ook betwist dat zij in strijd met artikel 45 van de overeenkomst heeft gehandeld. Volgens Bonsova heeft De Arend niet duidelijk gemaakt welke geheime gegevens zij aan Your Furn en GS Furn zou hebben verstrekt. De Arend heeft haar inzagevordering enkel gebaseerd op vermoedens en de vordering dient reeds daarom te worden afgewezen, aldus [gezamenlijke gedaagden]
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de gestelde tekortkoming op basis van de voorliggende stukken – in het licht van het gemotiveerde verweer van Bonsova en rekening houdend met de door de Hoge Raad uitgewerkte maatstaf in het Semtex-arrest – niet in voldoende mate aannemelijk gemaakt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat De Arend in de bodemprocedure de mogelijkheid heeft om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen, bijvoorbeeld door het horen van getuigen, dan wel het overleggen van de financiële administratie en e-mailcorrespondentie, in welk kader De Arend ter zitting heeft verklaard dat zij beschikt over vier grote mappen, met daarin onder meer (commissie) facturen en e-mailcorrespondentie van Bonsova.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde inzage zal worden afgewezen, nog daargelaten dat uit de stelling van De Arend, dat zij de inzage ook wenst ‘om te kunnen controleren in hoeverre [gezamenlijke gedaagden] de overeenkomst nog verder heeft geschonden’, volgt dat sprake is van ‘fishing’, hetgeen ook aan toewijzing van de inzagevordering in de weg staat.
4.12.
Het voorgaande leidt reeds tot de slotsom dat de inzagevordering gebaseerd op artikel 843a Rv wordt afgewezen. Gelet op deze uitkomst behoeven de overige twee onder 4.7. bedoelde cumulatieve voorwaarden geen bespreking. Dit kan immers niet tot een andere uitkomst leiden.
Voorschot schadevergoeding
4.13.
De Arend vordert een bedrag ad € 100.000 van [gezamenlijke gedaagden] als voorschot op haar schadevergoeding.
4.14.
Vooropgesteld wordt dat ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.15.
Hiervoor is reeds overwogen dat de door De Arend gestelde tekortkoming in de overeenkomst aan de zijde [gezamenlijke gedaagden] niet, althans onvoldoende aannemelijk is geworden. De vraag of [gezamenlijke gedaagden] op grond van enige tekortkoming uit de overeenkomst schadeplichtig is jegens De Arend kan in de onderhavige procedure niet worden beantwoord. Daarvoor is bewijslevering nodig, waarvoor de onderhavige kortgedingprocedure zich niet leent. In de reeds aanhangig gemaakte bodemprocedure moet daarom eerst worden vastgesteld of er sprake is van een tekortkoming. Het voorgaande brengt met zich dat het gevorderde voorschot op de schadevergoeding en verbeurde boetes zal worden afgewezen.
Verbod gebruik offertes en benaderen van klanten
4.16.
De Arend heeft deze vordering ingesteld tegen [gedaagde 3] (in privé).
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient deze vordering te worden afgewezen, nu niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde 3] partij is bij de overeenkomst, dan wel dat [gedaagde 3] persoonlijk kan worden aangesproken voor door De Arend gestelde schade als gevolg van een eventuele tekortkoming in de overeenkomst door Bonsova.
De Arend heeft in dit kader gesteld dat [gedaagde 3] op grond van artikel 34 van de overeenkomst persoonlijk is gebonden aan de nakoming van de overeenkomst, hetgeen volgens De Arend ook volgt uit de tekst op de laatste pagina van de overeenkomst na ‘De mede ondertekende: Partij A verklaart (…)’. [gedaagde 3] heeft echter uitdrukkelijk betwist dat een persoonlijke aansprakelijkheid uit de overeenkomst volgt, dan wel dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst de bedoeling hebben gehad om [gedaagde 3] ook persoonlijk te verbinden.
4.17.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt enige (contractuele) grondslag aan de vordering van De Arend om [gedaagde 3] – kort gezegd – te verbieden offertes te gebruiken van De Arend en klanten van De Arend door te spelen aan concurrenten.
De Arend baseert haar vordering weliswaar op artikel 34 van de overeenkomst en op de tekst van de laatste pagina van de overeenkomst (zie 2.3.), maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan daaruit niet worden afgeleid dat [gedaagde 3] zich jegens De Arend heeft verbonden om zich te onthouden van de gedragingen, waarvoor De Arend thans een verbod vordert. Vast staat dat de overeenkomst is gesloten tussen De Arend en Bonsova.
Voldoende aannemelijk is geworden dat De Arend bij het sluiten van de overeenkomst met Bonsova wenste dat de overeenkomst gebonden zou worden aan een ‘biologisch persoon’, die als ‘het gezicht van de onderneming’ zou fungeren. In het geval het tevens de bedoeling van De Arend was om [gedaagde 3] – naast Bonsova – persoonlijk aansprakelijk te kunnen stellen in het geval Bonsova haar verplichtingen uit de overeenkomst niet zou nakomen, had het op haar weg gelegen om [gedaagde 3] – naast Bonsova – als contractspartij aan te merken. Dat is niet gebeurd. Nu overigens onvoldoende is komen vast te staan dat [gedaagde 3] (als bestuurder van Bonsova) op grond van bestuurdersaansprakelijkheid door De Arend kan worden aangesproken, dan wel dat [gedaagde 3] en De Arend een (post) relatie- en/of concurrentiebeding zijn overeengekomen, dat door [gedaagde 3] is overtreden, zal deze vordering worden afgewezen.
Proceskosten
4.18.
De Arend is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Bonsova worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.174,00
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.20.
[gezamenlijke gedaagden] vordert primair opheffing van alle door De Arend op 15 december 2023 gelegde conservatoire beslagen onder de Rabobank en op de woning van [gedaagde 3] . Subsidiair vordert [gezamenlijke gedaagden] opheffing van deze beslagen binnen twee dagen nadat – kort gezegd – een bankgarantie is gesteld of een depot op een derdenrekening heeft plaatsgevonden tot een bedrag ad € 100.000,00. Uiterst subsidiair vordert [gezamenlijke gedaagden] dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treft, die er toe leidt dat de beslagen (al dan niet voorwaardelijk of gedeeltelijk) worden opgeheven.
4.21.
Als uitgangspunt geldt dat de opheffing van een conservatoir beslag onder meer kan worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, als het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.22.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv moet het beslag worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. Daarbij moet worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. Hierbij geldt dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
Beslag onder [gedaagde 3]
4.23.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in 4.16. en 4.17. is overwogen, is het bestaan van een vordering van De Arend op [gedaagde 3] niet aannemelijk geworden.
Nu summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door De Arend ingeroepen recht is gebleken, zal het door De Arend ten laste van [gedaagde 3] gelegde conservatoire derdenbeslag onder de Rabobank en op diens woning moeten worden opgeheven. Een belangenafweging maakt dit niet anders.
Beslag onder [gedaagde 2]
4.24.
De Arend baseert haar vordering op [gedaagde 2] – als bestuurder van Bonsova – op bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:9 BW. De Arend heeft echter niet gesteld welke concrete gedragingen van [gedaagde 2] volgens haar tot de conclusie leiden dat [gedaagde 2] als bestuurder van Bonsova een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Nu [gedaagde 2] uitdrukkelijk heeft betwist dat haar als bestuurder enig verwijt kan worden gemaakt, is het bestaan van de vordering van De Arend op [gedaagde 2] niet summierlijk komen vast te staan. Dit brengt met zich dat het door De Arend ten laste van [gedaagde 2] gelegde conservatoire derdenbeslag onder de Rabobank dient te worden opgeheven. Ook hier geldt dat een belangenafweging het voorgaande niet anders maakt.
Beslag onder Bonsova
4.25.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet summierlijk gebleken dat de door De Arend gepretendeerde vordering op Bonsova ondeugdelijk is.
De Arend heeft gemotiveerd gesteld en met stukken onderbouwd dat Bonsova is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door in strijd te handelen met artikel 21 en 45. Bonsova heeft daarentegen uitdrukkelijk betwist dat zij in strijd met voormelde bepalingen uit de overeenkomst heeft gehandeld. Voor de beoordeling is naar het oordeel van de voorzieningenrechter nadere bewijslevering nodig, waarvoor in de onderhavige procedure geen plaats is. Het voorgaande laat echter onverlet dat in deze kortgedingprocedure niet op voorhand is uit te sluiten dat de gestelde vordering van De Arend op Bonsova deugdelijk is. Hoewel Bonsova zich bereid heeft getoond om voor een bedrag ad € 100.000,00 zekerheid te stellen, valt evenmin uit te sluiten dat De Arend een vordering op Bonsova heeft die aanzienlijk hoger is dan voormeld bedrag.
Het voorgaande brengt met zich dat zowel de primaire, de subsidiaire vordering als de uiterst subsidiaire vordering tot opheffing van het beslag onder Bonsova zal worden afgewezen. Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van De Arend bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Bonsova bij opheffing daarvan. Bonsova heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die maakt dat de belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen.
4.26.
Omdat beide partijen in reconventie gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van De Arend af,
5.2.
veroordeelt De Arend in de proceskosten van € 4.174,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als De Arend niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt De Arend tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
heft op het op 15 december 2023 ten laste van [gedaagde 3] onder De Rabobank gelegde derdenbeslag én het op de woning van [gedaagde 3] gelegde beslag,
5.6.
heft op het op 15 december 2023 ten laste van [gedaagde 2] onder De Rabobank gelegde derdenbeslag,
5.7.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.
771