ECLI:NL:RBGEL:2024:9769

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
11141583 \ CV EXPL 24-1826
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzingsvonnis inzake vordering van onbepaalde waarde betreffende het verwijderen en snoeien van een laurierstruik

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 11 oktober 2024 een vonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde]. De eiseres heeft een vordering ingesteld met betrekking tot het verwijderen en snoeien van een laurierstruik, waarbij de waarde van de vordering onbepaald is. De gedaagde heeft verzocht om de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren, stellende dat de vordering van eiseres een vordering van onbepaalde waarde betreft en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering minder dan € 25.000,00 vertegenwoordigt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat haar vordering onder de genoemde waarde blijft. Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Gelderland. Tevens is er een beslissing genomen over de proceskosten, waarbij deze tussen partijen zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is doorverwezen naar de civiele rol in Arnhem, met een zittingsdatum op 30 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11141583 \ CV EXPL 24-1826
Vonnis van 11 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: mr. B.F.M. Bos,
procederende krachtens toevoegingsnummer [nummer] ,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.[gedaagde 2] ,

beide wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
eisende partijen in het incident,
gemachtigde mr. K.A.M.J. Horsch (ARAG Rechtsbijstand).
Partijen worden hierna [eiseres] en (in mannelijk enkelvoud) [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 mei 2024
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring tevens conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Vervolgens is vonnis in het incident bepaald.

2.Het bevoegdheidsincident en de beoordeling daarvan

2.1.
[gedaagde] verzoekt de kantonrechter van Rechtbank Gelderland, locatie Nijmegen zich onbevoegd te verklaren en de door te verwijzen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Gelderland, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten van dit incident.
2.2.
[gedaagde] legt daaraan ten grondslag dat de vordering van [eiseres] een vordering van onbepaalde waarde betreft. De door [eiseres] ingestelde vordering het namelijk betrekking op een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres] , dat niet gewaardeerd kan worden op een bedrag dat gepaard gaat met het verwijderen of snoeien van de laurierstruik.
2.3.
In artikel 93 sub b Rv is bepaald dat de kantonrechter zaken behandelt en beslist betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Volgens [eiseres] zijn er duidelijke aanwijzingen dat haar vordering geen hogere waarde heeft dan € 25.000,-, en zij verwijst, zonder nadere toelichting, naar een viertal uitspraken. [eiseres] heeft echter nagelaten haar stelling, tegenover hetgeen [gedaagde] in dit kader heeft gesteld, nader te onderbouwen. Als gevolg daarvan oordeelt de kantonrechter dat geen duidelijke aanwijzingen zijn gesteld dat de vordering van [eiseres] in de hoofdzaak geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00.
2.4.
De kantonrechter zal zich daarom onbevoegd verklaren en de zaak, ingevolge artikel 71 Rv, in de stand waarin deze zich bevindt, doorverwijzen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank.
2.5.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten van het incident tussen partijen te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem,
3.2.
verwijst de zaak daartoe naar de civiele rol, niet zijnde de civiele rol voor kantonzaken, van
woensdag 30 oktober 2024om 10:00 uur,
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure moeten worden vertegenwoordigd door een advocaat,
3.4.
wijst [eiseres] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht is verschuldigd van € 320,00, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor [eiseres] van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt,
3.5.
wijst [gedaagde] erop dat na verwijzing een griffierecht is verschuldigd van € 320,00, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor [gedaagde] een nota met betaalinstructies ontvangt van het LDCR,
3.6.
wijst [gedaagde] erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, dan wel
- een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging),
3.7.
wijst [gedaagde] erop dat van hen slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven, indien zij bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen of gelijkluidend verweer voeren,
3.8.
compenseert de proceskosten van het incident tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
51588 / 40140