ECLI:NL:RBGEL:2024:976

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/05/413533 / HA ZA 23-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door schending van privacy na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser 1], Traiteur Délicat B.V. en Brasserie Délicat B.V. als eisers, en [gedaagde] als gedaagde. De partijen hadden een affectieve relatie die eindigde in september 2022. Na de breuk heeft [gedaagde] vertrouwelijke informatie van [eiser 1] vanuit zijn mailbox naar zakelijke relaties verzonden, wat leidde tot een vordering van [eiser 1] en zijn ondernemingen voor immateriële schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door deze informatie te verspreiden, wat een inbreuk op de privacy van [eiser 1] vormde. De rechtbank kende [eiser 1] een schadevergoeding van € 1.200,00 toe, met 20% eigen schuld, en wees de vordering van Brasserie af wegens onvoldoende onderbouwing van schade. De vordering van [gedaagde] in het incident om digitale correspondentie te verkrijgen werd afgewezen, omdat zij onvoldoende rechtmatig belang had aangetoond. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/413533 / HA ZA 23-12 /592
Vonnis in de hoofdzaak en het incident van 28 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
2.
TRAITEUR DÉLICAT B.V.,
te Apeldoorn,
verweerder in het incident,
3.
BRASSERIE DÉLICAT B.V.,
te Hoenderloo, gemeente Apeldoorn,
eisende partij in de hoofdzaak,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] en afzonderlijk [eiser 1] , Traiteur en Brasserie,
advocaat: mr. C.M. Dreef te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.F.M. Groot Kormelink te Ede Gld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2023
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 december 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van juli 2021 tot en met juli 2022. Begin september 2022 was de relatiebreuk tussen partijen definitief.
2.2.
[eiser 1] is indirect aandeelhouder en bestuurder van Traiteur en Brasserie.
2.3.
[gedaagde] is op 30 augustus 2021 in dienst getreden van Traiteur in de functie van operationeel manager voor 38 uur per week. Dit dienstverband is op verzoek van [gedaagde] met ingang van 1 mei 2022 beëindigd.
2.4.
In de nacht van 13 op 14 september 2022 heeft [gedaagde] vanuit de mailbox van [eiser 1] vertrouwelijke e-mailberichten tussen [eiser 1] en zijn behandelaars van [naam 1] aan 20 (zakelijke) relaties van [gezamenlijke eisers] gezonden. Zij heeft toen ook aan 61 (zakelijke) relaties van [gezamenlijke eisers] het volgende e-mailbericht gezonden:
Onderwerp: afwezigheid
Beste,
Hierbij wil ik meedelen dat ik vanaf oktober a.s een tijd afwezig ben. Ik kamp met psychische klachten en al jaren strijd ik tegen mijn drank, drugs, diazepam en gokverslaving. Hierdoor heb ik veel verloren.
De leugens die daar uit voortkwamen, de stalking, de zelfmoordpogingen en mijn onvoorspelbare gedrag vanuit mij naar mijn familie en mijn exen, sloopte hen dag in- dag uit. Met als gevolg dat mijn familie afstand van mij heeft genomen en ik mijn kinderen in mijn huidige toestand niet kan zien opgroeien, Mijn strafblad, mijn voorwaardelijke straf en onderhoud bij [naam 2] houdt mij op het rechte pad.
Om de regie weer in handen te nemen zal ik keuzes moeten maken. De keuze om mij vrijwillig opnieuw intern op te laten nemen voor de duur van 6 weken in [naam 3] , zal mij hierbij helpen.
(…)
Met vriendelijke groet
[eiser 1] | Directeur /Eigenaar
Bij dit e-mailbericht waren de volgende bijlagen gevoegd: een brief van [naam 1] over [eiser 1] met een beschrijvende diagnose, een deel uit een brief van een voormalige relatie van [eiser 1] , een brief van de zus van [eiser 1] en een deel van een slachtofferverklaring gericht aan [eiser 1] .
2.5.
Bij brief van 14 september 2022 heeft de advocaat van [eiser 1] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden doordat zij zich zonder zijn toestemming persoonlijke en zakelijke documenten en bescheiden heeft toegeëigend en doordat zij zonder zijn toestemming vanuit zijn e-mailaccount berichten heeft verzonden naar zijn (zakelijke) relaties. Daarbij is zij gesommeerd om zich te onthouden van het doen van negatieve uitlatingen over [eiser 1] en het verspreiden van privacyschendende berichtgevingen over [eiser 1] .
2.6.
Bij brief van 12 oktober 2022 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van [eiser 1] meegedeeld dat [eiser 1] na het verbreken van de relatie [gedaagde] stelselmatig is gaan belagen en persoonlijke informatie over en persoonlijke foto’s van [gedaagde] aan haar ex-partner en zijn neef heeft verstuurd. In die brief is vermeld dat dit gedrag van [eiser 1] moet stoppen en dat bij continuering van dit gedrag een voorziening bij de rechtbank zal worden gevraagd.
2.7.
Op 2 november 2022 heeft [eiser 1] bij de politie aangifte gedaan jegens [gedaagde] wegens smaad en laster.
2.8.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 7 maart 2023 tussen partijen is het door [gedaagde] gevorderde gebieds- en contactverbod afgewezen.
2.9.
Op 23 maart 2023 is het faillissement van Traiteur uitgesproken. In het tussenvonnis van 19 juli 2023 is in de hoofdzaak aan Traiteur ontslag van instantie verleend.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
ten aanzien van [eiser 1]
- [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 15.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, en € 1.125,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente,
ten aanzien van Brasserie
- [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente,
ten aanzien van [eiser 1] en Brasserie
  • [gedaagde] zal gebieden om binnen twee dagen na betekening van het vonnis op geen enkele wijze gegevens, databestanden, techniek, software en alle informatie die betrekking heeft op vertrouwelijke of privacygevoelige gegevens van [eiser 1] en/of zijn ondernemingen, direct of indirect te publiceren of openbaar te maken aan derden, ter beschikking te stellen of toegankelijk te maken, dan wel bescheiden of bestanden of andere informatie waarvan [gedaagde] uit hoofde van haar functie en/of werkzaamheden bij Traiteur, dan wel haar effectieve relatie met [eiser 1] heeft kennis genomen, direct of indirect te gebruiken, te publiceren of openbaar te maken, ter beschikking te stellen of toegankelijk te maken aan of voor derden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding en/of per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft,
  • met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[gezamenlijke eisers] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in de nacht van 13 op 14 september 2022 vertrouwelijke en privacygevoelige informatie gemaild naar 81 (zakelijke) relaties van [gezamenlijke eisers] Zij heeft deze informatie verkregen door zich zonder toestemming van [eiser 1] toegang te verschaffen tot zijn mailbox. [gedaagde] heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de privacy van [eiser 1] en op zijn persoonlijke levenssfeer, kennelijk met als doel om [eiser 1] in een kwaad daglicht te stellen en afbreuk te doen aan zijn reputatie en/of aan de naam en faam van [eiser 1] en zijn ondernemingen. [gezamenlijke eisers] stelt dat [gedaagde] hiermee onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat zij aansprakelijk is voor de door [gezamenlijke eisers] als gevolg hiervan geleden immateriële schade. Ten aanzien van [eiser 1] geldt dat hij is aangetast in zijn eer en goede naam, dat inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer en dat hij geestelijke schade heeft geleden. Ten aanzien van Brasserie geldt dat zij is aangetast in haar goede imago door de berichtgeving over haar directeur en dat die berichtgeving afdoet aan haar stabiliteit en het vertrouwen dat zij geniet onder haar klanten en personeel. [gezamenlijke eisers] heeft belang bij het gevorderde gebod om te voorkomen dat [gedaagde] in de toekomst opnieuw in de verleiding komt om schadelijke berichtgeving over hem te verspreiden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat [gezamenlijke eisers] de waarheidsplicht heeft geschonden door belangrijke informatie achter te houden. [eiser 1] heeft op 9 september 2022 haar ex-partner benaderd en op 13 september 2022 aan hem meegedeeld dat hij informatie over [gedaagde] openbaar wil maken om haar te beschadigen. Ook heeft [eiser 1] tussen 11 juni 2022 en 13 september 2022 compromitterende foto’s van de [gedaagde] doorgestuurd naar derden. Door een opeenstapeling van onder meer het delen van persoonlijke informatie van [gedaagde] met derden, het fysiek bedreigen van een goede vriend van [gedaagde] , het dreigen alle whatsapp- en e-mailcorrespondentie tussen partijen ‘viraal te laten gaan’, de langdurige verslaving van [eiser 1] en de angst voor verdere escalaties, stond [gedaagde] onder grote psychische druk. Dat heeft ertoe geleid dat zij geen andere oplossing meer zag om [eiser 1] af te stoppen dan het verzenden van de informatie. Volgens [gedaagde] heeft zij gehandeld in een vorm van ‘civielrechtelijk noodweerexces’. Om die reden kan het onrechtmatig handelen haar niet worden toegerekend. Zij betwist dat [gezamenlijke eisers] immateriële schade heeft geleden. Verder beroept zij zich op eigen schuld van [eiser 1] , onder meer omdat hij de beveiliging van zijn digitale bestanden niet op orde had. Zij stelt verder dat haar handelwijze is veroorzaakt door de belasting en bedreiging door [eiser 1] voorafgaand aan 14 september 2022. Zij verzoekt tevens de schadevergoeding te matigen. Indien de vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, meent zij dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad dient te worden verklaard, althans vordert zij dat aan een uitvoerbaar bij voorraadverklaring de voorwaarde wordt verbonden dat [gezamenlijke eisers] zekerheid dienen te stellen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in het incident
3.5.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank [eiser 1] en Traiteur zal bevelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis een door een gerechtelijke ICT-deskundige gecertificeerd afschrift te verstrekken van alle digitale correspondentie, verstuurd door het zakelijk e-mailaccount en de zakelijke telefoon van [eiser 1] via welk digitaal medium dan ook in de periode tussen 11 juni 2022 en 14 september 2022, waarin digitale teksten en beelden van, over of met betrekking op [gedaagde] voorkomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of een gedeelte daarvan dat daaraan niet of niet volledig wordt voldaan, met een maximum van € 200.000,00, met veroordeling van [eiser 1] en Traiteur in de proceskosten en nakosten in het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagde] de vordering voor zover gericht tegen Traiteur ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
3.7.
[gedaagde] baseert haar vordering op artikel 843a Rv en stelt dat zij rechtmatig belang heeft bij deze bescheiden omdat daarmee de frequentie, de aard en de omvang van de schending van haar privacy te kunnen vaststellen.
3.8.
[eiser 1] voert verweer. Hij betwist dat [gedaagde] een rechtmatig belang heeft bij haar vordering. Volgens hem is sprake van een fishing expedition. Hij betwist verder dat de vordering van [gedaagde] voldoet aan de vereisten van artikel 843a Rv.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet aanleiding eerst de vorderingen in de hoofdzaak te behandelen.
in de hoofdzaak
4.2.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat [gezamenlijke eisers] de waarheidsplicht van artikel 21 Rv heeft geschonden. [gedaagde] stelt slechts in algemene zin dat [gezamenlijke eisers] onjuiste informatie heeft verstrekt en informatie heeft achtergehouden, maar heeft dit niet, althans onvoldoende geconcretiseerd. De enkele verwijzing, zonder nadere toelichting, naar een productie waarin whatsapp-berichten tussen [eiser 1] en de moeder van [gedaagde] zijn vermeld, is daarvoor onvoldoende.
4.3.
[gedaagde] erkent dat zij zonder toestemming van [eiser 1] vanuit zijn e-mailaccount de onder 2.4. vermelde informatie onder zijn naam aan 81 (zakelijke) relaties van [gezamenlijke eisers] heeft verzonden. De rechtbank is van oordeel dat dat handelen een inbreuk vormt op de privacy van [eiser 1] en in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, zodat dat handelen onrechtmatig is jegens [gezamenlijke eisers] Tussen partijen is ook niet in geschil dat het handelen van [gedaagde] jegens [gezamenlijke eisers] onrechtmatig is. [gedaagde] meent echter dat dat handelen haar niet kan worden toegerekend en beroept zich op rechtvaardigingsgronden, te weten: ‘civiel noodweerexces’ en psychische overmacht. Zij stelt dat zij zodanig was geschrokken/in paniek was van hetgeen zij in de mailbox van [eiser 1] aantrof dat zij, mede gelet op de turbulente periode daarvoor, hoge psychische druk ervoer om [eiser 1] te laten ‘afstoppen’ en dat zij daarom de berichten vanuit het e-mailaccount van [eiser 1] heeft verzonden.
4.4.
[eiser 1] erkent dat hij contact heeft gezocht met de ex-partner van [gedaagde] en informatie van hem over [gedaagde] heeft ontvangen. Hij betwist echter dat hij deze persoonlijke informatie over [gedaagde] met anderen dan [gedaagde] zelf en zijn advocaat heeft gedeeld. Ook heeft hij erkend dat hij in beperkte mate persoonlijke informatie over (zijn relatie met) [gedaagde] heeft gedeeld met zijn beste vriend, zijn ex-partner, de ex-partner van [gedaagde] en met twee vrienden van [gedaagde] . Dat had niet tot doel [gedaagde] te beschadigen, maar tot doel het verkrijgen van advies over de vraag hoe om te gaan met de situatie, aldus [eiser 1] .
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] heeft gehandeld uit psychische overmacht dan wel ‘civiel noodweerexces’, dat de rechtbank eveneens onder het begrip psychische overmacht verstaat. [gedaagde] heeft dat onvoldoende onderbouwd. Uit de door [gedaagde] overgelegde, ongedateerde verklaring van een psycholoog volgt slechts dat zij in behandeling is voor “depressie en burnout ten gevolge van een conflict situatie met haar ex-partner” en dat “de huidige aanhoudende dreigementen en belagingen door haar ex partner een ernstige negatieve invloed [hebben] op het psychisch welzijn van [ [gedaagde] ] en op mogelijk herstel van de klachten”. Daaruit kan niet worden afgeleid op welke periode die verklaring ziet, wat de gemoedstoestand was van [gedaagde] rond 13 en 14 september 2022 en of zij toen dermate ernstige psychische druk ervoer dat het onrechtmatig handelen haar niet kan worden toegerekend. Hoewel de rechtbank kan begrijpen dat [gedaagde] onaangenaam was getroffen door hetgeen zij in de mailbox van [eiser 1] over zichzelf aantrof, valt haar reactie daarop niet goed te praten. [eiser 1] heeft weliswaar erkend dat hij bepaalde persoonlijke en vertrouwelijke informatie over [gedaagde] in beperkte kring heeft gedeeld met aan hen persoonlijk bekende derden, maar niet gebleken is dat hij dat in brede kring heeft gedaan. [gedaagde] heeft daarentegen persoonlijke en vertrouwelijke informatie over [eiser 1] aan 81 (zakelijke) relaties van hem en zijn ondernemingen gezonden, welke relaties naar moet worden aangenomen grotendeels geen persoonlijke bekenden van [eiser 1] en [gedaagde] zijn. [gedaagde] heeft zelfs uit naam van [eiser 1] een niet op waarheid berustend e-mailbericht verzonden over “zijn afwezigheid” in verband met een opname in een verslavingskliniek. Dat [gedaagde] daarmee slechts wilde bereiken dat [eiser 1] zou stoppen met zijn gedrag, zoals zij aanvoert, acht de rechtbank niet aannemelijk. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] met dat doel voor ogen meende 81 (zakelijke) relaties van [eiser 1] te moeten benaderen en niet heeft gekozen voor andere mogelijkheden, zoals het doen van aangifte of het inschakelen van (juridische) hulp. Hoewel het gedrag van [eiser 1] ook niet bepaald fatsoenlijk kan worden genoemd, kon en moest [gedaagde] weten dat zij hiermee de reputatie van [eiser 1] en zijn ondernemingen zou schaden. Het onrechtmatig handelen van [gedaagde] is dan ook naar het oordeel van de rechtbank in ernstiger mate verwerpelijk dan het gedrag van [eiser 1] en [gedaagde] had zich daarvan moeten weerhouden. Daar komt bij dat [gedaagde] na het verzenden van de informatie over [eiser 1] niet onmiddellijk tot inkeer is gekomen, maar eerst heeft ontkend dat zij de informatie had verstuurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onrechtmatige daad aan haar schuld te wijten is en dus aan haar kan worden toegerekend.
4.6.
Het enkele feit dat [gedaagde] uit hoofde van haar dienstbetrekking met Traiteur over inloggegevens van het e-mailaccount van [gezamenlijke eisers] beschikte, geeft haar geen vrijbrief om in dit account zonder zijn toestemming te gaan grasduinen en/of om vanuit dat account en onder de naam van [eiser 1] (onjuiste) berichten aan derden te zenden. In zoverre verwerpt de rechtbank het beroep van [gedaagde] op eigen schuld van [eiser 1] . Zoals hiervoor is overwogen, staat wel voldoende vast dat [gedaagde] tot het onrechtmatig handelen is aangezet, mede door hetgeen zij aantrof in het e-mailaccount van [eiser 1] en het feit dat haar daaruit bleek dat [eiser 1] persoonlijke en vertrouwelijke informatie over haar had gedeeld met derden, waaronder haar ex-partner. De rechtbank is van oordeel dat [eiser 1] het laakbare gedrag van [gedaagde] gedeeltelijk over zichzelf heeft afgeroepen en dat in zoverre wel sprake is van eigen schuld van [eiser 1] . De rechtbank zal de mate waarin die eigen schuld heeft bijgedragen aan de door [eiser 1] geleden schade in redelijkheid vaststellen op 20%.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser 1] voldoende heeft aangetoond dat hij als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] immateriële schade heeft geleden. Vast staat dat de privacy van [eiser 1] is geschonden en dat hij is aangetast in zijn eer en goede naam. Het (betwiste) betoog van [gedaagde] dat [eiser 1] door zijn verslaving en drankgebruik zelf vragen heeft doen rijzen bij derden, doet daaraan, ook indien dat zou komen vast te staan, niet af. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband beschouwd, zal de rechtbank de immateriële schade van [eiser 1] begroten op € 1.500,00. Daarvan blijft 20%, dus € 300,00, voor rekening van [eiser 1] , zodat [gedaagde] zal worden veroordeeld om € 1.200,00 aan immateriële schade aan hem te vergoeden.
4.8.
Brasserie heeft tegenover het verweer van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat zij (immateriële) schade heeft geleden, als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] . Niet gebleken is dat Brasserie daadwerkelijk omzet- of imagoverlies heeft geleden en ook van onrust onder het personeel is niet gebleken. Ter mondelinge behandeling heeft [eiser 1] weliswaar verklaard dat er veel wordt geroddeld in Apeldoorn, dat er onterechte reserveringen worden gedaan en dat hij anonieme telefoontjes ontvangt, maar niet gebleken is dat [gedaagde] daarbij is betrokken. De door Brasserie gevorderde immateriële schadevergoeding zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.9.
Niet gebleken is dat [gedaagde] na 14 september 2022 nog persoonlijke en/of vertrouwelijke informatie van [gezamenlijke eisers] met derden heeft gedeeld. Het gevorderde gebod zal daarom wegens onvoldoende belang daarbij worden afgewezen.
4.10.
[gezamenlijke eisers] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot schadevergoeding valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De vordering van € 1.125,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 180,00 bij € 1.200,00 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 180,00 toe.
4.11.
De rechtbank zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het enkele feit dat [gedaagde] van een toewijzend vonnis hoger beroep zal instellen is niet doorslaggevend voor het achterwege laten van uitvoerbaar bij voorraadverklaring. [gedaagde] heeft niet nader onderbouwd dat een toewijzend vonnis grote financiële gevolgen voor haar zal hebben, temeer niet nu de (aanzienlijke) vordering in conventie van Traiteur, doordat verval van instantie is verleend, niet langer ter beslissing voorligt. De stelling dat [gedaagde] op onredelijke wijze wordt benadeeld is, als niet onderbouwd, niet komen vast te staan.
4.12.
Gelet op de (gewezen) relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in het incident
4.13.
[gedaagde] vordert afschrift van alle digitale correspondentie, verstuurd door [eiser 1] via zijn zakelijke e-mailadres of zakelijke telefoon in de periode tussen 11 juni 2022 en 14 september 2022 met daarin digitale teksten en/of beelden van, over of met betrekking op [gedaagde] . Het doel daarvan is om aan de hand van die documenten de exacte omvang van de schending van de privacy en de onrechtmatige verzending van digitale informatie vast te stellen, aldus [gedaagde] . Die bescheiden kunnen volgens haar bijdragen aan het bewijs van de stelling dat [eiser 1] zich schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad en dat hij aansprakelijk is voor de schade daarvan.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] tegenover het gemotiveerde verweer van [eiser 1] onvoldoende heeft gesteld dat zij rechtmatig belang heeft bij deze bescheiden. Zoals volgt uit de opsomming van de 36 foto’s, e-mailberichten en chatberichten in de conclusie van antwoord en uit de stukken die zij heeft overgelegd met betrekking tot whatsapp-conversatie tussen [eiser 1] en derden, beschikt [gedaagde] al over (veel) informatie die [eiser 1] in de periode van 11 juni 2022 tot 14 september 2022 van of over [gedaagde] heeft verzonden via zijn zakelijke e-mailaccount en zakelijke telefoon. Reeds om deze reden moet worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de gevorderde gegevens is gewaarborgd. De rechtbank zal de incidentele vordering daarom afwijzen.
4.15.
Gelet op de (gewezen) relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] een immateriële schadevergoeding van € 1.200,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 28 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] van € 180,00 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van de veertiende dag na de dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de beslissingen in 5.3. en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.