Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De feiten
tot betaling van een openstaand bedrag van € 255.077,00 respectievelijk € 124.022,00. [4]
4.Het geschil
5.De beoordeling
“Andere optie is geleend bedrag ? (= 148.000 PLN”)en
“het Poolse huis waarvoor ik eind november betalingen moet doen”. [8] [gedaagde in conv] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat deze tekst in zijn handschrift is geschreven. Gezien de verwijzingen in deze notitie naar de maand november, het precieze bedrag in Poolse złoty en een huis in Polen, passeert de rechtbank het standpunt van [gedaagde in conv] dat deze tekst betrekking had op een andere lening van hem in privé voor een ander huis van zijn vrouw (in Polen).
“deelbetaling [plaats 1] ”. [10] Vanaf 2018 zijn deze betalingen ontvangen vanaf een rekeningnummer op naam van [gedaagde in conv] .
“€ 40.160 = 6% nu = € 149796”en de periodieke rapportages van [bedrijf 1] . [gedaagde in conv] betwist deze afspraak. [gedaagde in conv] betoogt dat het bedrag van 148.200,00 Poolse złoty naar de huidige wisselkoers dient te worden omgerekend. Daarom meent [gedaagde in conv] dat hij niet € 40.160,00, maar hooguit € 34.086,00 dient terug te betalen.
GELDLENING
eenhonderdvijftigduizend euro (€ 150.000,00), hierna te noemen “de hoofdsom”.
Looptijd
vijf maart tweeduizend twaalf.
Rente
twaalf procent (12 %)per jaar, te voldoen in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling, voor het eerst op
een april tweeduizend zeven, over het sedert heden verstreken tijdvak.
Aflossing
De Schuldenaar is bevoegd de geldlening geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Gedeeltelijk vervroegde aflossing is toegestaan op een vervaldag, mits deze aflossing ten minste dertig dagen tevoren schriftelijk is gemeld en ten minste éénduizend euro (€ 1.000,--) bedraagt.
(…)
“de hoofdsom respectievelijk het restant daarvan”, voor het eerst te voldoen op 1 april 2007. Gezien de aard van de notariële akte, mag ervan uitgegaan worden dat deze tekst de bedoeling van partijen nauwkeurig weergeeft. De rechtbank is van oordeel dat de tekst van deze bepaling niet anders kan worden uitgelegd, dan dat partijen de bedoeling hadden om enkelvoudige, en niet samengestelde, rente overeen te komen. [eiser in conv] heeft onvoldoende gesteld dat en waarom deze tekst toch niet (werkelijk of precies genoeg) de bedoeling van partijen weergeeft. Daarom is [gedaagde in conv] een enkelvoudige rente van 12% verschuldigd met ingang van 1 april 2007.
“het door hem aan [eiser in conv] verschuldigde”inmiddels geheel heeft afbetaald. Omdat [naam 1] naast [gedaagde in conv] hoofdelijk medeschuldenaar is, leidt [gedaagde in conv] hieruit af dat de geldlening door [naam 1] volledig is terugbetaald. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze stelling niet aan de strenge eisen van een gerechtelijke erkenning (artikel 154 Rv). Die stelling is niet voldoende uitdrukkelijk en ondubbelzinnig om daaraan de verstrekkende gevolgen van een gerechtelijke erkenning te kunnen verbinden. In de dagvaarding ligt namelijk duidelijk besloten dat [eiser in conv] ervan uitgaat dat de helft van deze lening zou worden terugbetaald door [gedaagde in conv] en de helft van de lening zou worden terugbetaald door [naam 1] . Dit vindt ook steun in het door [eiser in conv] overgelegde, door [naam 1] opgestelde overzicht van januari 2023. [15] [gedaagde in conv] diende daarom redelijkerwijs te begrijpen dat [eiser in conv] bedoelde dat [naam 1] slechts de door hem verschuldigde helft van de geldlening aan [eiser in conv] heeft terugbetaald. Dit verweer faalt daarom.
“€52.000 ontvangen van TvO op rekening RKI”en aan de andere kant bij ‘opgeleverd’
“Grondstuk (Lot 25) [plaats 4] vrij van hypotheek”. In een andere tabel staat onder het kopje “uitstaande leningen TvO” onder project “ [plaats 4] ” een bedrag van € 224.500,00 opgenomen.
eenhonderdvijftigduizend euro (€ 150.000,00);
(60 %) van de hoofdsom, zijnde negentigduizend euro (€ 90.000,00), derhalve in totaal tweehonderdveertigduizend euro (€ 240.000,00). (…)”
- i) een bedrag van € 40.160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2000 tot de dag van algehele betaling;
- ii) een bedrag van € 150.000,00 te vermeerderen met enkelvoudige rente van 12 % per jaar vanaf 1 april 2007 tot en met maart 2010, en te vermeerderen met enkelvoudige rente van 6 % per jaar over de restanthoofdsom vanaf 1 april 2010 tot en met de dag van algehele betaling;
- iii) een bedrag van € 52.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (restant)hoofdsom vanaf 9 maart 2010 tot en met de dag van algehele betaling.
6.De beslissing
woensdag 27 november 2024voor het nemen van een akte door [eiser in conv] over wat is vermeld onder 5.38 tot en met 5.42, waarna [gedaagde in conv] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,