ECLI:NL:RBGEL:2024:9725

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
05.123023.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte na ruzie tussen twee families met geweld op straat

In deze zaak, die zich afspeelde op 26 juli 2023 in Wageningen, was er een ruzie tussen twee families die escaleerde in geweld. De verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en een taakstraf van 200 uur. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank beoordeelde de getuigenverklaringen en de omstandigheden van de ruzie. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte met een stok had geslagen. Bovendien werd het beroep op noodweer geaccepteerd, omdat de verdachte handelde ter verdediging van zijn kwetsbare moeder. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/123023-24
Datum uitspraak : 27 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] [postcode] in [woonplaats]
raadsvrouw: mr. J.L. Vermeer, advocaat in Rhenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Wageningen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (forse) traumatische lenszwelling, snijwond wenkbrauw en/of traumatische cornea perforatie, althans (ernstig) aangezichtsletsel, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met een houten stok, althans een hard voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd te slaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Wageningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een houten stok, althans een hard voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Wageningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een houten stok, althans een hard voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (forse) traumatische
lenszwelling, snijwond wenkbrauw en/of traumatische cornea perforatie, althans (ernstig) aangezichtsletsel ten gevolge heeft gehad
2
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Wageningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 2] met een houten stok, althans een hard voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd te slaan

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Een beroep op noodweer heeft geen kans van slagen. Als er al sprake zou zijn van een noodweersituatie, dan volgt uit het dossier dat verdachte heeft gekozen voor confrontatie en escalatie van het conflict. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 200 uur.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit en zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde onvoldoende bewijs is dat verdachte met een stok letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde beroept verdachte zich op noodweer, dan wel noodweerexces. [slachtoffer 1] viel de moeder van verdachte aan door haar te trappen en verdachte heeft teruggeslagen om zijn moeder te verdedigen. Zijn moeder is kwetsbaar, omdat zij een paar jaar geleden een hersentumor heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Weging van de aangiftes en getuigenverklaringen
Niet ter discussie staat dat de ten laste gelegde feiten zich zouden hebben afgespeeld tijdens een ruzie op straat tussen de familie van verdachte enerzijds en de familie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] anderzijds. Tussen deze families bestaat al langer onenigheid. Op 26 juli 2023 liep de ruzie uit in geweld waarbij over en weer aangifte is gedaan.
De rechtbank zal daarom behoedzaam naar de aangiftes en getuigenverklaringen van alle betrokkenen kijken. De verklaringen zullen moeten worden ondersteund met voldoende objectief en onafhankelijk bewijs – van bijvoorbeeld onafhankelijke getuigen – om wettig én overtuigend te kunnen bewijzen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (zwaar) heeft mishandeld.
Is verdachte degene die met een stok heeft geslagen?
Om tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde te komen, zal in ieder geval wettig en overtuigend moeten zijn bewezen dat verdachte met een stok heeft geslagen.
[getuige 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben verklaard dat het verdachte is die heeft geslagen met een stok. Zij horen alle drie bij de familie van aangeefster [slachtoffer 1] en zijn allemaal niet direct na de ruzie, maar pas later bij de politie gehoord.
Daartegenover staan de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [getuige 3] en [getuige 4] . Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat een man met een paars vest andere mensen uitdaagde en dat een andere man met een stok zeer bedreigende zwaaiende bewegingen maakte. Deze man sloeg later met zijn stok andere mensen.
De wijkagent heeft in een proces-verbaal laten weten dat hij verdachte herkent in de omschrijving van een persoon in een paars vest. Uit de verklaring van getuige [getuige 3] kan dus worden opgemaakt dat iemand anders dan verdachte met een stok zwaaiende bewegingen heeft gemaakt.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij de man met de stok rond de 50 jaar schat.
De rechtbank stelt vast dat verdachte 30 jaar oud was op 26 juli 2023, waardoor hij niet past in het door [getuige 4] gegeven signalement.
De verklaringen van de objectieve, onafhankelijke getuigen zorgen voor dusdanig veel twijfel dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte degene was die met een stok heeft gezwaaid en geslagen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Slaagt het beroep op noodweer bij mishandeling (feit 1 meer subsidiair)?
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] een klap heeft gegeven, omdat zij zijn moeder aanviel die enkele jaren eerder een hersentumor heeft gehad. Samen met de aangifte van [slachtoffer 1] bestaat er daarmee voldoende bewijs dat verdachte haar een klap heeft gegeven tegen haar hoofd, zoals onder 1 meer subsidiair ten laste is gelegd.
Bij de beoordeling of er in dit geval sprake is geweest van een noodweersituatie, moet worden beoordeeld of aannemelijk is dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij de moeder van verdachte, die toen op de grond lag, heeft getrapt. Ook verdachte’s moeder, getuige [getuige 2] en getuige [getuige 4] verklaren dit. Daarmee is voldoende aannemelijk dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de moeder van de verdachte door [slachtoffer 1] .
Onduidelijk is welke geweldshandelingen hier eventueel aan vooraf zijn gegaan. De aangiftes en getuigenverklaringen komen niet overeen waar het gaat om de volgorde van de verschillende geweldshandelingen door de betrokken personen. Daarom valt niet uit te sluiten dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen als gevolg van de trappen die zij aan zijn (kwetsbare) moeder gaf om zo zijn moeder te verdedigen. Als dit het geval is geweest, dan was dit naar het oordeel van de rechtbank mogelijk noodzakelijk en niet op voorhand disproportioneel. Het ging namelijk om een enkele klap met de vuist in een hectische situatie waarbij van verdachte niet kon worden verwacht dat hij – in plaats van geweld richting [slachtoffer 1] te gebruiken - zou weglopen van het conflict, gelet op de omstandigheid dat hij dit geweld heeft gebruikt ter bescherming van zijn (kwetsbare) moeder die op de grond lag en werd getrapt.
Het beroep op noodweer slaagt. De klap was daarom niet wederrechtelijk. Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.
Heeft verdachte [slachtoffer 2] mishandeld?
[getuige 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] zou hebben geslagen. Verder bevat het dossier geen onafhankelijke verklaringen die zien op dit feit.
Hoewel het dossier een brief van het ziekenhuis bevat waaruit volgt dat er een zwelling te zien is op het jukbeen(oog), bevat het dossier dus geen onafhankelijk bewijsmiddel waaruit volgt waardoor deze zwelling is ontstaan. Daarom is er geen objectief bewijsmiddel waaruit blijkt dat het letsel door toedoen van verdachte is ontstaan. Verder neemt de rechtbank mede in aanmerking, dat er – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in het kader van het beroep op noodweer – twijfels zijn of [getuige 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] een correcte herinnering hebben aan hetgeen heeft plaatsgevonden in die hectische situatie.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder 1 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.705,18 aan materiële schade en € 30.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder 2 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 452,86 aan materiële schade en € 400,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte integraal vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bril (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 december 2024.