Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 21 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
[betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) exploiteert eveneens een schildersbedrijf. De bestuurder/aandeelhouder van [betrokkene 3] is [gedaagde] Groep B.V. , waarvan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ook de aandeelhouders en bestuurders zijn.
‘(…) Artikel 15: aangaan rechtstreekse arbeidsverhouding
1 augustus 2022 in dienst getreden bij [betrokkene 3] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
Dit standpunt wordt niet gevolgd. BaanMeesters heeft aangevoerd dat BaanMeesters HR BV weliswaar de inleenovereenkomst op papier heeft gezet, maar dat de overeenkomst zelf gesloten is tussen BaanMeesters en [gedaagde] .
Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat het voorstellen van de kandidaten inderdaad is gedaan door ‘SchilderMeersters’, in het bijzonder door [betrokkene 6] en [betrokkene 7] , die blijkens hun e-mailadressen en de ondertekening van hun mails werkzaam zijn bij SchilderMeesters. Ook de inleenovereenkomsten dragen het logo van SchilderMeesters. Nu [gedaagde] in de conclusie van antwoord ook benoemt dat de overeenkomsten gesloten zijn met “BaanMeesters”, waarmee zij volgens de inleiding van de conclusie eiseres bedoelt, is er onvoldoende reden om aan te nemen dat een ander dan BaanMeesters de tegenpartij van [gedaagde] zou moeten zijn.
[gedaagde] betwist dat [betrokkene 4] bij haar in dienst is getreden. Zij stelt dat [betrokkene 4] in juli 2022 ontslag heeft genomen bij [gedaagde] en op 1 augustus 2022 in dienst is getreden bij [betrokkene 3] , wat volgens [gedaagde] ook toegestaan was, omdat het een andere rechtspersoon betreft dan [gedaagde] en er geen groeps- of dochterverhouding tussen [gedaagde] en [betrokkene 3] bestaat.
Bij artikel 15 AV blijkt uit lid a duidelijk dat en waarom het voor BaanMeesters van belang is dat hun opdrachtgever niet zomaar kan profiteren van het werk dat BaanMeesters heeft gedaan, door een voorgestelde kandidaat als werknemer aan te nemen zonder daarvoor te betalen. Het verdienmodel van BaanMeesters verlangt dat BaanMeesters beloond wordt voor haar inspanningen en dus enige tijd financieel voordeel heeft van de inspanningen om een kandidaat aan te leveren bij een opdrachtgever.
Het hele artikel 15 is, blijkens in inhoud daarvan, evident er op gerichte zorgen voor het rendement voor BaanMeesters. Daarbij is het wel mogelijk dat de opdrachtgever en de kandidaat op enig moment met elkaar verder kunnen en mogen zónder BaanMeesters, maar pas nadat een bepaald rendement is bereikt of afgekocht. Artikel 15h AV tracht het belang van BaanMeesters te beschermen en te voorkomen dat via een omweg afbreuk wordt gedaan aan dit rendement doordat de opdrachtgever een aan haar gelieerde derde er tussen schuift.
BaanMeesters baseert zich echter op de algemene (raam)inleenovereenkomst die op 17 november 2021 door haar met [gedaagde] is aangegaan en die ook voor deze situatie zijn gelding heeft, zodat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Zij wijst er op, dat [betrokkene 5] aanvankelijk - voorafgaand aan het inlenen door [betrokkene 3] - is voorgesteld aan [gedaagde] , zodat zich de situatie van artikel 15 sub b AV voordoet. Deze stelling heeft BaanMeesters met de overgelegde stukken onderbouwd en is door [gedaagde] niet weersproken. Dit brengt mee, dat de vordering met betrekking tot de indienstneming van [betrokkene 5] in ieder geval (ook) met succes tegen [gedaagde] kan worden ingesteld.