In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H. Steentjes, een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder De Weelde Zwembaden B.V. en [gedaagde 2], vertegenwoordigd door mr. B.S. Witteveen. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst die op 10 februari 2023 is gesloten, waarbij eiser een lening van € 175.000,00 heeft verstrekt aan gedaagde 1, met een contractuele rente van 7% per jaar. Gedaagde 1 is in verzuim geraakt met de betaling van de eerste aflossingstermijn, die volgens eiser op 10 februari 2024 verschuldigd was. Eiser heeft gedaagden gesommeerd om de betaling te voldoen, maar gedaagden hebben geen aflossingen gedaan, wat heeft geleid tot deze procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde 1 in verzuim is geraakt en dat de hoofdsom van de lening daardoor direct opeisbaar is geworden. Eiser heeft ook gevorderd dat De Weelde en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schuld, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een borgtocht en dat gedaagden hoofdelijk moeten betalen. De vordering tot betaling van de contractuele rente is afgewezen, omdat gedaagde 1 de renteverplichtingen altijd is nagekomen. De rechtbank heeft de proceskosten toegewezen aan eiser, die grotendeels in het gelijk is gesteld.
Het vonnis is op 6 november 2024 uitgesproken en gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 175.000,00, buitengerechtelijke incassokosten van € 2.525,00 en proceskosten van € 10.889,04. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.