ECLI:NL:RBGEL:2024:9600

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
10935828 / CV EXPL 24-591
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst tweedehands auto wegens non-conformiteit en schadevergoeding

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, in november 2022 een tweedehands BMW 650i x-Drive gekocht van gedaagde, een autobedrijf. Na enkele maanden, in juni 2023, vertoonde de auto ernstige gebreken, waardoor deze niet meer kon rijden. Eisers hebben gedaagde verzocht om de gebreken te herstellen, maar de reparatie vond niet binnen een redelijke termijn plaats. Op 29 september 2023 hebben eisers de koopovereenkomst ontbonden. De kantonrechter oordeelt dat de auto non-conform was, omdat deze niet voldeed aan de verwachtingen die eisers op basis van de koopovereenkomst mochten hebben. Gedaagde heeft niet aangetoond dat de gebreken na de aflevering zijn ontstaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eisers recht hebben op terugbetaling van de koopsom van € 35.450,00, alsook op schadevergoeding voor de kosten van vervangend vervoer en diagnosekosten. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal € 37.828,21, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 20 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10935828 \ CV EXPL 24-591
Vonnis van 20 december 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. P.T.H. Janssen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.J. Postma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2024
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte bepaald dat de kantonrechter op 20 december 2024 een vonnis uitspreekt.

2.De zaak in het kort

2.1.
In november 2022 hebben [eisers] een tweedehands auto gekocht bij [gedaagde] . In juni 2023 begon de motor te rammelen en daarna is vastgesteld dat de krukas en drijfstanglagers kapot waren. Met de auto kon niet meer worden gereden.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] de koopovereenkomst mochten ontbinden, omdat [gedaagde] de auto niet binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast heeft gerepareerd. Zij hebben daarom onder meer recht op terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding. De kantonrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
3. De beoordeling
De auto was non-conform
3.1.
De eerste vraag die de kantonrechter moet beantwoorden, is of de auto aan de overeenkomst beantwoordde. In dit geval hebben [eisers] een BMW 650i x-Drive gekocht van tien jaar oud met 97.621 km op de teller. Hiervoor hebben zij (inclusief inruil) € 35.450,00 betaald. Partijen zijn het erover eens dat de krukas en drijfstanglagers in juni 2023 kapot zijn gegaan en de auto daardoor niet meer kon rijden. Op dat moment hadden [eisers] 8.721 km met de auto gereden in ongeveer zeven maanden tijd. De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] er geen rekening mee hoefden te houden dat de auto binnen dat tijdsbestek en aantal kilometers een zodanig gebrek, dat niet op eenvoudige wijze was te ontdekken en te herstellen, zou gaan vertonen dat deelname aan het verkeer onmogelijk zou worden. Dit betekent dat de auto non-conform was. [1]
3.2.
Het gaat hier om een consumentenkoop, omdat [eisers] de auto als particulieren hebben gekocht bij het autobedrijf van [gedaagde] . [2]
3.3.
Op grond van de wet geldt dan, omdat de auto binnen één jaar na aflevering stuk is gegaan, het vermoeden dat de auto bij aflevering al non-conform was. [3] Anders dan [gedaagde] aanvoert, verzetten de aard van de zaak (een auto) of de aard van de afwijking (een kapotte krukas en drijfstanglagers) zich daar niet tegen. Het is dan ook aan [gedaagde] om aan te tonen dat het gebrek is ontstaan of veroorzaakt na aflevering. Hierin is [gedaagde] niet geslaagd. Zij heeft aangevoerd dat het gaat om draaiende onderdelen die op elk moment stuk kunnen gaan en dat het gebrek zich, als het bij aflevering al aanwezig zou zijn geweest, al vóór juni 2023 zou hebben getoond. Zij heeft verder aangevoerd dat een reële kans bestaat dat het gebrek is ontstaan of verergerd doordat derden aan de auto hebben gesleuteld. [gedaagde] heeft dit alles echter alleen genoemd, maar op geen enkele wijze nader gemotiveerd en onderbouwd.
[eisers] mochten de overeenkomst ontbinden
3.4.
Op 2 juli 2023 hebben [eisers] een brief gestuurd, waarin zij [gedaagde] vragen om de gebreken te herstellen. De auto is vervolgens op 8 juli 2023 met een ambulance naar [gedaagde] gebracht. Vanaf dat moment was [gedaagde] in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij [eisers] telefonisch op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de reparatie, maar [eisers] ontkennen dat, zodat de kantonrechter daar niet van kan uitgaan. Wanneer dit zou zijn gebeurd en wat er precies is gezegd, heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Dit betekent dat de kantonrechter uitgaat van de volgende berichten, die partijen aan elkaar hebben gestuurd:
- Op 17 juli 2023 stuurt [gedaagde] een e-mail waarin staat dat de motor verder moet worden gedemonteerd en dat dat in de loop van deze week zal plaatsvinden.
- Op 24 juli 2023 laat [gedaagde] weten dat er afgelopen week twee monteurs afwezig waren en dat het demonteren van de motor “
voor deze week in de planning ligt.”
- Op 18 augustus 2023 stuurt [eiser 1] een e-mail met de vraag hoe het staat met de auto: “
Het is nu 3 weken geleden dat je zou beginnen het te repareren, en heb nog niets vernomen. (…) We zouden toch graag de auto snel terugzien, omdat de rekeningen van de huurauto toch beginnen op te lopen.
- Op 23 augustus 2023 stuurt [eiser 1] een e-mail met de vraag hoe het ervoor staat: “
Wordt nu toch een beetje bang dat je je niet aan onze afspraak houdt.”
- Op 15 september 2023 vraagt [eiser 1] wanneer de auto klaar is: “
Ik wacht nu al 10 wkn. en weer nog steeds niets. De kosten van de huurwagen lopen de pan uit.”
- Op 18 september 2023 stuurt [gedaagde] het volgende: “
Goedemiddag, daar kan ik helaas niks over zeggen. Snap dat het even duurt maar zoals ik bij ons laatste gesprek kunnen wij helaas niks aan doen ivbm vakantie van de partij die de motor uit elkaar gaat halen.”
- Op 29 september 2023 hebben [eisers] de koopovereenkomst ontbonden.
- Op 30 september 2023 stuurt [gedaagde] dat aan de motor wordt gewerkt door een derde partij waar zij geen invloed op heeft. Zij stuurt een foto waarop te zien is dat de auto zonder motor, voorbumper en banden op een buitenterrein staat.
- Op 11 oktober 2023 stuurt [gedaagde] het volgende: “
motor is in wederopbouw wachten op onderdelen.”
- Op 24 oktober 2023 stuurt [gedaagde] het volgende: “
de schade is in kaart en we zoeken naar de juiste nieuwe onderdelen, wat nog niet zo makkelijk is voor deze motor.”
- Op 26 oktober 2023 stuurt [gedaagde] dat de nieuwe krukas is besteld: “
levertijd +- 3 weken en daarna kunnen we de motor weer gaan opbouwen.”
3.5.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] verteld dat de auto net voor de bouwvakantie bij haar is gebracht. De motor is vervolgens gedemonteerd en naar [bedrijf 1] gebracht, maar [bedrijf 1] had pas na de bouwvakantie tijd, aldus [gedaagde] .
3.6.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] eerst op 30 september 2023 - en dus na de ontbinding van de koopovereenkomst door [eisers] – foto’s aan [eisers] heeft gestuurd waaruit blijkt dat zij de motor had gedemonteerd. Op welk moment de motor precies is gedemonteerd, volgt niet uit de berichten. Uit de berichten blijkt ook niet wanneer de motor naar [bedrijf 1] is gebracht en wanneer [bedrijf 1] daarmee aan de slag is gegaan. Weliswaar stuurt [gedaagde] op 30 september 2023 dat aan de motor wordt gewerkt door een derde, maar hieruit volgt niet dat het [bedrijf 1] betrof of hoever [bedrijf 1] was met haar werkzaamheden.
3.7.
Vervolgens stuurt [gedaagde] in oktober 2023 berichten waaruit blijkt dat niet alle onderdelen voorhanden zijn. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] verteld dat een oliekoeler niet leverbaar was, maar dat blijkt niet uit de berichten. Integendeel, nu in het bericht van 26 oktober 2023 alleen wordt gesproken over de nieuwe krukas die is besteld. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde] niet aan [eisers] heeft laten weten dat een oliekoeler nodig was voor de reparatie en dat die oliekoeler niet leverbaar was. Dat en wanneer deze oliekoeler uiteindelijk is besteld, is ook niet onderbouwd.
3.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verteld dat de oliekoeler vlak voor het voltooien van de reparatie van de auto in november/december 2023 is geleverd. [bedrijf 1] heeft de oliekoeler besteld in Amerika, nadat zij de prijs had opgevraagd bij [bedrijf 2] in [plaats] en het onderdeel niet leverbaar was. Bij [bedrijf 2] zou het tot mei 2024 duren, aldus [gedaagde] .
3.9.
De kantonrechter vindt dat deze verklaringen, die zijn weersproken door [eisers] , onvoldoende zijn onderbouwd. In het dossier zit een e-mail van [bedrijf 2] van 3 januari 2024, waarin [bedrijf 2] op een vraag van dezelfde datum antwoordt dat een oliekoeler momenteel niet leverbaar is en er geen leverdatum bekend is. Dat dezelfde vraag ook in 2023 al een keer is gesteld en dat de oliekoeler ook toen niet leverbaar was, is niet onderbouwd. Dit had wel op de weg van [gedaagde] gelegen, aangezien [eisers] wijzen op een e-mail van [bedrijf 2] van 19 juni 2024, waarin [bedrijf 2] bevestigt dat een onderdeel (volgens [eisers] : de oliekoeler) tussen oktober 2023 en januari 2024 leverbaar was. Het beroep van [gedaagde] op overmacht omdat de oliekoeler niet leverbaar was, loopt hierop stuk.
3.10.
Kort en goed gaat de kantonrechter er dus van uit dat [gedaagde] niet aan [eisers] heeft laten weten dat de motor bij [bedrijf 1] stond en dat [bedrijf 1] de reparatie niet kon afronden omdat zij wachtte op een oliekoeler. Ook als juist zou zijn dat de oliekoeler in 2023 niet leverbaar was, geldt dat [gedaagde] dit niet aan [eisers] heeft laten weten. Zij heeft ook niet laten weten wanneer de oliekoeler wel zou worden geleverd, noch dat de oliekoeler uiteindelijk eind 2023 is geleverd. Hier komt nog bij dat [gedaagde] pas in de conclusie van antwoord van 10 april 2024 melding maakt van het feit dat de auto is gerepareerd. Dat [gedaagde] op enig moment voorafgaand aan deze procedure aan [eisers] heeft laten weten dat de reparatie van de auto succesvol was afgerond, heeft [gedaagde] niet aangevoerd.
3.11.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [eisers] de overeenkomst mochten ontbinden. Herstel van de auto heeft niet binnen een redelijke termijn plaatsgevonden, althans [eisers] mochten uit de hiervoor weergegeven berichten afleiden dat [gedaagde] het herstel niet binnen een redelijke termijn zou voltooien. [4] Er was in de loop van 2023 geen enkel concreet zicht op de voortgang en voltooiing van de reparatie binnen een redelijke termijn. Ondertussen was er wel ernstige overlast voor [eisers] : nadat de auto stuk was gegaan in juni 2023 en vanaf 8 juli 2023 bij [gedaagde] stond, konden zij hiervan immers geen gebruik maken. Zij maakten kosten voor het gebruik van een leenauto en hebben [gedaagde] daarvan ook op de hoogte gesteld.
3.12.
De kantonrechter zal dan ook (zoals onder i. is gevorderd) voor recht verklaren dat de koopovereenkomst is ontbonden op 29 september 2023.
[gedaagde] moet € 35.450,00 betalen en krijgt de BMW terug
3.13.
Als gevolg van de ontbinding moeten [eisers] de BMW teruggeven aan [gedaagde] en moet [gedaagde] de koopprijs terugbetalen aan [eisers] . [5] [eisers] hebben € 29.450,00 betaald voor de BMW en een Volkswagen Eos ingeruild die voor € 6.000,00 op de verkoopfactuur staat. Deze Volkswagen Eos is inmiddels verkocht door [gedaagde] en kan dus niet worden teruggegeven aan [eisers] . Hiermee schiet [gedaagde] tekort in haar ongedaanmakingsverbintenis en is zij een schadevergoeding verschuldigd. Op de zitting heeft [gedaagde] weliswaar aangevoerd dat de Volkswagen Eos minder waard was dan € 6.000,00, maar dat heeft zij in het geheel niet onderbouwd, zodat de kantonrechter de schade zal begroten op € 6.000,00. In totaal moet [gedaagde] dus een bedrag van € 35.450,00 terugbetalen.
3.14.
De kantonrechter brengt hierop geen vergoeding voor het gebruik van de auto in mindering. [6] Weliswaar zullen [eisers] enig voordeel hebben gehad doordat zij in ongeveer zeven maanden tijd 8.721 km hebben gereden met de auto, maar [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij door dit gebruik nadeel heeft ondervonden, bijvoorbeeld doordat de waarde van de auto is gedaald, en, zo ja, hoe groot dit nadeel dan zou zijn. De kantonrechter betrekt hierbij de leeftijd en huidige kilometerstand van de auto, het tijdsverloop na de ontbinding van de overeenkomst en het feit dat [gedaagde] de auto niet heeft willen terugnemen na de ontbinding. Een eventuele waardevermindering zal mede het gevolg zijn van de veroudering van de auto, die sinds juli 2023 ongebruikt bij [gedaagde] staat, en niet alleen van de duur en mate van gebruik van de auto door [eisers] .
3.15.
De vordering van [eisers] (onder v.) tot veroordeling van [gedaagde] om de auto op te halen, als de auto weer ter beschikking zou zijn gesteld aan [eisers] , wordt afgewezen. De auto staat immers nog steeds bij [gedaagde] .
[gedaagde] moet de aanbetaling van € 250,00 terugbetalen
3.16.
[eisers] hebben gesteld dat zij op 22 oktober 2022 een bedrag van € 250,00 hebben aanbetaald dat ten onrechte niet in mindering is gebracht op de koopsom. Dit is niet betwist door [gedaagde] , zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat een gedeelte van de koopsom ter grootte van € 250,00 onverschuldigd is betaald. [7] Dit bedrag moet [gedaagde] dan ook terugbetalen.
[gedaagde] moet de kosten van vervangend vervoer en diagnose betalen
3.17.
De kosten van vervangend vervoer, die niet zijn betwist door [gedaagde] , komen voor vergoeding in aanmerking. Het gaat om € 500,00 voor het gebruik van een auto van een kennis van [eisers] , € 174,07 voor een apk en klein onderhoud van die auto en € 1.357,04 voor de huur van een auto ten behoeve van een autovakantie in Italië.
3.18.
Ten aanzien van de kosten van vervangend vervoer heeft [gedaagde] een beroep gedaan op de schadebeperkingsplicht. [8] Dit beroep wordt verworpen. Vanaf begin juli 2023 waren [eisers] in afwachting van de reparatie van de auto en vanaf 29 september 2023 weigerde [gedaagde] om de koopsom van de auto terug te betalen. [eisers] verkeerden in onzekerheid over de vraag of zij de koopovereenkomst terecht hadden ontbonden. Het was dan ook niet onredelijk om tijdelijk vervangend vervoer te huren en de kosten hiervan zijn ook niet onredelijk hoog. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [eisers] onweersproken hebben aangevoerd dat het tijdelijk lenen van de auto van een kennis en het huren van een auto voor een vakantie goedkoper was dan het kopen van een auto.
3.19.
De kosten van de diagnose van de gebreken aan de auto (€ 97,10) moet [gedaagde] ook vergoeden, omdat het gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (art. 6:96 lid 2 BW). Anders dan [gedaagde] aanvoert, was het redelijk om deze kosten te maken in plaats van de auto naar [gedaagde] te brengen, omdat [eisers] in [plaats] wonen en [gedaagde] is gevestigd in [plaats] .
De reparatiekosten in februari en april 2023 blijven voor rekening van [eisers]
3.20.
Tot slot vorderen [eisers] vergoeding van de kosten van reparaties aan de auto die in februari 2023 en april 2023 zijn verricht. Het gaat om facturen voor het vervangen van de o-ringen (€ 436,82) en het vervangen van de injectorcilinder (€ 634,45).
3.21.
Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Tegenover de betwisting door [gedaagde] hebben [eisers] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat het feit dat de o-ringen en injectorcilinder stuk zijn gegaan een gebrek oplevert. Zij hebben [gedaagde] ook niet in de gelegenheid gesteld om deze reparaties zelf te verrichten maar zijn direct naar een andere garage gegaan. Daarom hoeft [gedaagde] de kosten van deze reparaties niet te vergoeden, ook niet op grond van ongerechtvaardigde verrijking. [9] [eisers] hebben namelijk niet gesteld dat de waarde van de auto is toegenomen door de reparaties. Zij hebben evenmin gesteld dat [gedaagde] deze kosten zou hebben gemaakt, als zij dat niet hadden gedaan. Tegenover deze kosten stond bovendien een gebruiksvoordeel voor [eisers] tot juni 2023. [10]
In totaal moet [gedaagde] € 37.828,21 plus kosten en rente betalen
3.22.
Uit het voorgaande volgt - kort samengevat - dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de volgende bedragen aan [eisers] :
- € 35.700,00 (€ 29.450,00 + € 6.000,00 + € 250,00);
- € 2.128,21 (€ 500,00 + € 174,07 + € 1.357,04 + € 97,10).
3.23.
De wettelijke rente over de koopsom en aanbetaling wordt gevorderd vanaf 17 oktober 2023 en is toewijsbaar. In de brief van 29 september 2023, die door [gedaagde] is ontvangen op 30 september 2023, is verzocht om de aankoopsom binnen veertien dagen na ontvangst van deze brief terug te betalen. Dit is niet gebeurd, waarmee [gedaagde] in verzuim was. [11] Wat betreft de aanbetaling mochten [eisers] uit het WhatsApp-bericht van [gedaagde] van 30 september 2023 afleiden dat [gedaagde] de aanbetaling niet zou gaan terugbetalen, waarmee het verzuim hier zonder ingebrekestelling is ingetreden. [12] De wettelijke rente over de kosten van het vervangend vervoer en van de diagnose van de BMW is verschuldigd vanaf de dag van de dagvaarding, omdat niet is gesteld wanneer deze kosten zijn gemaakt.
3.24.
[eisers] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 885,00 en zoeken aansluiting bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het Besluit is hier echter niet van toepassing. De buitengerechtelijke incassokosten van de werkzaamheden worden aan de hand van het rapport BIK-Integraal 2013 berekend, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die redelijk worden geacht. [eisers] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zij hebben daarom recht op een vergoeding. De vordering van € 1.369,72 is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.153,28 bij € 37.828,21 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 1.153,28 toe.
3.25.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal, zoals is gevorderd, worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.26.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.066,42
3.27.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroept instelt. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot de auto is ontbonden op 29 september 2023;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 37.828,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- een bedrag van € 35.700,00 met ingang van 17 oktober 2023;
- een bedrag van € 2.128,21 met ingang van de dag van de dagvaarding,
telkens tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.153,28 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.066,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart de beslissingen onder 4.2 tot en met 4.4 uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.L. van de Sande en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.
62375

Voetnoten

1.Art. 7:17 lid 2 BW.
2.Art. 7:5, aanhef en onder a, BW.
3.Art. 7:18a lid 2 BW.
4.Vgl. art. 7:22 lid 2 BW en art. 7:22 lid 5 BW.
5.Art. 6:271 BW.
6.Op grond van art. 7:10 lid 3 en 4 BW jo. art. 6:78 lid 1 BW en art. 6:212 BW.
7.Art. 6:203 BW.
8.Art. 6:101 BW.
9.Art. 6:212 BW.
10.Art. 3:120 lid 2 BW.
11.Art. 6:82 lid 1 BW.
12.Art. 6:83, aanhef en onder c, BW.