In deze zaak, die werd behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, ging het om een borgtochtovereenkomst die was aangegaan door [gedaagde] ten behoeve van een financieringsovereenkomst tussen Floryn Nederland B.V. en [bedrijf 1]. De procedure begon met een tussenvonnis op 5 juli 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 november 2024. De kantonrechter oordeelde op 20 december 2024 dat [gedaagde] op basis van de borgtochtovereenkomst € 10.000,00 moest betalen aan Floryn, plus wettelijke rente en kosten. De kantonrechter verwierp de stelling van [gedaagde] dat hij de borgtochtovereenkomst namens [bedrijf 1] had ondertekend en dat hij financieel niet in staat was om persoonlijk borg te staan. De rechter concludeerde dat [gedaagde] zelf partij was bij de overeenkomst en dat hij geen toestemming van zijn echtgenote nodig had voor het aangaan van de borgtochtovereenkomst. De hoofdsom van € 10.000,00 werd toegewezen, omdat [bedrijf 1] op 3 januari 2024 failliet was verklaard en tekort was geschoten in de nakoming van de financieringsovereenkomst. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten, die samen € 1.584,54 bedroegen. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moest worden nageleefd, ook als er hoger beroep werd ingesteld.