ECLI:NL:RBGEL:2024:9594

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
05-238453-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag onder verdachte op auto in verband met drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 december 2024 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het betreft een verzoek van klaagster, de moeder van verdachte, om de teruggave van een in beslag genomen personenauto, een VW Polo, die op haar naam staat. De auto is in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen haar zoon, verdachte, die ervan wordt verdacht betrokken te zijn bij drugshandel. Klaagster stelt dat zij de feitelijke eigenaar van de auto is en dat zij geen weet had van de criminele activiteiten van haar zoon. De rechtbank heeft het klaagschrift behandeld in een openbare raadkamer, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. K. van Cleef, en een tolk Turks. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de teruggave van de auto, omdat het belang van strafvordering zich daartegen verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto feitelijk door de verdachte werd gebruikt voor criminele doeleinden en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal beslissen dat de auto verbeurd moet worden verklaard. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard, wat betekent dat de auto niet aan klaagster wordt teruggegeven. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter mr. L.J. Saarloos, met griffier E.I. van Aalst aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
parketnummer : 05-238453-24
raadkamernummer : 24-027711
datum : 31 december 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
Voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van haar advocaat,
mr. K. van Cleef, advocaat te Hoofddorp,
Niemeyerstraat 120, 2132 HE Hoofddorp,
hierna te noemen: klaagster.

1.Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv 94a Sv, blijkt dat op 23 juli 2024 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [verdachte] een personenauto, VW Polo, kenteken [kenteken] (hierna: de auto), in beslag is genomen. [verdachte] is de zoon van klaagster.

2.Procedure

2.1.
Het klaagschrift is op 7 november 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
2.2.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
2.3.
De rechtbank heeft op 31 december 2024 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft klaagster (ondersteund door een tolk Turks), de advocaat mr. K. van Cleef, beslagene [verdachte] en de officier van justitie op zitting gehoord.

3.Beklag

3.1.
In het klaagschrift en aanvullend ter zitting is namens klaagster het volgende aangevoerd.
De personenauto is eigendom van klaagster, moeder van verdachte [verdachte] . Dat blijkt uit de overgelegde verzekeringspolis. Zij heeft geen enkele weet gehad van het feit dat verdachte de auto gebruikte voor criminele doeleinden. Haar zoon reeds vaker in de auto en ze vertrouwde hem deze toe. Als zij had geweten van de drugshandel had zij de auto nimmer uitgeleend aan hem.
Klaagster heeft belang bij spoedige teruggave in verband met lichamelijke klachten bij partner van klaagster. Personenauto betreft een automaat en de auto is nodig om naar afspraken van de revalidatie van partner te gaan. De auto is in 2023 aangeschaft met destijds een waarde van € 21.000,-Ook de eisen van proportionaliteit brengen mee dat de auto moet worden teruggegeven. De waarde op dit moment is nog ruim € 17.000,-.
Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp
3.2.
Klaagster verklaarde dat zij wel haar rijbewijs heeft, maar niet bij de koop aanwezig was, omdat haar man en zoon dat regelden. Misschien heeft mijn zoon er wel vaak in gereden, maar we reden er allemaal in, dat is ook gewoon in de Turkse cultuur.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

4.1.
De officier van justitie verzet zich (deels) tegen teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de klaagster en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het Openbaar Ministerie zal vorderen dat het voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
Uit het opgemaakte proces-verbaal bevindingen blijkt dat de VW Polo die op naam staat van klaagster enkel en alleen gebruikt wordt door verdachte [verdachte] en klaagster slechts op papier eigenaar van deze auto is. De verdenking bestaat dat verdachte [verdachte] samen met medeverdachte gedurende een lange periode gehandeld heeft in verdovende middelen en daarbij ten behoeve van deze handel en het vervoeren van deze verdovende middelen gebruik heeft gemaakt van deze personenauto. Dit maakt dat de personenauto gebruikt is bij het plegen van de aan verdachte [verdachte] verweten strafbare feiten. Dit maakt dat de personenauto voor verbeurdverklaring in aanmerking komt.

5.Beoordeling door de rechtbank

5.1.
De rechtbank is bevoegd.
5.2.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. De klaagster is daarom ontvankelijk in het beklag.
5.3.
De auto is niet onder klaagster, maar onder haar zoon (verdachte) in beslag genomnen. De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of ook nog een ander dan klaagster als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
5.4.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is het geval wanneer het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van dat voorwerp zal bevelen.
5.5.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Verdachte is vaker gecontroleerd door de politie, hij zat telkens achter het stuur en getuigen zeggen dat zij weten dat hij altijd rijdt in die auto. De auto is in ieder geval twee keer naar de garage geweest voor schade en verdachte kwam de auto dan brengen en betaalde ook altijd. In zijn telefoon staan foto’s van de auto ten tijde van de aankoop. Uit de getuigenverklaring blijkt dat verdachte de auto feitelijk heeft gekocht en dat hij daarbij gebruikmaakte van een kopie van het rijbewijs van klaagster, dat hij in zijn telefoon had. De verkoper verklaart ook nooit met klaagster gesproken te hebben, alleen met verdachte.
5.6.
Onder deze omstandigheden is het de vraag of klaagster ook als econmisch eigenaar van de auto moet gelden. Dat de auto op haar naam staat, wil niet zeggen dat ze ook feitelijk de eigenaar is. De rechter die een eindoordeel in de strafzaak zal geven, zal ook hierover een beslissing nemen.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, zal beslissen dat klaagster niet de rechthebbende op de auto is en dat de inbeslaggenomen auto verbeurd worden verklaard.
5.7.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag en het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter, in tegenwoordigheid van
E.I. van Aalst, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklaagster beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.