1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Ede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Keesomstraat en gaande in de richting van de A30, daarmede rijdende over de weg, de Galvanistraat, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het donker was en/of
terwijl hij op dat moment één passagier vervoerde en/of
terwijl verdachte ter plaatse goed bekend was en/of
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel (verhoogde middengeleider) naderde en/of welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Galvanistraat en/of op deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 124 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Galvanistraat een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen, althans heeft ingehaald, en/of
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met artikel 62 van voormeld reglement voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, maar onvoldoende vaart heeft geminderd en/of anderszins snelheid heeft geminderd toen het voertuig uitbrak en/of slipte dan wel begon uit te breken en/of te slippen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Galvanistraat) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een – vanuit de rijrichting van verdachte bezien – tegemoetkomende personenauto,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ), zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Ede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Keesomstraat en gaande in de richting van de A30, daarmede rijdende over de weg, de Galvanistraat,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 124 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Galvanistraat een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen, althans heeft ingehaald, en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met artikel 62 van voormeld reglement voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, maar onvoldoende vaart heeft geminderd en/of anderszins snelheid heeft geminderd toen het voertuig uitbrak en/of slipte dan wel begon uit te breken en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Galvanistraat) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een – vanuit de rijrichting van verdachte bezien – tegemoetkomende personenauto, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Ede als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Galvanistraat,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 124 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een
veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Galvanistraat een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen, althans heeft ingehaald, en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met artikel 62 van voormeld reglement voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, maar onvoldoende vaart heeft geminderd en/of anderszins snelheid heeft geminderd toen het voertuig uitbrak en/of slipte dan wel begon uit te breken en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Galvanistraat) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een – vanuit de rijrichting van verdachte bezien – tegemoetkomende personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat sprake is van roekeloosheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de roekeloosheid. Verdachte had geen opzet de verkeersregels in ernstige mate te schenden. Ook heeft de raadsvrouw bepleit dat niet kan worden bewezen dat het donker was, omdat er meerdere lantaarnpalen langs de weg stonden en de straat goed belicht was.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 11 oktober 2023 omstreeks 22.15 uur op de rechterweghelft van de Galvanistraat in Ede reed. Plotseling zag zij twee koplampen vanuit tegengestelde richting met hoge snelheid haar kant op komen. De auto reed vervolgens aan de zijkant van de weg tegen de stoeprand aan. De auto kwam daarna op haar weghelft en botste frontaal op haar auto.
Na de botsing had zij last van haar schouder en nek en moest zij twee nachten in het ziekenhuis verblijven. Drie maanden na het ongeluk zit zij nog steeds thuis. Het is nog niet gelukt weer te gaan werken, omdat zij nog veel last heeft van haar nek, schouders en polsen. Ook heeft aangeefster hulp in de huishouding, omdat zij dat niet allemaal kan.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op de Galvanistraat richting de A30 achter de Peugeot aanreed waarin verdachte reed. Zij zag dat de Peugeot naar de linkerrijbaan verplaatste om een auto in te halen en versnelde om de auto voorbij te rijden. Vervolgens kwam uit tegengestelde richting een auto aanrijden. Zij zag dat de Peugeot snel naar rechts bewoog en dat de achterkant van de Peugeot naar links uitbrak. Daarna bewoog de achterkant van de auto naar rechts en begon te slippen. De Peugeot botste frontaal tegen de personenauto.
Verdachte heeft verklaard dat hij met een vriend in een Peugeot reed op de Keesomstraat en vervolgens de Galvanistraat op ging. Het was toen donker en hij was daar bekend met de omgeving en de verkeerssituatie. Op de Galvanistraat haalde hij een auto in. Op dat moment zag hij een tegenligger aankomen en wilde naar rechts sturen, maar verloor de macht over het stuur en gleed in de richting van de tegenligger.
Verdachte was beginnend bestuurder.
Op camerabeelden is te zien dat de Peugeot circa 335 meter voor de botsplaats de middengeleider aan de linkerzijde passeert om een personenauto in te halen.Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat daar een bord D02 (gebod passeren) staat en dat hij dat heeft genegeerd.
Op basis van de camerabeelden gericht op de Galvanistraat is berekend dat verdachte met een indicatieve gemiddelde snelheid van 129 km/u (na aftrek van de wettelijke correctie van 3% ongeveer 124 km/u) reed. De toegestane maximum snelheid is daar 50 km/u.
Roekeloosheid
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), is onder andere vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Schuld is hier ten laste gelegd als roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Bij het bepalen van de mate van schuld dient de rechtbank, gezien de tenlastelegging en het standpunt van de officier van justitie, allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de vorm van roekeloosheid.
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW 1994, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW 1994 bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. De rechtbank moet daarom beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW 1994
Voor een overtreding van artikel 5a WVW is nodig dat de verdachte met het vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) dat opzettelijk heeft gedaan en (c) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. Ernstige schending verkeersregels
Uit het dossier volgt dat verdachte met een snelheid van ongeveer 124 km/u heeft gereden op een weg waar de maximaal toegestane snelheid 50 km/u was en dat hij met hoge snelheid de middengeleider met gebodsbord aan de linkerzijde passeerde om een auto in te halen terwijl een auto uit tegengestelde richting hem tegemoetkwam. De rechtbank stelt vast dat verdachte de maximumsnelheid excessief heeft overschreden en gevaarlijk heeft ingehaald. In artikel 5a WVW zijn onder het eerste lid onder b en g respectievelijk gevaarlijk inhalen en overschrijding van de maximumsnelheid uitdrukkelijk opgenomen als schending van de verkeersregels. De rechtbank stelt vast dat verdachte door de maximumsnelheid excessief te overschrijden en gevaarlijk in te halen de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
De rechtbank is van oordeel dat het excessief overschrijden van de maximaal toegestane snelheid en het aan de linkerkant passeren van de middengeleider met gebodsbord niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan.
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door met een auto de maximumsnelheid excessief te overschrijden en het aan de linkerkant passeren van de middengeleider.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de combinatie van gedragingen van verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid, moet worden aangemerkt als overtredingen van artikel 5a WVW. Daarmee is sprake van de voor de verdachte zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, te weten roekeloosheid.
Lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat het hierboven beschreven lichamelijk letsel van het slachtoffer kan worden aangemerkt als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.