ECLI:NL:RBGEL:2024:9581

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
05.294196.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloosheid in het verkeer met lichamelijk letsel als gevolg

Op 5 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van roekeloosheid in het verkeer, resulterend in lichamelijk letsel bij een ander. De verdachte, geboren in 2000, reed op 11 oktober 2023 in Ede met een snelheid van ongeveer 124 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Tijdens het inhalen van een voertuig op de Galvanistraat, passeerde hij een middengeleider en kwam in aanrijding met een tegemoetkomende auto, bestuurd door het slachtoffer. Het slachtoffer liep ernstig lichamelijk letsel op, wat leidde tot tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van normale bezigheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate had geschonden en dat zijn gedrag als roekeloos moest worden gekwalificeerd. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, samen met een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de overtredingen en de gevolgen voor het slachtoffer, maar ook met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eigen verwondingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.294196.23
Datum uitspraak : 5 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. R.M. Bissumbhar, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Ede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Keesomstraat en gaande in de richting van de A30, daarmede rijdende over de weg, de Galvanistraat, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het donker was en/of
terwijl hij op dat moment één passagier vervoerde en/of
terwijl verdachte ter plaatse goed bekend was en/of
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel (verhoogde middengeleider) naderde en/of welke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Galvanistraat en/of op deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 124 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Galvanistraat een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen, althans heeft ingehaald, en/of
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met artikel 62 van voormeld reglement voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, maar onvoldoende vaart heeft geminderd en/of anderszins snelheid heeft geminderd toen het voertuig uitbrak en/of slipte dan wel begon uit te breken en/of te slippen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Galvanistraat) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een – vanuit de rijrichting van verdachte bezien – tegemoetkomende personenauto,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ), zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Ede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Keesomstraat en gaande in de richting van de A30, daarmede rijdende over de weg, de Galvanistraat,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 124 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Galvanistraat een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen, althans heeft ingehaald, en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met artikel 62 van voormeld reglement voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, maar onvoldoende vaart heeft geminderd en/of anderszins snelheid heeft geminderd toen het voertuig uitbrak en/of slipte dan wel begon uit te breken en/of
te slippen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Galvanistraat) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een – vanuit de rijrichting van verdachte bezien – tegemoetkomende personenauto, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Ede als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Galvanistraat,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 124 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een
veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Galvanistraat een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen, althans heeft ingehaald, en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met artikel 62 van voormeld reglement voornoemde vluchtheuvel en/of het bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd, maar onvoldoende vaart heeft geminderd en/of anderszins snelheid heeft geminderd toen het voertuig uitbrak en/of slipte dan wel begon uit te breken en/of
te slippen en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Galvanistraat) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een – vanuit de rijrichting van verdachte bezien – tegemoetkomende personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat sprake is van roekeloosheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de roekeloosheid. Verdachte had geen opzet de verkeersregels in ernstige mate te schenden. Ook heeft de raadsvrouw bepleit dat niet kan worden bewezen dat het donker was, omdat er meerdere lantaarnpalen langs de weg stonden en de straat goed belicht was.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 11 oktober 2023 omstreeks 22.15 uur op de rechterweghelft van de Galvanistraat in Ede reed. Plotseling zag zij twee koplampen vanuit tegengestelde richting met hoge snelheid haar kant op komen. De auto reed vervolgens aan de zijkant van de weg tegen de stoeprand aan. De auto kwam daarna op haar weghelft en botste frontaal op haar auto.
Na de botsing had zij last van haar schouder en nek en moest zij twee nachten in het ziekenhuis verblijven. Drie maanden na het ongeluk zit zij nog steeds thuis. Het is nog niet gelukt weer te gaan werken, omdat zij nog veel last heeft van haar nek, schouders en polsen. Ook heeft aangeefster hulp in de huishouding, omdat zij dat niet allemaal kan. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op de Galvanistraat richting de A30 achter de Peugeot aanreed waarin verdachte reed. Zij zag dat de Peugeot naar de linkerrijbaan verplaatste om een auto in te halen en versnelde om de auto voorbij te rijden. Vervolgens kwam uit tegengestelde richting een auto aanrijden. Zij zag dat de Peugeot snel naar rechts bewoog en dat de achterkant van de Peugeot naar links uitbrak. Daarna bewoog de achterkant van de auto naar rechts en begon te slippen. De Peugeot botste frontaal tegen de personenauto. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij met een vriend in een Peugeot reed op de Keesomstraat en vervolgens de Galvanistraat op ging. Het was toen donker en hij was daar bekend met de omgeving en de verkeerssituatie. Op de Galvanistraat haalde hij een auto in. Op dat moment zag hij een tegenligger aankomen en wilde naar rechts sturen, maar verloor de macht over het stuur en gleed in de richting van de tegenligger. [4]
Verdachte was beginnend bestuurder. [5]
Op camerabeelden is te zien dat de Peugeot circa 335 meter voor de botsplaats de middengeleider aan de linkerzijde passeert om een personenauto in te halen. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat daar een bord D02 (gebod passeren) staat en dat hij dat heeft genegeerd. [7]
Op basis van de camerabeelden gericht op de Galvanistraat is berekend dat verdachte met een indicatieve gemiddelde snelheid van 129 km/u (na aftrek van de wettelijke correctie van 3% ongeveer 124 km/u) reed. De toegestane maximum snelheid is daar 50 km/u. [8]
Roekeloosheid
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), is onder andere vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Schuld is hier ten laste gelegd als roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Bij het bepalen van de mate van schuld dient de rechtbank, gezien de tenlastelegging en het standpunt van de officier van justitie, allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de vorm van roekeloosheid.
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW 1994, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW 1994 bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. De rechtbank moet daarom beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW 1994
Voor een overtreding van artikel 5a WVW is nodig dat de verdachte met het vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) dat opzettelijk heeft gedaan en (c) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. Ernstige schending verkeersregels
Uit het dossier volgt dat verdachte met een snelheid van ongeveer 124 km/u heeft gereden op een weg waar de maximaal toegestane snelheid 50 km/u was en dat hij met hoge snelheid de middengeleider met gebodsbord aan de linkerzijde passeerde om een auto in te halen terwijl een auto uit tegengestelde richting hem tegemoetkwam. De rechtbank stelt vast dat verdachte de maximumsnelheid excessief heeft overschreden en gevaarlijk heeft ingehaald. In artikel 5a WVW zijn onder het eerste lid onder b en g respectievelijk gevaarlijk inhalen en overschrijding van de maximumsnelheid uitdrukkelijk opgenomen als schending van de verkeersregels. De rechtbank stelt vast dat verdachte door de maximumsnelheid excessief te overschrijden en gevaarlijk in te halen de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
b. Opzettelijk
De rechtbank is van oordeel dat het excessief overschrijden van de maximaal toegestane snelheid en het aan de linkerkant passeren van de middengeleider met gebodsbord niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan.
c. Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door met een auto de maximumsnelheid excessief te overschrijden en het aan de linkerkant passeren van de middengeleider.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de combinatie van gedragingen van verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid, moet worden aangemerkt als overtredingen van artikel 5a WVW. Daarmee is sprake van de voor de verdachte zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, te weten roekeloosheid.
Lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat het hierboven beschreven lichamelijk letsel van het slachtoffer kan worden aangemerkt als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 oktober 2023 te Ede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Keesomstraat en gaande in de richting van de A30, daarmede rijdende over de weg, de Galvanistraat, roekeloos
, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het donker was en
/of
terwijlhij op dat moment één passagier vervoerde en
/of
terwijl verdachteter plaatse goed bekend was en
/of
terwijl hijbeginnend bestuurder was en
/of
terwijl hijmet het door hem bestuurde voertuig een vluchtheuvel (verhoogde middengeleider) naderde en
/ofwelke vluchtheuvel zich bevond op de wegas van de Galvanistraat en
/ofop deze vluchtheuvel een bord D2 van de bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende het gebod die vluchtheuvel aan de rechterzijde voorbij te gaan,
- heeft gereden met een snelheid van
(ongeveer
)124 km/uur
, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
- op de Galvanistraat een voor hem rijdend voertuig is gaan inhalen
, althans heeft ingehaald, en
/of
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
- in strijd met artikel 62 van voormeld reglement voornoemde vluchtheuvel en
/ofhet bord D2 aan de linkerzijde voorbij is gereden en
/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en onvoldoende vaart heeft geminderd en
/ofanderszins snelheid heeft geminderd toen het voertuig uitbrak en
/ofslipte
dan wel begon uit te breken en/of te slippenen
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de Galvanistraat) kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen
, althans in aanrijding gekomen meteen – vanuit de rijrichting van verdachte bezien – tegemoetkomende personenauto,
waardoor een ander,
(genaamd [slachtoffer]
), zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte ofverhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een taakstraf op te leggen, omdat verdachte door het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en dus deels al is gestraft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich als beginnend bestuurder van een personenauto roekeloos gedragen. Hij reed ongeveer 124 km/u, terwijl de toegestane maximumsnelheid 50 km/u was, en heeft een middengeleider aan de linkerkant gepasseerd om een auto in te halen. Vervolgens is hij frontaal tegen een auto met daarin het slachtoffer gebotst, die in tegenstelde richting kwam aanrijden. Het slachtoffer heeft als gevolg van dit ongeluk nu na negen maanden nog veel last van haar nek, schouders en polsen en kan daardoor niet werken. De rechtbank rekent het handelen van verdachte hem zeer zwaar aan. Het had voor het slachtoffer, de medepassagier van verdachte en ook voor verdachte zelf, nog veel erger kunnen aflopen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen, geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar. In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van roekeloosheid, de hoogste schuldcategorie. Daarvoor is geen oriëntatiepunt vastgesteld. Duidelijk is wel dat bij roekeloosheid van een hogere strafmaat wordt uitgegaan dan bij een zeer hoge mate van schuld.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij nog relatief jong is en zelf ernstig gewond is geraakt aan zijn heup. Op de zitting heeft hij erkend dat hij fout zat. Hij lijkt er spijt van te hebben en te zijn wakker geschud.
Alles overwegend acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden passend en geboden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast een taakstraf van 200 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden;
 bepaalt dat deze
gevangenisstraf niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstrafvan
200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;

ontzegtverdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 bepaalt dat een deel van deze
rijontzegging, te weten
1 jaar niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2024.
mr. Baauw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023508510, gesloten op 7 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , p. 122.
3.Het aanvullend proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 1; het proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 augustus 2024; het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54 en 55.
5.Politiemutatie, p. 214.
6.Het proces-verbaal snelheid op basis van videobeelden, p. 152.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 56.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 91; het proces-verbaal snelheid op basis van videobeelden, p. 150.