ECLI:NL:RBGEL:2024:9579

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
C/05/443730 / KG ZA 24-387
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor vakantie en proceskosten in kort geding

In deze zaak, die op 20 december 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de moeder een kort geding aangespannen tegen de vader met als doel vervangende toestemming te verkrijgen voor een vakantie met hun minderjarige kind naar Algerije. De moeder had aanvankelijk verzocht om toestemming voor de periode van 18 december 2024 tot en met 2 januari 2025, maar trok deze vordering tijdens de mondelinge behandeling in. De vader had een week voor de zitting zijn toestemming gegeven, waardoor de moeder haar vordering niet meer kon handhaven. De moeder handhaafde echter haar vordering tot proceskostenveroordeling van de vader, omdat zij meende dat de vader verantwoordelijk was voor de kosten die zij had gemaakt door de procedure te moeten aanspannen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de moeder haar vordering tot vervangende toestemming had ingetrokken en dat de vader tijdig toestemming had verleend. De rechter oordeelde dat, hoewel het vervelend was voor de moeder dat zij meerdere keren een kort geding moest aanspannen, de proceskosten in dit geval niet voor rekening van de vader dienden te komen. De voorzieningenrechter benadrukte dat in familiezaken doorgaans de proceskosten worden gecompenseerd, en dat de vader niet verweten kon worden voor het feit dat de moeder griffierecht verschuldigd was, aangezien hij zijn toestemming had verleend voor de mondelinge behandeling.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter beslist dat iedere partij zijn eigen kosten draagt en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.A.M. Kools-de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. L. Weijsters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/443730 / KG ZA 24-387
Vonnis in kort geding van 20 december 2024
in de zaak van
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende in [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L.L.A. Cox te Nijmegen,
tegen
[naam vader](hierna: de vader),
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de betekende dagvaarding met producties van 22 november 2024;
  • de mondelinge behandeling van 12 december 2024, waarbij aanwezig waren de moeder bijgestaan door mr. L.L.A. Cox, een tolk en de vader.
1.2.
Aan dhr. [naam] , de ambulant begeleider van de vader, is bijzondere toegang verleend om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders is geboren het minderjarige kind:
-
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
2.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 november 2020 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Het huwelijk is op 15 februari 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
I. vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar Algerije te reizen in de periode van 18 december 2024 tot en met 2 januari 2025, dan wel een periode van twee weken in de kerstvakantie 2024/2025;
II. de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De moeder heeft haar vordering ten aanzien van vervangende toestemming voor een vakantie met [minderjarige] naar Algerije tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. Een week voor de mondelinge behandeling heeft de vader de toestemmingsverklaring ingevuld en ondertekend. Zij handhaaft haar vordering om de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure. Dit is de vierde kort gedingprocedure tot vervangende toestemming voor vakantie van de moeder met [minderjarige] . Omdat sprake is van een jaarlijks terugkerend probleem waarbij de moeder steeds opnieuw kosten moet maken, vindt de moeder dat de vader in de proceskosten moet worden veroordeeld.
3.3.
De vader voert verweer. Het heeft even geduurd voordat hij toestemming voor de vakantie van de moeder en [minderjarige] heeft gegeven, omdat zijn advocaat druk was en zijn begeleider ziek was. De vader is van mening dat sprake is van overmacht. Hij heeft het recht om eerst met zijn advocaat te overleggen. Daarnaast heeft hij zijn toestemming inmiddels verleend, zodat de advocaat van de moeder de procedure had kunnen intrekken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de moeder haar vordering tot vervangende toestemming voor een vakantie met [minderjarige] naar Algerije tijdens de mondelinge behandeling heeft ingetrokken. Gebleken is dat de vader het toestemmingsformulier een week voor de mondelinge behandeling heeft ingevuld en ondertekend. De voorzieningenrechter hoeft daarom op deze vordering niet meer te beslissen. In dit kort geding ligt uitsluitend nog de vraag voor of de vader in de proceskosten moet worden veroordeeld.
4.2.
Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat het voor de moeder vervelend is dat zij meerdere keren genoodzaakt is geweest om een kort gedingsprocedure aan te spannen en daartoe kosten te maken, zal de voorzieningenrechter de vordering van de moeder om de vader in de kosten van deze procedure te veroordelen afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit waarom zij die beslissing neemt.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het uitgangspunt is dat in procedures waarin sprake is van een (familie)relatie tussen partijen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet in wat de moeder heeft aangevoerd geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. De vader heeft namelijk reeds voor de mondelinge behandeling de gevraagde toestemming verleend en daarmee voldaan aan de hoofdvordering van de moeder. Omdat de moeder haar vorderingen niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft ingetrokken, is zij nu griffierecht verschuldigd. Dit kan de vader echter niet worden verweten. Dat de vader eerder had kunnen reageren op berichten van de moeder en haar advocaat om de gevraagde toestemming te verlenen maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. De vader heeft namelijk naar voren gebracht dat zijn begeleider en zijn advocaat om verschillende redenen niet beschikbaar waren om hem te adviseren over de ontstane situatie. Ondanks dat het op de weg van de vader had gelegen om hierover met (de advocaat van) de moeder te communiceren, is het enkele feit dat de vader niet voortvarend op de berichten van de (advocaat van) moeder heeft gereageerd onvoldoende aanleiding om de vader te veroordelen in de kosten van de procedure omdat de vader vervolgens, een week voor de mondelinge behandeling, alsnog zijn toestemming heeft verleend.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Kools-de Vries, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Weijsters als griffier en in het openbaar uitgesproken op
20 december 2024.