ECLI:NL:RBGEL:2024:9569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
05/223580-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deel voorwaardelijke gevangenisstraf voor medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee geweldsincidenten op 7 juli 2024 in Nunspeet. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk en met voorbedachten rade geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer], waarbij hij een ijzeren staaf gebruikte. De rechtbank concludeerde dat het letsel van [slachtoffer] niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte het medeplegen van poging tot zware mishandeling bewezen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van 150 dagen, met bijzondere voorwaarden, en een schadevergoeding aan [slachtoffer] van € 2.065,-. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico op recidive, maar gaf de verdachte ook de kans om aan zijn problematiek te werken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/223580-24
Datum uitspraak : 8 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] .
Raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nunspeet, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, heeft toegebracht door die voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen:
(met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen/op de rug en/of schouder, althans het lichaam te slaan met een gummyknuppel/ijzer voorwerp, althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nunspeet, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug/de schouders, althans het lichaam heeft geslagen met een gummyknuppel/ijzer voorwerp, althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nunspeet, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, heeft toegebracht, door:
- ( met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug en/of de schouders, althans het lichaam te slaan met een gummyknuppel/ijzer voorwerp, althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp en/of
- ( met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd/nek en/of de rug en/of
schouders, althans het lichaam te slaan/te stompen en/of
- ( met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd/nek en/of schouders en/of rug, althans het lichaam te schoppen/te trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nunspeet, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen:
- ( met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug en/of schouders, althans het lichaam heeft geslagen met een gummyknuppel/ijzer voorwerp, althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp en/of
- ( met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug en/of de schouders, althans het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- ( met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd/nek en/of schouders en/of rug, althans het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 hieronder gezamenlijk bespreken vanwege de onderlinge samenhang. Het gaat om twee geweldsincidenten die op dezelfde dag (rond 19:00 en 22:00 uur) hebben plaatsgevonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, omdat het letsel van aangever niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Wel vindt de officier van justitie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, het beide keren medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 (het eerste incident) integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat het letsel van aangever niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Daarbij komt dat geen sprake was van medeplegen en voorbedachten rade. Er is gehandeld vanuit een impulsieve actie. Ook levert het geven van een enkele klap en het dreigen ermee geen potentieel zwaar lichamelijk letsel op.
Ten aanzien van feit 2 (het tweede incident) is aangevoerd dat geen sprake is van voorbedachten rade. Verdachte handelde in een opwelling en liet zich wat betreft het schoppen meeslepen door de andere man. Ook is geen sprake van medeplegen. Verdachte had niet verwacht dat de andere man ook uit de auto zou stappen en geweld zou gebruiken.
Beoordeling door de rechtbank
Op 7 juli 2024 in Nunspeet hebben twee geweldsincidenten plaatsgevonden waarbij tegen
[slachtoffer] geweld is gebruikt. Bij het eerste incident rond 19:00 uur is [slachtoffer] door verdachte geslagen met een ijzeren staaf tegen zijn hoofd, rug en schouders. Medeverdachte [medeverdachte] was hierbij aanwezig. Bij het tweede incident rond 22:00 uur heeft [verdachte] wederom de confrontatie opgezocht en is [slachtoffer] aangevallen door verdachte en een onbekend gebleven andere man. Beiden kwamen aan in dezelfde auto, renden direct op [slachtoffer] af, gebruikten beiden geweld en vertrokken ook weer samen in dezelfde auto. [slachtoffer] is door verdachte geslagen met een ijzeren staaf tegen zijn hoofd, nek, rug en schouders en, door hem en de andere man, geschopt. [2] Als gevolg van al het geweld heeft [slachtoffer] letsel opgelopen in de vorm van een hoofdwond van drie centimeter op het achterhoofd, een lichte hersenschudding en een gekneusde borstkast, en verwondingen aan zijn onderarm en elleboog. [3]
[slachtoffer] heeft met betrekking tot het eerste incident verklaard dat [medeverdachte] (de zus van zijn ex-vrouw) via Messenger contact met hem zocht en vroeg om af te spreken. Ze gaf aan dat ze met hem wilde praten omdat ze problemen had. Ze spraken af bij [instelling] , de instelling waar hij woont. [medeverdachte] kwam in een zwarte Peugeot. Hij zag dat [medeverdachte] de auto parkeerde en naar de kofferbak liep en deze opende. Uit de kofferbak kwam vervolgens een man die hem aanviel met een gummyknuppel van ongeveer 50 cm lang. De man zei onder andere dat hij moest scheiden van [naam] ( [slachtoffer] ex-vrouw). [medeverdachte] zag alles en deed niets om de man te stoppen. [medeverdachte] en verdachte reden daarna samen weer weg. Hij heeft het gevoel dat [medeverdachte] hem in de val heeft gelokt. [4]
Een politieagent heeft de camerabeelden bekeken van het eerste incident bij [instelling] rond 19:00 uur en beschrijft het volgende.
  • 19:01:44: er komt een zwarte auto het terrein oprijden. Het voertuig wordt geparkeerd. [slachtoffer] komt met een hond het beeld in lopen. [slachtoffer] blijft op enige afstand van het voertuig staan.
  • 19:03:16: [medeverdachte] komt achter de auto vandaan lopen. Ze loopt naar de passagierszijde en pakt een tas uit de auto. Vervolgens loopt zij naar de achterzijde van het voertuig en opent de achterklep. Ze loopt vervolgens in de richting van [slachtoffer] . Wanneer [slachtoffer] en [medeverdachte] bij elkaar staan gaat de achterklep van de auto omhoog en komt daar een manpersoon ( [verdachte] ) uit. [verdachte] rent naar [slachtoffer] . [slachtoffer] rent weg. [verdachte] rent achter [slachtoffer] aan en maakt een slaande beweging. [verdachte] heeft iets in zijn rechterhand. [verdachte] beweegt een aantal keren zijn rechterarm omhoog en met kracht naar beneden in de richting van [slachtoffer] .
  • 19:03:49: beide mannen verdwijnen uit beeld. [medeverdachte] blijft boven in beeld en heeft de hond vast. Ze loopt naar het voertuig terug, de hond springt in de achterbak, en er even later weer uit. [medeverdachte] staat rustig met de hond bij de auto stil.
  • 19:05:47: [verdachte] komt weer het beeld in lopen. Hij heeft de knuppel nog steeds in zijn rechterhand vast. [verdachte] loopt naar [medeverdachte] . [verdachte] houdt de hond vast en [medeverdachte] loopt in de richting waaruit [verdachte] ervoor kwam. [verdachte] loopt vervolgens ook weer met de hond die kant op.
  • 19:06:32: [verdachte] stopt iets in zijn broeksband en doet zijn shirt erover heen. [medeverdachte] en [slachtoffer] komen met de hond ook weer in beeld. Ze praten met elkaar en langzaam verplaatsen zij zich in de richting van de geparkeerde auto.
  • 19:17:01: [verdachte] en [medeverdachte] gaan in de auto zitten en rijden weg.
De rechtbank leidt met betrekking tot het eerste incident uit het voorgaande af dat [medeverdachte] onder valse voorwendselen een afspraak met [slachtoffer] had gemaakt. [slachtoffer] dacht immers dat hij alleen met [medeverdachte] had afgesproken en hem werd bovendien niet op enig moment de werkelijke reden voor het ‘gesprek’ verteld. Ter plaatse werd [slachtoffer] overvallen door de aanwezigheid van verdachte, die verstopt zat in de kofferbak van de auto en onder zijn kleding een ijzeren staaf had verstopt. Voordat [medeverdachte] met [slachtoffer] in gesprek ging opende zij de kofferbak, zodat verdachte hieruit kon komen. Vrijwel direct daarna werd [slachtoffer] geconfronteerd met de aanval van verdachte, die het metalen voorwerp dat hij had meegenomen direct tegen hem gebruikt. Uit de camerabeelden volgt dat [medeverdachte] hier niet van schrikt of van onder de indruk lijkt of ingrijpt. De verklaring van verdachte dat hij moest ingrijpen omdat hij dacht dat [medeverdachte] door [slachtoffer] werd bedreigd, vindt geen enkele steun in de bewijsmiddelen en wordt zelfs weersproken door de camerabeelden. Ook getuigt dit handelen niet van een impulsieve actie.
Tussenconclusie
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat het bij [slachtoffer] vastgestelde letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het met een ijzeren staaf van die omvang meermaals slaan tegen onder meer het hoofd van een persoon, gelet op het feit dat het hoofd een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich brengt dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt. Deze gedragingen (het meermaals slaan met een ijzeren staaf en schoppen) zijn bovendien naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat zij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook bewust hebben aanvaard.
Dit geldt eveneens ten aanzien van het tweede incident, waarbij door verdachte en de onbekend gebleven andere man tevens tegen het hoofd van [slachtoffer] is geschopt.
Voorbedachte raad
Verdachte heeft verklaard dat hij meeging ter bescherming van [medeverdachte] . De rechtbank leidt hieruit af dat er kennelijk is nagedacht over hoe dit gesprek zou kunnen lopen terwijl er volgens de rechtbank geen enkele aanleiding leek te zijn dat [medeverdachte] moest vrezen voor haar veiligheid gelet op de contacten die zij voorafgaand had met [slachtoffer] . Tussen het plan en de uitvoering ervan heeft verdachte gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Er is door [medeverdachte] een afspraak met [slachtoffer] gemaakt zonder de daadwerkelijke intentie van het gesprek aan hem (op enig moment) mede te delen. [medeverdachte] rijdt samen met verdachte naar de locatie toe, waarbij is afgesproken dat hij zich moest verstoppen in de kofferbak. Dit was ook bewust, omdat ze dachten dat het zien van verdachte in de auto [slachtoffer] anders zou afschrikken. Dit roept bij de rechtbank vragen op nu [slachtoffer] en verdachte elkaar niet kenden. Verdachte had verder een voorwerp mee, dat kon worden gebruikt als slagvoorwerp. Het is vervolgens [medeverdachte] die de kofferbak opent nog voordat zij met [slachtoffer] het gesprek aan gaat. Ten slotte werd door verdachte vrijwel direct en zonder overleg geweld tegen [slachtoffer] gebruikt, waarvan [medeverdachte] niet onder de indruk leek, noch probeerde in te grijpen. Uit het voorgaande blijkt niet dat de intentie was om eerst het gesprek met [slachtoffer] aan te gaan. Evenmin blijkt dat in een opwelling is gehandeld. De rechtbank is verder van oordeel dat door de volgorde en het tempo van het handelen van [medeverdachte] en verdachte blijkt dat er van te voren een plan is gemaakt om [slachtoffer] (zwaar) te mishandelen en dus eerst te slaan en pas daarna te praten. En zo is het blijkens de beschrijving van de beelden ook gegaan. De rechtbank acht daarom ook het bestanddeel voorbedachte raad bewezen.
Dit geldt eveneens ten aanzien van het tweede incident, waarbij verdachte, dit keer samen met een ander, opnieuw [slachtoffer] opzoekt om naar eigen zeggen verhaal te halen. Er wordt meteen overgegaan tot geweld, waarbij door verdachte wederom doelbewust een slagwapen is meegenomen en is gebruikt. Dit getuigt van een vooropgezet plan, waarbij verdachte in ieder geval tijdens de rit naar aangever toe voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Temeer nu het eerste incident kort ervoor plaatsvond.
Medeplegen
Het ten laste gelegde medeplegen vindt de rechtbank ook bewezen, omdat het hiervoor overwogene blijk geeft van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte, waarbij gezamenlijk uitvoering werd gegeven aan het plan. [medeverdachte] was verantwoordelijk voor de voorbereidende handelingen en verdachte voor het geweld. En het verliep vervolgens ook volgens dat plan.
Dit geldt eveneens voor het tweede incident waarbij door verdachte en de onbekend gebleven andere man, samen, geweld tegen [slachtoffer] is gebruikt en dus sprake was van gezamenlijke uitvoering.
Eindconclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
1.
subsidiair
hij op
of omstreeks7 juli 2024 te Nunspeet,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenaan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer]
een ofmeerdere malen
(met kracht
)op/tegen het gezicht/hoofd en
/ofde rug/de schouders,
althans het lichaamheeft geslagen met een
gummyknuppel/ijzer
envoorwerp,
althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
subsidiair
hij op
of omstreeks7 juli 2024 te Nunspeet,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer]
een ofmeerdere malen:
-
(met kracht
)op/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug en/of schouders,
althans het lichaamheeft geslagen met een
gummyknuppel/ijzer
envoorwerp,
althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerpen
/of
-
(met kracht
)op/
tegenhet gezicht/hoofd en/of de rug en/of de schouders
, althans het lichaamheeft geslagen
/gestompten
/of
-
(met kracht
)op/tegen het gezicht/hoofd/nek en/of schouders en/of rug,
althans het lichaamheeft geschopt
en/of getrapt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2, telkens subsidiair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met hieraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in de rapportage van de reclassering, met uitzondering van de elektronische monitoring en waarbij het locatieverbod zich beperkt tot het adres van het slachtoffer.
Verder is gevorderd de ijzeren staaf (slagwapen) verbeurd te verklaren en de hamer en telefoon te retourneren aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de eis te volgen, waarbij zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de hoogte van het voorwaardelijke deel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op één dag tweemaal schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade. Hij heeft naar aanleiding van een kennelijk conflict binnen de familie van zijn partner, besloten om samen met haar [slachtoffer] op te zoeken. Het ging om een vooropgezet plan, waarbij zij onder valse voorwendselen met [slachtoffer] afspraken en vrijwel meteen werd overgegaan tot het plegen van heftig geweld door verdachte. Deze actie kan niet anders worden uitgelegd dan dat het werd ingezet om [slachtoffer] met geweld te bewegen om de scheidingspapieren te tekenen. [slachtoffer] werd met een ijzeren staaf geslagen tegen zijn hoofd, rug en schouders. Dit bleek uiteindelijk nog niet genoeg, want enkele uren later volgt een tweede vergelijkbaar incident, waarbij [slachtoffer] wordt aangevallen door verdachte en een andere man en verdachte [slachtoffer] sloeg met een ijzeren staaf en schopte terwijl hij op de grond lag. Dat het letsel van [slachtoffer] relatief beperkt is gebleven, is niet te danken aan verdachte. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij het recht in eigen hand heeft genomen.
Gelet op de ernst van de feiten, twee heftige geweldsfeiten nota bene enkele uren na elkaar, en de gevolgen voor het slachtoffer, acht de rechtbank in dit geval geen andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking met politie en justitie is geweest voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen in het nadeel van verdachte werkt.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapportage van de reclassering van 15 oktober 2024. Uit deze rapportage blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. De reclassering ziet een delictpatroon in geweldsdelicten en schat de kans op recidive met risico op letselschade in als gemiddeld-hoog. Er lijkt bij verdachte sprake te zijn van problemen op het gebied van psychosociaal functioneren en agressieregulatie. Bij verdachte is in het verleden ADHD vastgesteld, waardoor hij impulsief en ondoordacht handelt en de gevolgen van zijn gedrag niet overziet. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren van verdachte, in combinatie met zijn houding, als delictgerelateerde factoren en als voornaamste risicofactoren. Om te achterhalen welke ambulante behandeling passend is, is eerst diagnostiek nodig. De reclassering ziet noodzaak en meerwaarde in het opleggen van een verplicht reclasseringstraject in de vorm van een toezicht met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, diagnostisch onderzoek met mogelijk een ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] , een locatieverbod, meewerken aan middelencontrole, schuldhulpverlening en het vinden van dagbesteding.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij inziet dat hij hulp nodig heeft en dat hij hieraan graag wil meewerken. Dit komt op de rechtbank oprecht over, te meer omdat hij op eigen initiatief enkele maanden geleden al met een traject binnen de GGZ was gestart met het oog op zijn middelenproblematiek en ADHD.
De rechtbank acht, rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten, een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Dit is enerzijds bedoeld om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds als waarschuwing en herinnering dat geweld nooit de oplossing is. Omdat de rechtbank vindt dat verdachte oprecht overkomt in zijn voornemen om aan zijn problematiek te willen werken, wil zij hem hiervoor ook de kans geven. Hij hoeft nu dus niet terug naar de gevangenis. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf naast de algemene voorwaarden, dan ook de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de elektronische monitoring.
Tot slot zal de rechtbank beslissen dat het in beslag genomen slagwapen (ijzeren staaf) waarmee het feit is begaan wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft met bijstand van mr. H. Tack in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 65,- aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde € 65,- aan materiële schade kan worden toegewezen, alsmede € 2.000,- aan smartengeld, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is verzocht het gevorderde bedrag aan smartengeld te matigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 65,- voor de beschadigde jas en T-shirt. De benadeelde partij heeft genoegzaam aangetoond dat deze schade is geleden en aannemelijk is dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen. Uit de aangifte en foto’s volgt immers dat deze spullen op zijn minst genomen (door het bloed) zijn beschadigd als gevolg van de geweldpleging. Ook de hoogte van de gevorderde bedrag komt de rechtbank redelijk voor. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 BW recht op vergoeding van smartengeld onder meer in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is hier onmiskenbaar sprake. Door het geweld dat met een ijzeren staaf tot twee maal toe op dezelfde dag op [slachtoffer] is toegepast, heeft hij lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van een drie centimeter lange hoofdwond die moest worden gehecht, een hersenschudding en diverse kneuzingen over het gehele lichaam. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en komt zodoende uit op een naar redelijkheid toe te wijzen bedrag van € 2.000,-.
In totaal zal de rechtbank aan de benadeelde partij toewijzen: € 65,- aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is vanaf 7 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachte van het eerste incident ( [medeverdachte] ) ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 59 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB Arnhem. Hij zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich psychodiagnostisch zal laten onderzoeken. Dit gebeurt door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Hij verleent hieraan zijn volledige medewerking. Indien hieruit criminogene factoren voortvloeien op het vlak van het psychosociaal functioneren, zal hij aan een ambulante behandeling zijn volledige medewerking verlenen. Hij zal zich dan houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geen contact op zal nemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met aangever ( [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] -1991) tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd. Sociale media zijn hierbij inbegrepen (geen contact via Facebook, Snapchat, WhatsApp of andere online platforms);
- zich niet in de straat van de heer [slachtoffer] , te weten de [adres 2] , [postcode 2] te [woonplaats 2] zal bevinden, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- zich in zal spannen voor het vinden en behouden van betaald werk of een andere vorm van dagbesteding met een vaste structuur, ook als dit in de ogen van de reclassering in samenwerking met een jobcoach dient te verlopen. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- indien de reclassering hiervoor aanleiding ziet, mee zal werken aan controle van het gebruik van middelen om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Indien er uit de middelencontrole naar voren komt dat verdachtes middelengebruik, naar het oordeel van de reclassering, problematisch is en zijn gebruik het behalen van de begeleidingsdoelen belemmert, dan wordt hij verplicht om zich te laten behandelen door een instelling voor forensische verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering;
 stelt als overige voorwaarden dat verdachte:
  • zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslissing op het beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het slagwapen (zwart met gele tape als handvat);
 gelast de teruggave van de hamer en telefoon (Oppo) aan verdachte.
Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met de bewezen verklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 65,- aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, beide vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.065,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024314620, gesloten op 15 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 82-83; proces-verbaal van bevindingen, p. 109-111; de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 25 oktober 2024.
3.Letselrapportage d.d. 22 september 2024 (nagekomen).
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 82-83.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109-110.