ECLI:NL:RBGEL:2024:9568

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
05/058206-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van vuurwapens en amfetamine-olie

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 19 februari 2024 in Ede werd beschuldigd van het voorhanden hebben van twee getransformeerde gaspistolen en scherpe munitie, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1000 milliliter amfetamine-olie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden rechtvaardigde. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ongecontroleerd bezit van wapens, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. Daarnaast had hij een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine-olie, wat bijdraagt aan het illegale drugscircuit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bekentenis en de intentie om zijn leven te beteren. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 240 uur, met de opmerking dat de voorwaardelijke straf dient als waarschuwing voor het bezit van wapens en drugs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/058206-24
Datum uitspraak : 8 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 februari 2024 te Ede een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
-een (getransformeerd) (gas) pistool, van het merk Walther, model PP, kaliber 7,65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of pistool en/of
- (daarbij behorende) patroonhouder/magazijn en/of
- (daarbij behorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3, in elk geval een of meerdere kogelpatro(o)n(en) van het kaliber 7,65mm, zijnde munitie,
en/of
-een (getransformeerd) (gas) pistool, van het merk Walther, model PP, kaliber 7,65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een, revolver en/of pistool en/of
- (daarbij behorende) patroonhouder/magazijn en/of
- (daarbij behorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8, in elk geval een of meerdere kogelpatro(o)n(en) van het kaliber 7,65mm, zijnde munitie
voorhanden heeft gehad.
2
hij op of omstreeks 19 februari 2024 te Ede opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende amfetamine-olie, zijnde amfetamine-olie een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 8-9;
- proces-verbaal onderzoek wapen, p. 92-93;
- proces-verbaal onderzoek wapen, p. 98-99 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2024.
Ten aanzien van feit 2:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 33;
- het NFI-rapport identificatie drugs, p. 86-87 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegdeheeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks19 februari 2024 te Ede
een ofmeerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een
(getransformeerd
) (gas
)pistool, van het merk Walther, model PP, kaliber 7,65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
revolver en/ofpistool en
/of-
(daarbij behorende
)patroonhouder
/magazijnen
/of-
(daarbij behorende
)munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3,
in elk geval een of meerderekogelpatro
(o)n
(en
)van het kaliber 7,65mm, zijnde munitie,
en
/of-een
(getransformeerd
) (gas
)pistool, van het merk Walther, model PP, kaliber 7,65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een,
revolver en/ofpistool en
/of-
(daarbij behorende
)patroonhouder
/magazijnen
/of-
(daarbij behorende
)munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 8
, in elk geval een of meerderekogelpatro
(o)n
(en
)van het kaliber 7,65mm, zijnde munitie
voorhanden heeft gehad.
2
hij op
of omstreeks19 februari 2024 te Ede opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 milliliter,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal/stof bevattende amfetamine-olie, zijnde amfetamine-olie een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
5. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is gevorderd een taakstraf van 240 uur met aftrek van het voorarrest en een geldboete van
€ 8.000,-.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een deel van de gevorderde geldboete en taakstraf voorwaardelijk op te leggen, zodat verdachte meer tijd en geld heeft om te investeren in zijn toekomst. Ook is verzocht om het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee getransformeerde gaspistolen met bijbehorende scherpe munitie. Er is dus sprake geweest van ongecontroleerd bezit van meerdere wapens. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving, waarin fors geweld met wapens de laatste tijd regelmatig in de mediaberichtgeving komt. Ook had verdachte bijna één liter amfetamine-olie aanwezig met de intentie dit te willen verhandelen. Door dit feit heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Het is algemeen bekend dat het bestaan van dit drugscircuit vele nadelige maatschappelijke gevolgen kent, waaronder gezondheidsschade voor drugsgebruikers. Het drugscircuit gaat bovendien doorgaans gepaard met andere vormen van criminaliteit waaronder gebruik van geweld.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet recent voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook weegt mee dat verdachte de feiten van meet af aan heeft bekend, zijn verantwoordelijkheid hiervoor neemt en de (be)dreigende situatie die voor hem de aanleiding was om de wapens aan te schaffen, is opgelost. Daarbij komt dat verdachte zijn vorige leven als lid van een motorclub kennelijk achter zich heeft gelaten en serieus in zijn toekomst lijkt te investeren. Hij heeft de gedeelde zorg over zijn kinderen en bekwaamt zich als tatoeëerder. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen.
Alles afwegende zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opleggen en daarnaast, vanwege de ernst van de feiten, een taakstaf van 240 uur, met aftrek van voorarrest. De voorwaardelijke straf dient als waarschuwing en herinnering dat wapens en drugs geen oplossing zijn voor ervaren problemen. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank het bij deze feiten en omstandigheden niet passend daarnaast nog een geldboete op te leggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf is daarom wat hoger dan door de officier van justitie gevorderd. Het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis zal de rechtbank opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 van de Opiumwet;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Stratenus (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024194682, gesloten op 29 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.