ECLI:NL:RBGEL:2024:9567

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
05/223579-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke taakstraf voor medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De zaak vond plaats in Nunspeet op 7 juli 2024, waar [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte] werd aangevallen met een ijzeren staaf. [verdachte] had een afspraak gemaakt met [slachtoffer] onder valse voorwendselen, waarbij zij [medeverdachte] in de kofferbak van haar auto had verstopt. De rechtbank oordeelde dat [verdachte] opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, en dat er sprake was van nauwe samenwerking tussen haar en [medeverdachte]. De rechtbank sprak [verdachte] vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke taakstraf op van 120 uur, met een proeftijd van twee jaar, en een contact- en locatieverbod met [slachtoffer]. Daarnaast werd [slachtoffer] toegewezen in zijn vordering tot schadevergoeding, waarbij [verdachte] € 65,- aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/223579-24
Datum uitspraak : 8 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] .
Raadsvrouw: mr. S. Kaya, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nunspeet, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, heeft toegebracht, door die voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen/op de rug en/of schouder, althans het lichaam te slaan met een gummyknuppel/ijzer voorwerp, althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
zij op of omstreeks 7 juli 2024 te Nunspeet, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en of haar mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte en/of haar mededaders voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug/de schouders, althans het lichaam geslagen met een gummyknuppel/ijzer voorwerp, althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[medeverdachte] op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode op of omstreeks 7 juli 2024 te Nunspeet, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een (hoofd)wond heeft toegebracht door opzettelijk (met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug en/of schouders, althans het lichaam te slaan met een gummyknuppel/ijzer voorwerp, althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp, bij en/of tot welk feit zij (verdachte) in of omstreeks de periode van 7 juli 2024 te Nunspeet en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
een afspraak met die [slachtoffer] te maken en/of door [slachtoffer] naar een locatie te lokken en/of door [medeverdachte] naar de afgesproken locatie te brengen en/of informatie te verschaffen over de plaats en het tijdstip van de afspraak met voornoemde [slachtoffer] en/of [medeverdachte] uit de kofferbak te laten/te halen (op de voornoemde locatie).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair tenlastegelegde, omdat het letsel van aangever niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Wel vindt de officier van justitie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat geen sprake is van (potentieel) zwaar lichamelijk letsel en het dossier bovendien onvoldoende bewijs bevat voor de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met een ander. [verdachte] heeft immers geen geweldshandelingen verricht. Voor de meer subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid ontbreekt het dubbele opzet.
Beoordeling door de rechtbank
Op 7 juli 2024 rond 19:00 uur heeft in Nunspeet een geweldsincident plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte] is geslagen (met een ijzeren staaf) tegen zijn hoofd, rug en schouders. [verdachte] was hierbij ook aanwezig. [2] Als gevolg van het geweld heeft [slachtoffer] letsel opgelopen in de vorm van in ieder geval verwondingen aan onderarm en elleboog. [3]
[slachtoffer] heeft verklaard dat [verdachte] (de zus van zijn ex-vrouw) eerder die dag via Messenger contact met hem zocht en vroeg om af te spreken. Ze gaf aan dat ze met hem wilde praten omdat ze problemen had. Ze spraken af bij [instelling] , de instelling waar [slachtoffer] woont. [verdachte] kwam in een zwarte Peugeot. Hij zag dat [verdachte] de auto parkeerde en naar de kofferbak liep en deze opende. Uit de kofferbak kwam vervolgens een man die hem aanviel met een gummyknuppel van ongeveer 50 cm lang. De man (
medeverdachte [medeverdachte] )zei onder andere dat hij moest scheiden van [naam] (
[slachtoffer] ex-vrouw). [verdachte] zag alles en deed niets om de man te stoppen. Verdachte en [medeverdachte] reden daarna samen weer weg. Hij heeft het gevoel dat [verdachte] hem in de val heeft gelokt. [4]
Een politieagent heeft de camerabeelden van [instelling] bekeken en beschrijft het volgende:
  • 19:01:44: er komt een zwarte auto het terrein oprijden. Het voertuig wordt geparkeerd. [slachtoffer] komt met een hond het beeld in lopen. [slachtoffer] blijft op enige afstand van het voertuig staan.
  • 19:03:16: [verdachte] komt achter de auto vandaan lopen. Ze loopt naar de passagierszijde en pakt een tas uit de auto. Vervolgens loopt zij naar de achterzijde van het voertuig en opent de achterklep. Ze loopt vervolgens in de richting van [slachtoffer] . Wanneer [slachtoffer] en [verdachte] bij elkaar staan gaat de achterklep van de auto omhoog en komt daar een manpersoon ( [medeverdachte] ) uit. [medeverdachte] rent naar [slachtoffer] . [slachtoffer] rent weg. [medeverdachte] rent achter [slachtoffer] aan en maakt een slaande beweging. [medeverdachte] heeft iets in zijn rechterhand. [medeverdachte] beweegt een aantal keren zijn rechterarm omhoog en met kracht naar beneden in de richting van [slachtoffer] .
  • 19:03:49: beide mannen verdwijnen uit beeld. [verdachte] blijft boven in beeld en heeft de hond vast. Ze loopt naar het voertuig terug, de hond springt in de achterbak, en er even later weer uit. [verdachte] staat rustig met de hond bij de auto stil.
  • 19:05:47: [medeverdachte] komt weer het beeld in lopen. Hij heeft de knuppel nog steeds in zijn rechterhand vast. [medeverdachte] loopt naar [verdachte] . [medeverdachte] houdt de hond vast en [verdachte] loopt in de richting waaruit [medeverdachte] ervoor kwam. [medeverdachte] loopt vervolgens ook weer met de hond die kant op.
  • 19:06:32: [medeverdachte] stopt iets in zijn broeksband en doet zijn shirt erover heen. [verdachte] en [slachtoffer] komen met de hond ook weer in beeld. Ze praten met elkaar en langzaam verplaatsen zij zich in de richting van de geparkeerde auto.
  • 19:17:01: [medeverdachte] en [verdachte] gaan in de auto zitten en rijden weg.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] onder valse voorwendselen een afspraak met [slachtoffer] had gemaakt. [slachtoffer] dacht immers dat hij alleen met [verdachte] had afgesproken en hem werd voorafgaand bovendien niet de werkelijke reden voor het ‘gesprek’ verteld. Ter plaatse werd [slachtoffer] overvallen door de aanwezigheid van [medeverdachte] , die verstopt zat in de kofferbak van de auto en onder zijn kleding een ijzeren staaf had verstopt. Voordat [verdachte] met [slachtoffer] in gesprek ging opende zij de kofferbak, zodat [medeverdachte] hieruit kon komen. Vrijwel direct daarna werd [slachtoffer] geconfronteerd met de aanval van [medeverdachte] , die het metalen voorwerp dat hij had meegenomen direct gebruikte. Uit de camerabeelden volgt dat [verdachte] hier niet op reageert. Zij lijkt niet te schrikken van deze forse verrassingsaanval en grijpt ook niet in. De verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte] enkel meeging voor haar eigen veiligheid, ze niet wist dat hij een ijzeren staaf bij zich had en ze zich van het geweld heeft afgesloten vanwege haar verleden en dus niets gezien heeft, vindt de rechtbank, gelet op de beschrijving van de camerabeelden die ook ter zitting nogmaals zijn bekeken, niet aannemelijk. Deze hele gang van zaken ziet er in de ogen van de rechtbank uit alsof alles juist volgens plan verliep en er daarom ook geen noodzaak voor haar was om in te grijpen. Hierbij betrekt de rechtbank ook dat nadien, als [medeverdachte] en [slachtoffer] weer terug komen lopen uit de richting van [instelling] , [verdachte] niet lijkt te zijn aangegrepen door de situatie.
Tussenconclusie
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat het bij [slachtoffer] vastgestelde letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het met een ijzeren staaf van die omvang meermaals slaan tegen onder meer het hoofd van een persoon, gelet op het feit dat het hoofd een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich brengt dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt. Deze gedragingen zijn bovendien naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat zij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ook bewust hebben aanvaard.
Voorbedachte raad
[verdachte] heeft verklaard dat ze met [slachtoffer] had afgesproken omdat ze wilde bemiddelen in de scheiding tussen hem en haar zus. Ze heeft dit [slachtoffer] van te voren niet verteld omdat ze bang was dat hij anders niet wilde afspreken. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] een plan heeft gemaakt over hoe dit gesprek zou kunnen verlopen omdat [medeverdachte] mee moest voor haar veiligheid, hoewel er volgens de rechtbank geen enkele aanleiding leek te zijn dat [verdachte] moest vrezen voor haar veiligheid gelet op de contacten die zij voorafgaand had met [slachtoffer] . Tussen het plan en de uitvoering ervan heeft [verdachte] gelegenheid gehad om over de ernst en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Haar verklaring dat de intentie was om te bemiddelen, acht de rechtbank gezien alle omstandigheden ongeloofwaardig. Er is een afspraak met [slachtoffer] gemaakt zonder de daadwerkelijke intentie van het gesprek aan hem (op enig moment) mede te delen. [verdachte] rijdt samen met [medeverdachte] naar de locatie toe, waarbij is afgesproken dat [medeverdachte] zich moest verstoppen in de kofferbak. Volgens [verdachte] was dit ook bewust, omdat ze dacht dat het zien van [medeverdachte] in de auto [slachtoffer] anders zou afschrikken. Dit roept bij de rechtbank vragen op nu [slachtoffer] en [medeverdachte] elkaar niet kenden. [medeverdachte] had verder een voorwerp mee, dat kon worden gebruikt als slagvoorwerp. Het is vervolgens [verdachte] die de kofferbak opent nog voordat zij met [slachtoffer] het gesprek aan gaat. Ten slotte werd door [medeverdachte] vrijwel direct en zonder overleg geweld tegen [slachtoffer] gebruikt, waarvan [verdachte] niet onder de indruk leek, noch probeerde in te grijpen. Uit het voorgaande blijkt niet dat [verdachte] op enig moment de intentie heeft gehad om eerst het gesprek met [slachtoffer] aan te gaan. Evenmin blijkt dat in een opwelling is gehandeld. De rechtbank is verder van oordeel dat door de volgorde en het tempo van het handelen van [verdachte] en [medeverdachte] blijkt dat er van te voren een plan is gemaakt om [slachtoffer] (zwaar) te mishandelen en dus eerst te slaan en pas daarna te praten. En zo is het blijkens de beschrijving van de beelden ook gegaan. De rechtbank acht daarom ook het bestanddeel voorbedachte raad bewezen.
Medeplegen
Het ten laste gelegde medeplegen vindt de rechtbank ook bewezen, omdat het hiervoor overwogene blijk geeft van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] , waarbij gezamenlijk uitvoering werd gegeven aan het plan. [verdachte] was verantwoordelijk voor de voorbereidende handelingen en [medeverdachte] voor het geweld.
Eindconclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware
mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
subsidiair ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks7 juli 2024 te Nunspeet,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenaan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer]
een ofmeerdere malen
(met kracht
)op/tegen het gezicht/hoofd en
/ofde rug/de schouders,
althans het lichaamheeft geslagen met een
gummyknuppel/ijzer
envoorwerp,
althans een (gefabriceerd) slagwapen/hard voorwerp,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met hieraan verbonden een contact- en locatieverbod met aangever. Verder is de teruggave van de telefoon aan verdachte gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde taakstraf te matigen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade. Ze heeft naar aanleiding van een kennelijk conflict binnen haar familie, besloten om samen met haar partner [slachtoffer] (haar ex-zwager) op te zoeken. Het ging om een vooropgezet plan, waarbij zij onder valse voorwendselen met [slachtoffer] hadden afgesproken en vrijwel meteen heftig geweld tegen hem werd gebruikt. Deze actie kan niet anders worden uitgelegd dan dat het werd ingezet om [slachtoffer] met geweld te bewegen om de scheidingspapieren te tekenen. [slachtoffer] werd met een ijzeren staaf geslagen tegen zijn hoofd, rug en schouders. Dat het letsel van [slachtoffer] relatief beperkt is gebleven, is niet te danken aan verdachte. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij op deze manier het recht in eigen hand heeft genomen.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapportage van de reclassering van 8 oktober 2024. Hieruit volgt dat verdachte zou kampen met psychische problemen vanwege traumatische ervaringen. Daarnaast zou zij in het verleden eveneens psychische instabiliteit hebben gekend, wat destijds leidde tot overmatig middelengebruik. Op basis van het gesprek zijn er geen aanwijzingen dat deze middelenproblematiek nu nog speelt. Verder schrijft de reclassering dat zij zorgen heeft over de dynamiek van verdachte met haar partner, maar geen zicht heeft op in hoeverre beïnvloedbaarheid bij haar een rol speelt. Er lijkt ook op eigen initiatief hulpverlening te zijn gestart bij de GGZ. Gelet op de aard van het feit is een contactverbod met aangever en een locatieverbod geïndiceerd.
De rechtbank zal, rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten en de beperktere rol van verdachte in die zin dat zij zelf geen geweld heeft gebruikt, een taakstraf voor de duur van 120 uur opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank een contact- en locatieverbod verbinden zoals geadviseerd.
Tot slot zal de rechtbank de teruggave van de telefoon aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft met bijstand van mr. H. Tack in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 65,- aan materiële schade en € 20.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde € 65,- aan materiële schade kan worden toegewezen, alsmede € 2.000,- aan smartengeld, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de materiële schade de vordering dient te worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van het smartengeld is eveneens verzocht deze af te wijzen vanwege een gebrek aan onderbouwing, dan wel het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen. Verder is verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen. Hiertoe is aangevoerd dat het aandeel van verdachte miniem is geweest.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 65,- voor de beschadigde jas en T-shirt. De benadeelde partij heeft genoegzaam aangetoond dat deze schade is geleden en aannemelijk is dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen. Uit de aangifte en foto’s volgt immers dat deze spullen op zijn minst genomen (door het bloed) zijn beschadigd als gevolg van de geweldpleging. Ook de hoogte van de gevorderde bedrag komt de rechtbank redelijk voor. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 BW recht op vergoeding van smartengeld onder meer in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is hier onmiskenbaar sprake. Door het geweld dat met een ijzeren staaf op [slachtoffer] is toegepast, heeft hij lichamelijk letsel opgelopen in de vorm van in ieder geval wonden en beurse plekken op elleboog, armen en handen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en komt zodoende uit op een naar redelijkheid toe te wijzen bedrag va € 2.000,-.
In totaal zal de rechtbank aan de benadeelde partij toewijzen: € 65,- aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is vanaf 7 juli 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken nu onduidelijk is gebleven welke letsel precies door welke gebeurtenis is veroorzaakt en de beide gebeurtenissen op 7 juli 2024 in direct verband met elkaar staan, ondanks het feit dat verdachte niet bij de tweede gebeurtenis aanwezig was. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover medeverdachte [medeverdachte] de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 60 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de volgende voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- geen contact op zal nemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met aangever ( [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] -1991) tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd. Sociale media zijn hierbij inbegrepen (geen contact via Facebook, Snapchat, WhatsApp of andere online platforms)
- zich niet in de straat van de heer [slachtoffer] , te weten de [adres 2] , [postcode 2] te [woonplaats 2] zal bevinden, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat verdachte:
- haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden.

Beslissing op het beslag

 gelast de teruggave van de telefoon (Xiaomi) aan verdachte.
Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezen verklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 65,- aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, beide vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.065,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 november 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024314620, gesloten op 15 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 82-83; proces-verbaal van bevindingen, p. 109-111; de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 25 oktober 2024.
3.Letselrapportage d.d. 22 september 2024 (nagekomen); proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 82.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 82-83.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109-111.