ECLI:NL:RBGEL:2024:9563

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
05.190280.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en doorrijden na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 mei 2023 in Ooij, gemeente Berg en Dal, betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een Opel Corsa, heeft opzettelijk een fietser, genaamd [slachtoffer], aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder gebroken ribben en een gebroken sleutelbeen. Na de aanrijding is de verdachte doorgereden, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij letsel had toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en het verlaten van de plaats van het ongeval. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een taakstraf van 240 uur op te leggen, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor achttien maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05-190280-24
Datum uitspraak : 23 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. S.J. Mol, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Ooij, gemeente Berg en Dal
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere gebroken ribben en/of een gebroken sleutelbeen, heeft toegebracht door
- als bestuurder van een voertuig (personenauto),
- terwijl die [slachtoffer] zich op een fiets voort bewoog en/of voor hem uit en/of naast hem fietste,
- een plotse en/of abrupte stuurbeweging (naar rechts) te maken richting die [slachtoffer] , waardoor
die [slachtoffer] werd geraakt door het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en (vervolgens) ten
val is gekomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Ooij, gemeente Berg en Dal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- als bestuurder van een voertuig (personenauto),
- terwijl die [slachtoffer] zich op een fiets voort bewoog en/of voor hem uit en/of naast hem fietste,
- een plotse en/of abrupte stuurbeweging (naar rechts) heeft gemaakt richting die [slachtoffer] ,
waardoor die [slachtoffer] werd geraakt door het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en
(vervolgens) ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Ooij, gemeente Berg en Dal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Ooij centrum, gaande in de richting van Nijmegen, daarmede heeft gereden over de Kerkdijk,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam
heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij reeds geruime, althans enige, tijd achter een fietser reed en/of hij die fietser gedurende
die tijd voor hem op die weg (de Kerkdijk) heeft zien fietsen en/of terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, voor en/of tijdens het inhalen/passeren/voorbij rijden van die fietser niet of in onvoldoende mate is blijven letten op het/de direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Kerkdijk) en/of die fietser en/of terwijl hij die fietser met het door hem bestuurde voertuig nog niet geheel had
ingehaald/gepasseerd/voorbij was en/of die fietser zich rechts naast hem bevond, een plotse en/of abrupte stuurbeweging (naar rechts) heeft gemaakt en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die fietser, waardoor die fietser (vervolgens) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2023 te Ooij, gemeente Berg en Dal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Ooij centrum, gaande in de richting van Nijmegen, daarmede heeft gereden over de Kerkdijk,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of terwijl hij reeds geruime, althans enige, tijd achter een fietser reed en/of hij die fietser gedurende die tijd voor hem op die weg (de Kerkdijk) heeft zien fietsen en/of terwijl het (voorwaartse) zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, voor en/of tijdens het inhalen/passeren/voorbij rijden van die fietser niet of in onvoldoende mate is blijven letten op het/de direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Kerkdijk) en/of die fietser en/of terwijl hij die fietser met het door hem bestuurde voertuig nog niet geheel had ingehaald/gepasseerd/voorbij was en/of die fietser zich rechts naast hem bevond, een plotse en/of abrupte stuurbeweging (naar rechts) heeft gemaakt en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die fietser, waardoor die fietser (vervolgens) ten val is gekomen, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Ooij, gemeente Berg en Dal, op de Kerkdijk, op of omstreeks 17 mei 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of die ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat verdachte met opzet is ingereden op het slachtoffer, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Na het aanrijden van het slachtoffer is verdachte doorgereden, terwijl hij moet hebben geweten dat hij een ongeval had veroorzaakt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld hoe en waar het ongeval heeft plaatsgevonden waardoor niet kan worden vastgesteld of en in welke mate verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Er is geen objectief bewijs, maar enkel subjectief bewijs in de vorm van getuigenverklaringen. Er kunnen grote vraagtekens geplaatst worden bij de betrouwbaarheid van de waarneming van de getuigen. Verdachte dient dan ook integraal te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de onderlinge samenhang zal de rechtbank feit 1 en 2 gezamenlijk bespreken.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 17 mei 2023 aan het wielrennen was op de Kerkdijk in Ooij. Aangever reed rond de 30-35 km/h. Aangever passeerde een wegversmalling waarna hij direct naar rechts ging. Hierna keek hij naar links en zag in zijn ooghoek een auto. Hij zag dat er een of twee jongens uit het raam hingen en iets naar hem riepen. Hij dacht dat hij ze hoorde roepen “klootzak” of woorden van gelijke strekking. Nog voordat hij het doorhad voelde hij dat de auto hem raakte en dat hij door de klap hard op de grond viel. [2] De auto raakte aangever aan zijn linkerzijde. Doordat de auto zijn heupen en schouders raakte, kantelde zijn lichaam en werd hij onderuit gehaald. [3] Aangever zag dat de auto daarna direct doorreed zonder te stoppen. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij samen met zijn vrouw in de auto reed en in de achteruitkijkspiegel een wielrenner zag. Getuige zag een donkerkleurig voertuig naast de wielrenner rijden. Vervolgens zag de getuige dat het voertuig opeens keihard naar de zijkant ging en hierbij de wielrenner raakte, waardoor de wielrenner viel. De auto die de wielrenner aanreed was een donkerkleurige Opel Corsa met het kenteken [kenteken] . De auto reed harder dan de toegestane maximumsnelheid van 30 km/h. [5] De plaats waar de bestuurder van de auto een ruk naar recht ging betrof een aantal meters voorbij de wegversmalling. Er was geen beweging terug naar de rechterweghelft. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij met haar man in de auto over de Kerkdijk in Ooij reed. Achter hen reed een donkerblauwe Opel Corsa. Haar man keek in de achteruitkijkspiegel en zij hoorde haar man zeggen: “Jezus, hij rijdt hem gewoon van zijn fiets af.” De Opel Corsa scheurde daarna aan hen voorbij. [7]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op de Kerkdijk het geluid hoorde alsof iemand heel hard het gaspedaal indrukte. Zij zag vervolgens dat de bestuurder van de auto een ruk naar rechts gaf aan het stuur richting de wielrenner. Dit was ongeveer 10 meter na de wegversmalling. Hierna reed de auto hard weg. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 17 mei 2023 de bestuurder van de Opel Corsa met het kenteken [kenteken] was. [9]
Uit de medische gegevens blijkt dat aangever als gevolg van het ongeval onder meer een gebroken sleutelbeen en enkele ribfracturen heeft opgelopen. Op 24 mei 2023 is de volgende ingreep uitgevoerd: midschacht clavicula fractuur link wv plaatosteosynthese. Op 13 april 2024 heeft aangever verklaard dat hij nog steeds last heeft van zijn linkerschouder als hij daar op ligt. Een paar keer per nacht wordt hij wakker van de pijn. [10]
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
In tegenstelling tot de verdediging acht de rechtbank de verklaringen van aangever en de getuigen betrouwbaar. Dat er enkele verschillen zitten tussen de verklaringen, zoals is aangevoerd door de verdediging, tast de kern van die verklaringen niet aan. In de kern zijn de verklaringen namelijk consistent en vinden deze over en weer steun in elkaar. De verklaringen van de getuigen ondersteunen de verklaring van aangever dat hij werd aangereden door de bestuurder van een auto en daardoor ten val kwam. De rechtbank volgt de verdediging evenmin in het betoog dat de eerste en tweede verklaring van getuige [getuige 3] op essentiële punten van elkaar verschillen waardoor deze verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn. Tijdens haar tweede verklaring vraagt de politie door naar aanleiding van haar eerste verklaring als gevolg waarvan zij uitgebreider verklaard. De tweede verklaring van [getuige 3] ligt inhoudelijk in het verlengde van haar eerste verklaring. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging en gaat zij bij de beoordeling mede uit van deze verklaringen.
Opzet op zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat waaruit blijkt dat de verdachte de intentie (vol opzet) had om aangever zwaar te verwonden. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer het handelen van verdachte een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] teweeg heeft gebracht, dat verdachte zich bewust was van die aanmerkelijke kans en die kans ook heeft aanvaard.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vraag of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] , overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte als bestuurder van een auto, terwijl hij de wegversmalling op de Kerkdijk al was gepasseerd, een abrupte en onnodig forse stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt richting aangever die daar op zijn wielrenfiets fietste. Door deze stuurbeweging naar rechts heeft verdachte met zijn auto aangever geraakt die als gevolg daarvan ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank concludeert dat verdachte door met zijn auto, tijdens het passeren van aangever, een onverhoedse beweging naar rechts te maken, waarbij hij aangever heeft geraakt, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelingen [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, welk gevolg zich in dit geval ook heeft verwezenlijkt. Daarbij is tevens van belang dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aanzienlijk sneller reed dan aangever, het door de wegversmalling een smalle weg betrof en dat aangever als fietser een kwetsbare verkeersdeelnemer is. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
Uit de medische informatie blijkt dat [slachtoffer] meerdere verwondingen heeft opgelopen. Zijn sleutelbeen en een aantal ribben zijn gebroken. Operatief ingrijpen in het ziekenhuis bleek noodzakelijk. Uit het contact dat aangever bijna een jaar na het incident met de politie had, blijkt dat aangever nog dagelijks last heeft van de gevolgen van het ongeval. Gelet op de aard van het letsel en de gevolgen is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair tenlastegelegde zware mishandeling.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte na het ongeval is doorgereden, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat hij aangever letsel en/of schade had toegebracht en in hulpeloze toestand achterliet. Het verweer van verdachte dat hij niet wist dat hij een ongeval had veroorzaakt, acht de rechtbank gelet op hetgeen is geoordeeld over het opzet niet geloofwaardig. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte is doorgereden na de aanrijding en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks17 mei 2023 te Ooij, gemeente Berg en Dal aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere gebroken ribben en
/ofeen gebroken sleutelbeen, heeft toegebracht door
- als bestuurder van een voertuig (personenauto),
- terwijl die [slachtoffer] zich op een fiets voort bewoog en
/of voor hem uit en/ofnaast hem fietste,
- een plotse en
/ofabrupte stuurbeweging
(naar rechts
)te maken richting die [slachtoffer] , waardoor
die [slachtoffer] werd geraakt door het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en
(vervolgens
)ten
val is gekomen;
2.
hij,
als degene die al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Ooij, gemeente Berg en Dal, op de Kerkdijk, op
of omstreeks17 mei 2023 de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en
/ofdie ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
zware mishandeling
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van dertig maanden. De officier van justitie laat zwaar wegen dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name zijn jonge leeftijd, het gegeven dat hij nog thuis woont en geen strafblad heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich, zo volgt uit het dossier, mogelijk geïrriteerd aan het verkeersgedrag van het slachtoffer die op het midden van de rijbaan fietste om zo de wegversmalling te kunnen passeren. Verdachte heeft vervolgens bij het passeren van het slachtoffer een abrupte stuurbeweging naar rechts gemaakt en daarbij het slachtoffer geraakt die als gevolg daarvan ten val is gekomen en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring bleek dat het ongeval grote impact heeft gehad op het slachtoffer en diens gezin en dat hij nog dagelijks last heeft van het opgelopen letsel.
Verdachte heeft met zijn rijgedrag het leven van een andere verkeersdeelnemer op het spel gezet. Verdachte lijkt daarbij zijn eigen handelen te bagatelliseren en ook ter terechtzitting ziet de verdachte niet in dat zijn handelen onjuist is geweest. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving als geheel moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister volgt dat verdachte niet eerder is
veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en het gegeven dat hij first offender is, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen hoewel de ernst van het feit dat op zich wel rechtvaardigt. Die ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in het concrete geval van verdachte wel een taakstraf van lange duur. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur passend en geboden. Het gebrek aan zelfinzicht geeft de rechtbank zorgen voor de toekomst en de rechtbank ziet dan ook aanleiding om naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van acht maanden, met een proeftijd van drie jaren, om zo recidive te voorkomen. De rechtbank acht daarnaast, met betrekking tot het onder feit 1 bewezenverklaarde, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien maanden passend. De rechtbank vindt een ontzegging van deze duur noodzakelijk om andere verkeersdeelnemers te beschermen tegen het onveilige en onverantwoorde rijgedrag van verdachte.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 8.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk kan worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij vanwege het gevoerde verweer niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Uit het schriftelijke verzoek tot schadevergoeding blijkt dat de verzekeraar naar aanleiding van het ongeval € 3.500,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij heeft uitgekeerd. De benadeelde partij heeft niet onderbouwd waar het gevorderde additionele bedrag aan immateriële schade van € 8.000,- op is gebaseerd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 7, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 legt op een taakstraf van
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
acht maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd
van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarde:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
achttien maanden;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. M.G.E. ter Hart en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2024.
mr. Doon en mr. Ter Hart zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023226077, gesloten op 5 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, 22-23.
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 26.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 28.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 75.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 78.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 71.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 83.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 114 en 116.
10.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 105-110.