ECLI:NL:RBGEL:2024:9560

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
AWB 23/3808
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van omgevingsvergunning voor het plaatsen van hagelnetten in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning die aan vergunninghouder is verleend voor het plaatsen van hagelnetten op een locatie in West Betuwe. Eiser is het niet eens met de vergunning en heeft beroep ingesteld na een besluit van het college van burgemeester en wethouders. De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college en de vergunninghouder.

De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De vergunninghouder had eerder een omgevingsvergunning gekregen voor het plaatsen van hagelnetten, maar de rechtbank concludeert dat de aanwezigheid van de opgerolde netten in de winter in strijd is met de planregels. De rechtbank oordeelt dat de besluiten van 13 februari 2023 en 24 mei 2023 onbevoegd zijn genomen door het college, omdat het college het bezwaarschrift van eiser niet correct heeft behandeld. De rechtbank vernietigt deze besluiten en oordeelt dat het college opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser.

De rechtbank concludeert dat de aanwezigheid van de opgerolde hagelnetten in strijd is met het bestemmingsplan, en vernietigt ook de beslissing op bezwaar van 21 november 2022. Het college moet nu bepalen of er een omgevingsvergunning kan worden verleend die afwijkt van het bestemmingsplan. Eiser krijgt een vergoeding voor zijn proceskosten en het griffierecht wordt ook vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3808

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [plaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: [naam gemachtigde 3] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van hagelnetten op de [locatie] in [plaats] (hierna: de hagelnetten).
1.1.
Met het besluit van 24 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven. Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser vergezeld van zijn partner, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college, de gemachtigde van vergunninghouder en [naam] , vergezeld door zijn partner.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten. Op 28 januari 2022 is aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’ voor het plaatsen van hagelnetten ten behoeve van de teelt van appels en peren. In deze omgevingsvergunning is opgenomen dat deze netten ieder jaar van 1 mei tot en met 1 juni aanwezig mogen zijn. Buiten deze periode dienen de hagelnetten verwijderd te zijn. Op 3 februari 2022 verzocht vergunninghouder per e-mail om de ingangsdatum van de omgevingsvergunning aan te passen naar 15 april. Ook werd verzocht om de netten niet te hoeven verwijderen na 1 juni, maar deze op te rollen. Op 15 februari 2022 heeft het college een gewijzigde omgevingsvergunning verleend, hierin heeft het college besloten dat de hagelnetten aanwezig mogen zijn van 15 april tot en met 31 oktober. De hagelnetten dienen buiten deze periode verwijderd te worden. Op 29 maart 2022 heeft eiser tegen dit besluit bezwaar aangetekend. Dit bezwaar heeft eiser op 17 juni 2022 ingetrokken. Op 24 mei 2022, 25 oktober 2022 en 16 november 2022 heeft vergunninghouder het college geattendeerd op zijn e-mail van 3 februari 2022. Op 21 november 2022 is naar aanleiding daarvan de omgevingsvergunning wederom gewijzigd; op pagina 1 en 7 staat dat de hagelnetten buiten deze periode verwijderd dienen te zijn, op pagina 3 staat dat buiten deze periode de hagelnetten worden opgerold. Op 3 januari 2023 heeft eiser tegen dit besluit bezwaar aangetekend. Op 13 februari 2023 is de omgevingsvergunning wederom gewijzigd, waarbij nu is opgenomen dat de hagelnetten buiten de periode niet hoeven te worden verwijderd, maar opgerold.
Bij besluit van 24 mei 2023 heeft het college een beslissing op bezwaar genomen. Onder aanvulling van de motivering is de op 21 november 2022 verleende omgevingsvergunning, gewijzigd op13 februari 2023, in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

Zijn de besluiten van 13 februari 2023 en 24 mei 2023 bevoegd genomen?
3. De rechtbank is van oordeel dat de besluiten van 13 februari 2023 en 24 mei 2023 onbevoegd zijn genomen door het college. In het verweerschrift heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het besluit van 21 november 2022 moet worden gezien als de beslissing op het bezwaarschrift in de e-mail van 3 februari 2022. De besluiten van 13 februari 2023 en 24 mei 2023 zijn daarom, volgens het college, onbevoegd genomen. Dit betekent dat het college het bezwaarschrift van 3 januari 2023 ter behandeling als beroepschrift had moeten doorzenden naar de rechtbank. [1] Op zitting heeft eiser aangegeven in te stemmen met dit gewijzigde standpunt van het college. Ook de rechtbank kan zich vinden in de redenering zoals het college die heeft uitgewerkt in het verweerschrift. Het beroep van eiser voor zover gericht tegen de besluiten van 13 februari 2023 en 24 mei 2023 is daarom gegrond en deze besluiten moeten worden vernietigd.
3.1.
Het oordeel van de rechtbank dat het college de besluiten van 13 februari 2023 en 24 mei 2023 onbevoegd heeft genomen, staat er niet aan in de weg dat de rechtbank toch ook een inhoudelijk oordeel geeft. Dat komt omdat de rechtbank het bezwaar van eiser van 3 januari 2023 alsnog als beroepschrift beoordeelt, gericht tegen het besluit op bezwaar van 21 november 2022. Daarbij is op zitting besproken dat het eiser in feite enkel gaat om zijn uitzicht wanneer de hagelnetten niet in gebruik zijn. Het beroep draait daarom om de vraag of de hagelnetten in de periode dat zij niet gebruikt worden, opgerold aanwezig mogen zijn of geheel verwijderd moeten worden. Deze grond blijkt ook uit aanvulling van 30 januari 2023. Het college heeft op zitting toegelicht dat met het besluit van 30 januari 2023 is beoogd vast te leggen dat de hagelnetten opgerold moeten worden, maar niet verwijderd.
De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft verleend, omdat de aanwezigheid van de opgerolde hagelnetten in strijd is met het bestemmingsplan. Dit betekent dat het beroep van eiser voor zover gericht tegen de hagelnetten ook gegrond is. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen en wat de gevolgen van dit oordeel zijn.
Maken de hagelnetten onderdeel uit van de constructie?
4. Eiser voert aan dat het oprollen van de hagelnetten in strijd is met artikel 4.2.1. sub c van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022’. Het college miskent volgens eiser dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de verankerde palen en constructies ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen enerzijds en daadwerkelijk teeltondersteunende voorzieningen anderzijds. Daarom is er sprake van strijd met het bestemmingsplan.
4.1.
In artikel 4.2.1. sub c van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022’ (hierna: planregels) staat:
‘Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: c. gedurende het gehele jaar zijn verankerde palen en constructies ten behoeve van toegestane teeltondersteunende voorzieningen als bedoeld in artikel 4.1. sub a onder 6 buiten het bouwvlak toegestaan.’
In artikel 4.l. sub a onder 6 van de planregels staat:
‘De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
6. teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend bij fruitteelt in de vorm van boomgaarden, als bedoeld onder punt 4 en 5, zijn toegestaan.’
In artikel 1.62 van de planregels wordt ‘teeltondersteuning’ omschreven als:
‘maatregelen ter bescherming, vervroeging of verlenging van de oogst van vollegrondsteeltproducten, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Hieronder wordt begrepen het plaatsen of geplaatst houden van teeltondersteunende voorzieningen met daarbij behorende verankerde palen en constructies, niet zijnde kassen, zoals wandelkappen, lage kappen en aardbeienkappen, regenkappen, hagelnetten, schaduwhallen, vogelnetten en luisvrije tunnels en hallen, binnen de periode april tot en met oktober.’
4.2.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een planregel letterlijk moet worden uitgelegd. [2] De uitleg van vergunninghouder, zowel ter zitting als in de schriftelijke reactie voorafgaand aan de zitting, waaruit blijkt dat jaarlijkse verwijdering veel tijd en geld kost en beschadigingen oplevert aan de netten en de rest van de constructie, maakt dat niet anders. Het is immers in het belang van de rechtszekerheid dat een planregel letterlijk wordt uitgelegd. De feitelijke situatie zoals die aanwezig is, verandert dat niet.
In artikel 4.2.1 sub c van het bestemmingsplan staat dat gedurende het hele jaar verankerde palen en constructies zijn toegestaan ten behoeve van de toegestane teeltondersteunende voorzieningen, in dit geval hagelnetten. Het gebruik van ‘ten behoeve van’ betekent, dat die hagelnetten zelf dan niet ook nog onderdeel van de constructie kunnen zijn. Daar staat de letterlijke lezing van artikel 4.2.1 sub c van het bestemmingsplan aan in de weg.
Dat betekent dat de aanwezigheid van de opgerolde netten in het winterseizoen in strijd is met het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

5. Het college was niet bevoegd om de besluiten van 15 februari 2023 en 24 mei 2023 te nemen omdat hij het besluit van 21 november 2022 als beslissing op bezwaar had moeten kwalificeren. Het beroep van eiser tegen de besluiten van 15 februari 2023 en 24 mei 2023 is dus gegrond. Deze besluiten worden vernietigd.
6. De rechtbank heeft het beroep van eiser van 3 januari 2023 tegen de beslissing op bezwaar van 21 november 2022 inhoudelijk beoordeeld. Dat beroep is gegrond omdat de aanwezigheid van de opgerolde hagelnetten in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank vernietigt daarom ook de beslissing op bezwaar.
6.1.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit van 21 november 2022 in stand te laten of zelf een beslissing te nemen over de aanwezigheid van de opgerolde hagelnetten in het winterseizoen. Het college moet bepalen of er een omgevingsvergunning kan worden verleend om af te wijken van het bestemmingsplan en zo ja, of hij van deze mogelijkheid gebruik wil maken. Daarom moet het college met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar.
7. Omdat het beroep van eiser gegrond is, moet het college het griffierecht van eiser vergoeden.
8. Eiser krijgt ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank als volgt vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht: voor de door een derde verleende beroepsmatige bijstand € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiser gegrond;
  • vernietigt de besluiten van 21 november 2022, 15 februari 2023 en 24 mei 2023;
  • draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van eiser van € 1.750,-;
  • veroordeelt het college tot vergoeding van het griffierecht van eiser: € 184,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. B.C.M. van Riel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:211.