ECLI:NL:RBGEL:2024:9520

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
05.114909.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld en bedreiging

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroofd houden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 30 maart en 2 april 2024, waarbij het slachtoffer in België werd ontvoerd en vervolgens in Acquoy werd vastgehouden. De verdachte en medeverdachten hebben het slachtoffer met geweld bedreigd en mishandeld, en hem onder erbarmelijke omstandigheden vastgehouden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving, ondanks het ontbreken van direct bewijs in de loods waar het slachtoffer werd vastgehouden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het plaatsvond, en de voorgeschiedenis van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke straf op, met bijzondere voorwaarden, en wees het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.114909.24
Datum uitspraak : 13 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. S.P.C. Wester, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 30 maart 2024 tot 2 april 2024 te België en/of Acquoy, gemeente West Betuwe, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen (met kracht) op/tegen de nek, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen,
- ( vervolgens) in een bus, althans een voertuig, te trekken en/of te leggen en/of voornoemde [slachtoffer] hiermee te vervoeren,
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het (rechter)oog, althans op/tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen,
- meerdere malen, althans eenmaal, de capuchon over het hoofd te trekken en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer] naar beneden te duwen en/of te houden en/of en/of (daarmee) het zicht te ontnemen,
- ( met ijzerdraad) vast te binden op een stoel en/of voornoemde [slachtoffer] op een stoel vastgebonden te laten zitten,
- meerdere malen, althans eenmaal, te bedreigen met een vuurwapen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, met water te overgieten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij het in verdachtes geval gaat om gedragingen zoals beschreven onder de laatste drie gedachtestreepjes van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte(n). Ook is er onvoldoende bewijs om verdachte als pleger aan te merken.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de eerste drie gedachtestreepjes uit de tenlastelegging die zien op het medeplegen van het beroven van de vrijheid van [slachtoffer] . Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van het beroofd houden van de vrijheid van [slachtoffer] in de periode van 30 maart 2024 tot en met 1 april 2024.
Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het beroven van de vrijheid van [slachtoffer] , wegens het ontbreken van zijn opzet daarop.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 30 maart 2024 voor zijn huis in België werd geslagen, in een bus werd gelegd en werd ontvoerd. Hij kon niet zien waar ze naartoe reden. Uiteindelijk werd hij door twee bewakers op een stoel in een put gezet. Zijn armen werden achter de rugleuning van de stoel vastgebonden. Ook stonden zijn voeten constant in het water. Er waren twee mannen die hem steeds bewaakten. Op 2 april 2024 hoorde hij stemmen, waren zijn bewakers plots weg en wist hij te ontkomen. [2]
In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer] verklaard dat, nadat de bus stopte met rijden, hij met zijn hoofd naar beneden gedrukt moest meelopen naar een loods, waar hij op een stoel in een put werd gezet. Zijn handen en benen waren vastgebonden met ijzerdraad. Verder werd er tien tot vijftien keer water over hem heen gegooid. Iedere keer als hij weer een beetje droog werd, werd er weer opnieuw water over hem heen gegooid. Op een gegeven moment warmde hij niet meer op en raakte hij onderkoeld. Hij heeft een zwart pistool gezien bij één persoon. Op een bepaald moment heeft [slachtoffer] ook een pistool tegen zijn achterhoofd gevoeld. Op 2 april 2024 hoorde [slachtoffer] stemmen van mensen en de mannen in het zwart raakten in paniek. Ze hebben een tijdje stil gezeten met het licht uit en ze zijn uiteindelijk door een poort weggegaan. Toen [slachtoffer] ze niet meer hoorde, heeft hij zich losgewrikt en kwam hij de mensen tegen die waarschijnlijk de politie en de ambulance hebben gebeld. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij werkzaam was in de haven van Antwerpen als planner. Een paar weken eerder werd hij benaderd om informatie door te geven over de containers in de haven in Antwerpen. Dit heeft hij toen geweigerd. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 2 april 2024 samen met [getuige 2] aan het werk was in de boerderij aan de [adres 2] in Acquoy. In de bijbehorende loods zagen ze dat een slot van een deur kapot was en troffen zij een onbekende man aan met een donkere huidskleur. De man zei dat hij daar aan het werk was, maar dit bleek niet te kloppen toen [getuige] de eigenaar van de loods belde. Toen [getuige] de politie ging bellen, stapte de onbekende man in een auto met kenteken [kenteken 1] en reed hard weg. Vervolgens kwam er een andere onbekende man uit de loods naar buiten gelopen. Deze man had een natte broek en zijn handen waren vastgebonden. Hij trilde heel erg en hij zei dat hij het koud had. De man zei dat hij uit [plaats] kwam en dat hij was ontvoerd. [4] Uit de verklaring van [getuige] volgt dat vervolgens de politie is gebeld, waarna verbalisanten rond 10.21 uur de opdracht kregen ter plaatse te gaan. [5]
Getuige [getuige 2] was op 2 april 2024 samen met [getuige] aan het werk in de boerderij. Hij heeft verklaard dat de man, die vertelde dat hij ontvoerd was, ontzettend naar urine stonk. [6]
Uit onderzoek van de politie blijkt dat de bestuurder (medeverdachte [medeverdachte 2] ) van voornoemde auto met kenteken [kenteken 1] rond 10.45 uur die dag nabij de A9 is aangehouden waarbij op de bijrijdersstoel onder een deken een doorgeladen vuurwapen lag. [7]
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en een aantal dagen beroofd is gehouden. De vraag is vervolgens of verdachte daarbij in de tenlastegelegde zin betrokken is geweest. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend, ook al zijn er in de loods geen voor verdachte belastende DNA- of dactyloscopische sporen aangetroffen. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 2 april 2024 rond 11:15 uur vanuit haar huis aan de [adres 3] in Acquoy twee personen zag lopen vanuit de Kooiweg West in de richting van haar huis. Eén van deze personen was aan het bellen en ze liepen in de richting van de Sonsbrug. Ter hoogte van een omgevallen boom, ter hoogte van nummer [nummer] , renden ze het bosperceel in. Het modderpad aan de linkerzijde van haar woning komt onder andere uit op de [adres 2] . [getuige 3] heeft de personen pas ter hoogte van het modderpad en een vrijstaande schuur gezien. [8]
Verbalisanten kregen op 2 april 2024 rond 11:20 uur een melding dat sprake zou zijn van een inbraak in Acquoy. Er zouden twee personen wegrennen uit de richting waarvan het incident zou hebben plaatsgevonden. Deze twee personen zouden de bosjes in zijn gerend aan de overkant van het huis aan het [adres 3] in Acquoy. Later bleek dat het ging om een melding over een gijzeling. Verbalisanten zagen na enkele seconden een persoon uit de bosjes komen, die medeverdachte [medeverdachte 1] bleek te zijn. Na de inzet van een politiehelikopter kwam ook een andere verdachte uit de bosjes. Die bleek verdachte [verdachte] te zijn. Beide verdachten zijn aangehouden. [9]
Op basis van de forensische beschrijving van de loods en de bijbehorende fotobijlagen is op te maken dat de loods grotendeels leeg was. Er waren een rokersruimte, keuken, de ruimte met melkput waar het slachtoffer is vastgehouden (aangeduid als martelruimte) en twee grotere en vrijwel lege schuurruimtes. [10]
Uit onderzoek naar de historische telefoongegevens gekoppeld aan IMEI-nummer 354639094862080 (Samsung) komt naar voren dat er 78 telefoonnummers zijn gekoppeld aan deze IMEI, waaronder telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer heeft alleen op 2 april 2024 gebruikmaakt van zendmastlocaties in de buurt van Acquoy. Uit dit onderzoek blijkt dat het telefoonnummer op 2 april 2024 om 03:10, 03:29, 10:42, 10:55, 10:58, 11:00 en 11:23 uur telkens (afwisselend) gebruikmaakt van zendmastlocaties op de Kerkweg in Everdingen en de Rijksweg in Beesd. Beide locaties zijn dichtbij de Sonsbrug in Acquoy. Er worden in de tussentijd geen andere zendmasten aangestraald. Verder blijkt uit voorgaand onderzoek dat met dit telefoonnummer op 2 april 2024 om 01:06 uur contact is geweest met het telefoonnummer dat in gebruik is bij de moeder van verdachte [verdachte] . Daarnaast is om 10:42 uur en om 10:58 uur contact geweest met het telefoonnummer van de (half)zus van medeverdachte [medeverdachte 1] . [11]
Verdachte [verdachte] heeft op de zitting verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is weggerend en zich heeft verstopt in de bosjes. [medeverdachte 1] had de telefoon van [verdachte] geleend om de zus van [medeverdachte 1] te bellen om hen op te halen. Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij een Samsung telefoon gebruikt en best wel vaak wisselt van simkaart. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, tegen betaling, op iemand moest passen die vastgebonden op een stoel zat. Hij heeft gezien dat iemand anders water over hem heen gooide. Verder verklaarde hij dat hij zijn zus heeft gebeld met de telefoon van degene met wie hij toen samen was. [13]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de telefoon van verdachte [verdachte] vanaf de zeer vroege (nachtelijke) uren van 2 april 2024 is aangestraald op de masten in de omgeving van de [adres 2] in Acquoy. Gelet op het gebruik van verdachtes telefoon kort voor 11.00 uur die ochtend en bij gebreke van informatie die op het tegendeel wijst, concludeert de rechtbank verder dat de telefoon in de buurt van de plaats delict is gebleven tot aan de aanhouding van verdachte [verdachte] .
Verdachte [verdachte] had in deze omgeving, op het platteland naast de snelweg, niets te zoeken en heeft ook geen aannemelijke verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid daar. De verklaring van verdachte dat hij in de nacht vanuit Den Haag met een vriend was meegereden om [medeverdachte 1] op te halen, waarbij hij en die vriend die nacht samen al wachtend op [medeverdachte 1] een paar uur chillden op een parkeerplaats in de buurt van Acquoy, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Verdachtes verklaring kan namelijk niet geverifieerd worden omdat hij geweigerd heeft de naam van die vriend te noemen. Bovendien is verdachtes verklaring onbegrijpelijk: naar verdachtes zeggen was de vriend (kort voor de komst van de politie) met de auto weer vertrokken omdat die vriend ergens anders naar toe moest, zodat verdachte een lift aan [medeverdachte 1] moest vragen om weer in Den Haag te komen Verdachte heeft niet kunnen uitleggen hoe deze gang van zaken zich verhoudt tot de reden die hij heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in Acquoy, namelijk dat zijn vriend juist [medeverdachte 1] op zou halen en dat zij om die reden urenlang ter plaatse zijn geweest om op [medeverdachte 1] te wachten.
Verdachte [verdachte] werd kort na de melding bij de politie op bijzonder korte afstand van de plaats delict gezien met medeverdachte [medeverdachte 1] , die heeft bekend dat hij de gegijzelde [slachtoffer] bewaakte. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren vervolgens samen aan het vluchten voor de politie.
Mede gelet op het tijdsverloop van ruim 7 uur tussen het eerste aanstralen van de mast en het tijdstip van aanhouding en de omstandigheid dat [medeverdachte 1] , die [slachtoffer] bewaakte, en [verdachte] toen samen in de nabijheid van de loods waren en samen vluchtten voor de politie, kan het niet anders dan dat verdachte [verdachte] samen met [medeverdachte 1] uit de loods kwam waar [slachtoffer] toen werd vastgehouden. Omdat verdachte [verdachte] die nacht urenlang ter plaatse is geweest, in de loods geen andere activiteiten waren dan de gijzeling van [slachtoffer] en aangenomen moet worden dat de medeverdachten niemand in de loods zouden toelaten die niet betrokken was bij de (voortdurende) gijzeling van [slachtoffer] , kan het niet anders dan dat verdachte [verdachte] daar was om het vasthouden van [slachtoffer] onder erbarmelijke omstandigheden te laten voortduren. Op zijn minst genomen heeft verdachte [verdachte] de gijzelnemers getalsmatig versterkt en op die manier de gijzeling laten voortduren. Vervolgens heeft hij op een moment dat ontdekking dreigde [medeverdachte 1] , de bewaker van [slachtoffer] , geholpen een vluchtmogelijkheid te regelen door zijn telefoon aan hem uit te lenen. Het handelen van [verdachte] is van voldoende niveau om hem aan te merken als medepleger van de gijzeling van [slachtoffer] .
De rechtbank acht gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, het medeplegen van het voortduren van de wederrechtelijke vrijheidsberoving daarom wettig en overtuigend bewezen. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte [verdachte] al betrokken was bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving of geweldshandelingen vóór 2 april 2024, zodat hij voor de eerste 4 gedachtestreepjes zal worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
opin of omstreeks de periode 30 maart 2024 tot2 april 2024 te
België en/ofAcquoy, gemeente West Betuwe
, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebben beroofd en/ofberoofd gehouden, door voornoemde [slachtoffer]
- een of meerdere malen (met kracht) op/tegen de nek, althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen,
- (vervolgens) in een bus, althans een voertuig, te trekken en/of te leggen en/of voornoemde [slachtoffer] hiermee te vervoeren,
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het (rechter)oog, althans op/tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen,
- meerdere malen, althans eenmaal, de capuchon over het hoofd te trekken en/of het hoofd van voornoemde [slachtoffer] naar beneden te duwen en/of te houden en/of en/of (daarmee) het zicht te ontnemen,
-
(met ijzerdraad) vast te binden op een stoel en/of voornoemde [slachtoffer]op een stoel vastgebonden te laten zitten,
-
meerdere malen, althans eenmaal,te bedreigen met een vuurwapen en/of
- meerdere malen
, althans eenmaal,met water te overgieten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, gelet op de bepleite vrijspraak. De raadsman heeft subsidiair bepleit dat aan verdachte een straf gelijk aan het voorarrest wordt opgelegd met daarbij een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
[slachtoffer] is op 30 maart 2024 voor zijn woning in [plaats] ontvoerd door onbekend gebleven personen. Gezien zijn weigering van een paar weken eerder om informatie door te geven over de containers in de haven in Antwerpen, gaat de rechtbank uit van een ontvoering in een zwaar crimineel verband. [slachtoffer] werd in een loods op een afgelegen plek op de bodem van melkput vastgebonden op een stoel. Zijn voeten stonden constant in een laagje water en hij werd meerdere malen overgoten met water. [slachtoffer] heeft op enig moment een pistool tegen zijn achterhoofd gevoeld. Nadat er op 2 april 2024 twee werklieden in de loods kwamen, vluchtten de verdachten. [slachtoffer] kon zichzelf toen bevrijden. Hij bleek onderkoeld te zijn en hij stonk naar urine. Dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte bij de ontvoering in [plaats] betrokken was, neemt niet weg dat hij heeft meegeholpen aan het opzettelijk wederrechtelijk beroofd houden van de vrijheid van [slachtoffer] in Acquoy. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. De omstandigheden waaronder dit feit heeft plaatsgevonden vindt de rechtbank zeer ernstig.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte van 27 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft ook gelet op het reclasseringsadvies van 25 oktober 2024. Hieruit volgt dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft en instabiliteit kent op meerdere leefgebieden. Er is sinds lange tijd sprake van instabiele huisvesting, hij heeft geen structurele dagbesteding en hij heeft schulden. Daarnaast heeft hij een negatief sociaal netwerk, zijn er problemen in de omgang met zijn jonge kinderen en zijn er aanwijzingen voor psychosociale problematiek. Ook gebruikt verdachte met regelmaat softdrugs. Gezien de instabiliteit in zijn leven, de aanwezige risicofactoren, het delictgedrag en de gebrekkige motivatie voor gedragsverandering schat de reclassering het recidiverisico in als hoog. Ondanks dat de reclassering zich ervan bewust is dat de kans van slagen van een reclasseringstraject gering is, adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan maatschappelijke ondersteuning.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat enkel volstaan kan worden met een gevangenisstraf. Rekening houdend met de opgelegde straffen in de zaken van de medeverdachten, de rol van verdachte die kleiner was dan die van de medeverdachten en het reclasseringsadvies, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten. De rechtbank legt dit contactverbod niet op, omdat de medeverdachten tot lange gevangenisstraffen zijn veroordeeld en ook verdachte zelf een gevangenisstraf van aanzienlijke duur opgelegd zal krijgen.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden opleggen. Het voorarrest wordt op deze straf in mindering gebracht.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelet op de duur van de opgelegde gevangenisstraf zal de rechtbank het verzoek van de raadsman om opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
8. De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummers 09.171703.21 en 09.346112.21)
Vordering tenuitvoerlegging 09.171703.21
De politierechter heeft verdachte op 16 september 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 (één) maand, met een proeftijd van twee jaar. Die proeftijd is op 1 april 2022 met één jaar verlengd.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering wordt afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de proeftijd wordt verlengd en meer subsidiair dat de gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. Er is geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Vordering tenuitvoerlegging 09.346112.21
De politierechter heeft verdachte op 1 april 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering wordt afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de proeftijd wordt verlengd en meer subsidiair dat de gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. Er is geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH, Den Haag. Verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zal deelnemen aan diagnostiek bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien een behandeling nodig wordt geacht, bijvoorbeeld door het forensisch FACT, werkt betrokkene hieraan mee. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal hebben of zal zoeken met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1996 in [geboorteplaats 2] , Wit-Rusland), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte zich zal inspannen voor het vinden en behouden van een opleiding en/of werk, met een vaste structuur;
  • verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
  • verdachte zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte zal meewerken aan maatschappelijke ondersteuning door LIMOR of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Vordering tenuitvoerlegging 09.171703.21
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 16 september 2021 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 1 (één) maand (parketnummer 09.171703.21);
Vordering tenuitvoerlegging 09.346112.21
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 1 april 2022 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 20 dagen (parketnummer 09.346112.21).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. W.H.S. Duinkerke en
mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de districtsrecherche Gelderland-Zuid van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R024033 (Onderzoek Burton), gesloten op 29 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57-58.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80-81.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 116-117.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 121-126.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 504.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 119-120.
9.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 72-74.
10.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 190-206.
11.Proces-verbaal van bevindingen (analyse historische verkeersgegevens), p. 466-471.
12.Verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 29 november 2024.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 567-570.