ECLI:NL:RBGEL:2024:95

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
05-221359-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel en schade aan derden

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 januari 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Winterswijk Kotten. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met zijn auto over de Kottenseweg en raakte in een slip, waarna hij met zijn voertuig een woning binnendrong. Bij het ongeval raakten twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gewond. De officier van justitie had de verdachte aangeklaagd voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder roekeloos rijgedrag en rijden onder invloed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het niet zoveel mogelijk rechts houden op de weg, maar heeft hem vrijgesproken van de ernstigere aanklachten wegens gebrek aan bewijs voor verwijtbare onvoorzichtigheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gevolgen van het ongeval voor hem.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/221359-23
Datum uitspraak : 9 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. K. Meijer, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Winterswijk Kotten in de gemeente Winterswijk, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Winterswijk, gaande in de richting van Oeding, daarmede heeft gereden over de Kottenseweg (N319),
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het wegdek ter plaatse nat en/of glad was en/of
terwijl het donker was,
na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden en/of
heeft gereden met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of met het door hem bestuurde voertuig in een slip is geraakt en/of (waardoor/waarbij) de stabiliteit van het door hem bestuurde motorrijtuig (ernstig) werd verstoord (immers is hij met voertuig (gedeeltelijk) om zijn as gedraaid) en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden, immers is hij met zijn voertuig (in strijd met artikel 76 RVV90) over de doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden en/of over de weghelft voor tegemoetkomend verkeer en/of door de berm en/of over de naast de Kottenseweg gelegen parallelweg gereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de muur (voorgevel) van) een woning,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus heeft hij, verdachte, zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Winterswijk Kotten in de gemeente Winterswijk, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Winterswijk, gaande in de richting van Oeding, daarmede heeft gereden over de Kottenseweg (N319),
terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het wegdek ter plaatse nat en/of glad was en/of
terwijl het donker was en/of
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994,
heeft gereden met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
zijn voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of met het door hem bestuurde voertuig in een slip is geraakt en/of (waardoor/waarbij) de stabiliteit van het door hem bestuurde motorrijtuig (ernstig) werd verstoord (immers is hij met voertuig (gedeeltelijk) om zijn as gedraaid) en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden, immers is hij met zijn voertuig (in strijd met artikel 76 RVV90) over de doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden en/of over de weghelft voor tegemoetkomend verkeer en/of door de berm en/of over de naast de Kottenseweg gelegen parallelweg gereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de muur (voorgevel) van) een woning,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Winterswijk Kotten, gemeente Winterswijk als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kottenseweg (N319), niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
2
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Winterswijk Kotten, gemeente Winterswijk, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,83 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Winterswijk Kotten op/aan de Kottenseweg, op of omstreeks 25 januari 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 januari 2023 rond 23.10 uur vond aan de [adres] in Winterswijk Kotten een verkeersongeval plaats. Verdachte reed in een [merk] met kenteken [kenteken] over de Kottenseweg, komende uit de richting van Winterswijk en rijdend in de richting van de Duitse grens. Op enig moment raakte hij vermoedelijk aan de linkerzijde van de weg, tolde zijn auto en belandde hij met zijn auto achterwaarts in de woning aan de [adres] . [2]
[slachtoffer 2] woont aan de [adres] in Winterswijk. Op 25 januari 2023 rond 23.00 uur zat hij met zijn vrouw televisie te kijken in hun woonkamer. Rond 23.05 uur hoorde hij een doffe klap, waarna hij een grote stofwolk zag. Er stond een auto in de woonkamer en er was een grote ravage. [slachtoffer 2] had als gevolg van het ongeval last van zijn linkerschouder, een snee op zijn linkerpols, een bult op zijn linkerknie en een gevoelige rechterknie. [3]
[slachtoffer 1] woont eveneens aan de [adres] in Winterswijk. Zij zat op 25 januari 2023 rond 23.15 uur op een stoel in de woonkamer. Uit het niets hoorde zij een knal. Zij lag door de knal naast haar stoel op de grond. Er lag van alles door de woonkamer heen, waaronder stenen en puin. Er stond een auto in de woonkamer. Een kozijn van de woning was weg en er zat een groot gat in de gevel. [4]
[slachtoffer 1] bleek bij onderzoek op 26 januari 2023 en bij meerdere contacten daarna letsel te hebben opgelopen in de vorm van gekneusde ribben, blauwe plekken en een botbreuk in de rechtervoet met beschadiging van de ligamenten. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft in dit verband aangevoerd dat verdachte niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, over een dubbele doorgetrokken streep is gereden, via de weghelft voor tegemoetkomend verkeer door de berm is gereden en over een parallelweg in de woonkamer van de woning aan de [adres] in Winterswijk is beland, terwijl hij bovendien onder invloed was van alcohol. Deze handelingen kunnen de gevolgtrekking dragen dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Dat sprake was van verontschuldigbare onmacht is niet aannemelijk geworden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet meer kan worden vastgesteld dan dat verdachte alcohol had gedronken. Het ontstaan van de slip was voor verdachte niet voorzienbaar. De raadsvrouw vraagt zich af of verdachte de slip had kunnen voorkomen als hij geen alcohol zou hebben gedronken. Er is hooguit sprake van het subsidiair ten laste gelegde veroorzaken van gevaar of van aanmerkelijke schuld in de zin van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schade en letsel is toegebracht. Niet in discussie is dat verdachte ten tijde van het verkeersongeval onder invloed was van alcohol (0,83 milligram ethanol per milliliter bloed).
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) zoals primair aan hem ten laste is gelegd. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank leidt uit de voornoemde bewijsmiddelen af dat verdachte ter hoogte van [adres] op de Kottenseweg met zijn auto in een slip is geraakt. In het proces-verbaal ‘aanrijding misdrijf’ is door de politie gerelateerd dat het ten tijde van het ongeval donker was, dat het regende/sneeuwde/hagelde en dat het wegdek nat/vochtig was. Verder is gerelateerd dat sprake was van lichte sporen van banden op de weg en van slipsporen van banden in de tuin. Meer dan dat blijkt niet uit het dossier. Hoe verdachte in de slip terecht kwam en of hem het ontstaan van de slip, door daaraan voorafgaand(e) rijgedrag/verkeersfouten, en alles dat daarna is gebeurd kan worden verweten, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. Verdachte zelf herinnert zich enkel dat hij in een slip terecht is gekomen, maar niet hoe dit is gebeurd. Hij denkt dat hij 80 km/h heeft gereden en weet bijna zeker dat hij niet te hard reed. Enige aanwijzing dat dit anders is ontbreekt in het dossier, zodat (onder meer) niet kan worden bewezen dat verdachte, zoals ten laste gelegd, heeft gereden met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was.
De Forensische Opsporing Verkeer (VerkeersOngevallenAnalyse -VOA-) van de politie, die in dit soort zaken normaliter onderzoek verricht naar de oorzaak en toedracht van verkeersongevallen, is in deze zaak om onduidelijke redenen niet ingeschakeld. Uit het dossier blijkt verder niet van enig ander (redengevend) onderzoek naar de oorzaak en toedracht van het ongeval.
Door het uitblijven van gedegen onderzoek en bij gebrek aan enig ander redengevend bewijs, kan de rechtbank niet vaststellen of sprake is geweest van (ten minste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of oplettendheid van verdachte. De enkele omstandigheid dat verdachte onder invloed was van alcohol maakt deze conclusie niet anders. Immers, in beginsel is uitsluitend de vaststelling van middelengebruik onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Om tot een veroordeling voor overtreding van artikel 5 WVW te kunnen komen, moet sprake zijn van zodanige gedragingen van verdachte dat gevaar en/of hinder wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt. Dit ‘gevaar’ heeft betrekking op de veiligheid op de weg en is gelegen in een reële kans op een ongeval. Artikel 5 WVW stelt als minimumeis een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag. Er moet ten minste enige verwijtbaarheid kunnen worden vastgesteld. Hij die zich in het verkeer van een gevaar bewust behoort te zijn, moet zichzelf in de gelegenheid stellen vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet (Hoge Raad 23 oktober 1962,
VR1963 en Hoge Raad 7 juni 2005,
NJ2005, 435).
Ook in het kader van het subsidiair tenlastegelegde kan de rechtbank enkel vaststellen dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde en een verkeersongeval heeft veroorzaakt doordat hij met zijn auto in een slip raakte. Of bij verdachte daaraan voorafgaand sprake is geweest van een zekere mate van concreet gevaarscheppend, en daarmee verwijtbaar, gedrag kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. De enkele omstandigheid dat hij onder invloed van alcohol verkeerde, is daarvoor ook hier onvoldoende. Een andere conclusie op dit punt zou neerkomen op redeneren vanuit de gevolgen. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 3, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) is bepaald dat bestuurders verplicht zijn zoveel mogelijk rechts te houden. De rechtbank merkt hierbij op dat verwijtbaarheid ten aanzien van het overtreden van dit gebod geen voorwaarde is voor een bewezenverklaring. Nu verdachte met zijn auto aan de linkerzijde van de weg is geraakt, heeft hij niet zoveel mogelijk rechts gehouden. Als gevolg hiervan is, gelet op hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen, schade en letsel aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] toegebracht. Het meer subsidiair ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Er is ten aanzien van dit feit sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 60-62;
- een schriftelijk bescheid, te weten het rapport Alcohol in het verkeer van dr. [naam 1] van het Maasstad ziekenhuis van 16 februari 2023, p. 70-71, en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 december 2023.
Ten aanzien van feit 3
Er is ten aanzien van dit feit sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2-4;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 84;
  • het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , p. 89-90;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 december 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks25 januari 2023 te Winterswijk Kotten, gemeente Winterswijk als
bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Kottenseweg (N319), niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij
letsel aan personen is ontstaan
ofenschade aan goederen is toegebracht;
2
hij op
of omstreeks25 januari 2023 te Winterswijk Kotten, gemeente Winterswijk,
als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto
), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij
een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 0,83 milligram
, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
3
hij, als degene die
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Winterswijk Kotten
op/aan de Kottenseweg, op
of omstreeks25 januari 2023 de (voornoemde) plaats
van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2] en
/of
[slachtoffer 1] ) letsel en
/ofschade was toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
overtreding van artikel 3, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0.83 milligram);
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft onder invloed van alcohol een personenauto bestuurd. Het gebruik van alcohol beïnvloedt de rijvaardigheid van een bestuurder. Verdachte wist dit, net als ieder ander, maar heeft er toch voor gekozen in de auto te stappen. Zelfs ten tijde van de afname van zijn bloed, ongeveer twee uur na het verkeersongeval, was het alcoholgehalte in het bloed van verdachte nog ruimschoots hoger dan de wettelijk toegestane grenswaarde. Daarnaast heeft verdachte, nadat hij betrokken was geraakt bij een verkeersongeval waarbij aan anderen forse schade en ook letsel was toegebracht, de plaats van het ongeval verlaten. Het is maar goed dat de politie verdachte al snel aantrof, zodat hij verantwoordelijkheid moest nemen voor zijn handelen. Dat heeft verdachte uiteindelijk ook gedaan. Hij heeft al snel na het ongeval contact gezocht met de slachtoffers en zich de nodige inspanningen getroost om ervoor te zorgen dat hun schade vergoed werd. Daarnaast heeft verdachte zelf ook forse gevolgen ondervonden van het ongeval, waaronder veel stress en een zware hersenschudding. Met dit alles houdt de rechtbank rekening.
Bij de oplegging van de straf houdt de rechtbank rekening met de LOVS-oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor op te leggen straffen in geval van overtreding van artikel 8 WVW. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen voor overtreding van artikel 7 WVW, waarbij sprake is van forse schade en van letsel. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel een forse geldboete als strafmodaliteit in deze zaak passend is, maar gelet op de financiële situatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding niet een geldboete, maar een taakstraf aan verdachte op te leggen. Door de gevolgen van het ongeval zelf heeft verdachte immers al zeer hoge lasten. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd, dit als zogenoemde ‘stok achter de deur’ met als doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijk verkeersgedrag aan de dag te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, voor het rijden onder invloed en het verlaten van de plaats van het ongeval een taakstraf voor de duur van 40 uren in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren in deze zaak passend en geboden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Met betrekking tot het niet zoveel mogelijk rechts houden overweegt de rechtbank dat dit geen misdrijf, maar een overtreding is. Daarom dient de strafmaat ten aanzien van dit feit op de voet van artikel 62, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) apart te worden bepaald. Verdachte heeft ook zelf de immense financiële gevolgen van het verkeersongeval tot op de dag van vandaag moeten ondervinden en ook in de toekomst is hij daarvan nog niet verlost. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, naast de voor de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 op te leggen straf, niet afzonderlijk nog een straf op te leggen voor de overtreding van artikel 3 RVV. Zij zal daarom toepassing geven aan artikel 9a Sr en verdachte ten aanzien van dit feit schuldig verklaren zonder oplegging van enige straf of maatregel.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
- 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot een
taakstrafvan
40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 bepaalt dat wegens het onder 1 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023039183-1, gesloten op 12 juli 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de paginanummers van het PDF-bestand van het digitale dossier (aangezien het dossier niet is doorgenummerd).
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2-3.
3.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , p. 89-90.
4.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , p. 91-92.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten de geneeskundige verklaring van [naam 2] , huisarts, van 19 april 2023, p. 58.