ECLI:NL:RBGEL:2024:9443

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
05/150860-24, 05/151041-24 (gev. ttz), 05/154889-24 (gev. ttz), 08/282458-24 (gev, ttz), 96/049581-24 (gev. ttz).
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man uit Deventer voor poging tot zware mishandeling, bedreiging en poging tot afpersing

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Deventer. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging en poging tot afpersing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 maart 2024 met een auto op een persoon is ingereden, wat resulteerde in verwondingen. Daarnaast heeft hij zijn adoptiemoeder bedreigd en geprobeerd geld van haar af te persen. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich binnen korte tijd schuldig had gemaakt aan meerdere ernstige feiten, wat een grote impact had op de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder in jeugdzorginstellingen had verbleven, en besloot om hem een kans te geven om zijn traject voort te zetten. De verdachte werd ook vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/150860-24, 05/151041-24 (gev. ttz), 05/154889-24 (gev. ttz), 08/282458-24 (gev, ttz), 96/049581-24 (gev. ttz).
Datum uitspraak : 24 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] , Ethiopië,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw mr. M. Hoekzema, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05/150860-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te [plaats] , opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1] , hoofdagent en/of [slachtoffer 2] , aspirant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "Kankerlijers" en/of "je kankermoede" en/of "je kankervader" en/of "je kankerzus", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te [plaats] , als bestuurder van een motorrijtuig (Ford Ka met kenteken [kenteken] ) heeft gereden op de weg, de Aristotelesstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Ten aanzien van parketnummer 96/049581-24
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te [plaats] (politiebureau [plaats] ), in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Ten aanzien van parketnummer 05/151041-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een personenauto, met hoge althans aanmerkelijke, dan wel verhoogde snelheid is ingereden op die [slachtoffer 3] , als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] op (de motorkap van) voornoemde personenauto terecht is gekomen en/of
- ( vervolgens) door te rijden terwijl die [slachtoffer 3] zich op de personenauto bevond, waarna die [slachtoffer 3] op de grond ten val kwam terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een personenauto, met hoge althans aanmerkelijke, dan wel verhoogde snelheid is ingereden op die [slachtoffer 3] , als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] op (de motorkap van) voornoemde personenauto terecht is gekomen en/of
- ( vervolgens) door te rijden terwijl die [slachtoffer 3] zich op de personenauto bevond, waarna die [slachtoffer 3] op de grond ten val kwam terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te [plaats] [slachtoffer 3] heeft mishandeld door:
- met een personenauto, met hoge althans aanmerkelijke, dan wel verhoogde snelheid in te rijden op die [slachtoffer 3] , als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] op (de motorkap van) voornoemde personenauto terecht kwam en/of
- ( vervolgens) door te rijden terwijl die [slachtoffer 3] zich op de personenauto bevond, waarna die [slachtoffer 3] op de grond ten val kwam.
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk: Renault Clio), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 05/154889-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, zijn moeder, te weten [slachtoffer 5] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of - enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [slachtoffer 5] via een of meerdere Whatsapp-berichten en/of spraakberichten, althans via de telefoon, dreigend de woorden toe te voegen:
- '' ik ga je opsnijden als je denkt van mij te kunnen jaten'' en/of
- '' je wil niet dat ik uit het niets kom dus app zodat je weet wat je te wachten staat als ik kom'' en/of
- '' voor het geval jullie dit licht opvatte, ik meen dit. IK BEN ETHIOPIER. NIEMAND PAKT MIJN IDENTITEIT AF ZONDER STRAF'' en/of
- '' ik meen dit als ik kom word het een delict'' en/of
- '' [slachtoffer 5] BINNEN 24 UUR IS JULLIE OUDERLIJK HUIS TOT SE GROND AFGEBRAND'' en/of
- '' we gaan samen. Deze boot gaat samen zinken als we niet tot een oplossing komen'' en/of
- '' ik ken al jullie zwakke plekken, iedereen van wie jullie houden'' en/of
- '' Ik ben een beetje moed aan het indrinken nu, maar ik zeg jullie ik ga zo komen voor jullie allebei, jullie kanker moeders, hebben jullie dat gehoord. Dat ik kom voor jullie allebei deze schip gaat samen naar beneden'' en/of
- '' jullie willen dit zo graag, kankerhoer kinderen, wollah jullie gaan het krijgen'' en/of
- '' Einde v dag hebben jullie waarschijnlijk door dat politie pas handelt nadat ik heb gehandelt'' en/of
- '' ik ga niet wachten op 1 of ander incident buiten waarvoor ik tbs krijg''
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 7 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld zijn moeder, te weten [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] , in elk geval aan (een) derde(n) een of meerdere Whatsapp-berichten en/of spraakberichten, althans via de telefoon naar voornoemde [slachtoffer 5] heeft gestuurd met de woorden en/of tekst:
- '' ik ga je opsnijden als je denkt van mij te kunnen jaten''
- '' ik ga niet wachten op 1 of ander incident buiten waarvoor ik tbs krijg''
- '' vandaag wil ik de rest van me geld, geen geintjes'' en/of
- '' Wat is die 500 euro die je van mij hebt je waard, ik ben bereid er echt heel ver voor te gaan'' en/of
- '' je weet dat ik niet stop tot ik me geld terug heb'' en/of
- ''500 euro nu, ik meen het, je kiest nu echt voor een wild iets'' en/of
- '' ik wil 5000 Hoe jullie het gaan regelen kijk maar, jullie zijn vanaf nu mijn vijand'' en/of
- '' Einde v dag hebben jullie waarschijnlijk door dat politie pas handelt nadat ik heb gehandelt''
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 08/282458-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 september 2024 te Deventer, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 6] , werkzaam als medewerker Veiligheid en Service standplaats Deventer en/of [slachtoffer 7] , werkzaam als medewerker Veiligheid & Service standplaats Deventer,, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter staande houding van verdachte door
- die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] één of meerdere keren, met kracht, in tegengestelde richting te duwen en/of
- zich één of meerdere keren los te trekken uit de greep van die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] .

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/150860-24 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 9 en p. 10;
- het aanvullend proces-verbaal, p.16;
- het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 3 t/m p. 5;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2024.
Ten aanzien van parketnummer 96/049581-24 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 3 t/m p. 5;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2024.
Ten aanzien van parketnummer 05/151041-24 [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging doodslag. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van voorwaardelijk opzet nu het inrijden met een auto op een persoon die recht voor de auto staat met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur de aanmerkelijke kans op de dood met zich brengt. Verdachte heeft het gevolg willens en wetens aanvaard omdat het niet anders kan dat het gevaar van zijn handelen voor hem duidelijk was.
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie dat ook dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit primair dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is die tijdens het incident is waargenomen door de verbalisant.
Subsidiair bepleit de raadsvrouw dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er te weinig bewijs voorhanden is om een oordeel op te baseren. Er zijn geen beelden van het incident en er is geen verkeersonderzoek ter plaatse gedaan. Voorts bepleit de raadsvrouw dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood dan wel het zwaar lichamelijk letsel van verdachte. Ook de aanwezigheid van het voorwaardelijk opzet kan volgens de verdediging niet uit het dossier worden afgeleid omdat er onvoldoende kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel. Voor het meer subsidiair tenlastegelegde is, volgens de verdediging, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs omdat er geen aangifte is gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Op dinsdag 19 maart 2024 zag verbalisant [verbalisant 1] op de [adres 2] in [plaats] dat er een man met donkere huidskleur uit een raam op de eerste verdieping van de woning van de [adres 2] te [plaats] hing. De verbalisant herkende de man als de voor hem ambtshalve bekende [verdachte] (hierna: verdachte). De verbalisant zag dat verdachte en de hem ambtshalve bekende [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) naar elkaar aan het schreeuwen waren op straat. Even later liep verdachte met versnelde pas richting de Ford Ka met kenteken [kenteken] en stapte in. Hij reed rechtdoor richting de [adres 3] en verdween uit het zicht van de verbalisant. [slachtoffer 3] liep met versnelde pas naar de Renault Clio. Even daarvoor had de verbalisant waargenomen dat hem ambtshalve bekende [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) achter het stuur van de Renault Clio zat. Verbalisant [verbalisant 1] hoorde vervolgens een geluid van een auto waarvan de bestuurder veel gas gaf. De verbalisant zag verdachte met hoge snelheid op [slachtoffer 3] en de Renault Clio inrijden. Verdachte ramde hierbij de Renault Clio en hij raakte [slachtoffer 3] . De verbalisant zag dat [slachtoffer 3] over de motorkap van de Ford Ka gleed en dat verdachte met een hoge snelheid weg reed. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij door een omstander gewezen werd op een ruzie aan het einde van de Sperwerlaan. Verbalisant [verbalisant 2] trof hierop een aantal mannen aan en een zwaar beschadigde auto. De verbalisant zag de voor hem ambtshalve bekende [slachtoffer 3] staan. [slachtoffer 3] liep hinkend en had een wond aan een van zijn handen. [slachtoffer 3] vertelde verbalisant [verbalisant 2] dat hij een conflict had met [verdachte] en dat [verdachte] hem had aangereden. [5]
Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij geruzie hoorde op straat ter hoogte van de kruising [adres 2] met de Sperwerlaan. De getuige zag een groenkleurige Ford Ka met kenteken [kenteken] op de weg staan. Hierna zag hij een blanke man met een kaal hoofd en een stoppelbaard lopen ter hoogte van IJsselgroep. De getuige zag dat de Ford Ka recht op de eerder genoemde persoon afreed. De Ford Ka remde niet af en bleef in rechte lijn op de persoon afrijden. De getuige gokt dat de Ford Ka met een snelheid van ongeveer 35 tot 40 kilometer per uur reed. De getuige zag dat de Ford Ka de eerdergenoemde persoon raakte met dezelfde snelheid. [6]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij zag dat de Ford Ka begon te rijden in de richting van de kale, blanke man. De auto reed in een rechte lijn op hem af en remde niet af. De getuige kon niet zien hoe hard de auto reed, maar het ging best hard. De getuige zag dat de auto de man raakte. Hierna zag hij de man over de motorkap van de Ford Ka rollen. De Ford Ka ramde hierna een Renault en ging er vervolgens vandoor. [7]
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat er op 19 maart 2024 op de Sperwerlaan een incident heeft plaatsgevonden waarbij een Ford Ka met kenteken [kenteken] (hierna: Ford Ka) is ingereden op [slachtoffer 3] en vervolgens tegen de Renault Clio van [slachtoffer 4] is gebotst.
Gelet op het verweer van de verdediging dient de rechtbank eerst te beoordelen of verdachte ten tijde van het incident de bestuurder van de Ford Ka is geweest. De rechtbank overweegt in dit verband dat de verdachte ambtshalve is herkend door een verbalisant ter plaatse. Ook [slachtoffer 3] wijst ene [verdachte] in een gesprek met verbalisant [verbalisant 2] aan als bestuurder van de Ford Ka. De rechtbank slaat ook acht op het feit dat verdachte ten tijde van het strafbare feit ingeschreven stond op [adres 2] in [plaats] [8] en dat verdachte bij een eerdere aanhouding van een strafbaar feit, op 10 januari 2024, is aangetroffen in diezelfde Ford Ka. [9] Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank vaststaan dat verdachte als bestuurder van de Ford Ka op [slachtoffer 3] en de Renault Clio van [slachtoffer 4] is ingereden.
De vraag is vervolgens of verdachte opzet heeft gehad om [slachtoffer 3] om het leven te brengen, zoals als eerste is ten laste gelegd onder feit 1. Dat verdachte daadwerkelijk het plan had opgevat om [slachtoffer 3] te doden (vol opzet) blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Bij haar eis gaat de officier van justitie daar ook niet van uit. De rechtbank moet daarom beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 3] heeft gehad. De officier van justitie neemt het standpunt in dat dat zo is.
Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 3] door zijn handelen zou worden gedood. Het is de vraag of die kans in dit geval “aanmerkelijk” was.
De gereden snelheid is op grond van de stukken niet precies vast te stellen. Uitgaande van de gegevens uit het procesdossier komt de rechtbank wel tot de volgende benadering ervan.
Verdachte reed in een Ford Ka, 1.3i, bouwjaar 2004. De acceleratiesnelheid van deze auto is 100 km/uur in 15,4 seconden. Volgens het aanvullend proces-verbaal bevindingen van 23 mei 2024 reed verdachte nadat hij van de [adres 2] was gekomen, vanuit (vrijwel) stilstand in op [slachtoffer 3] , “moment 2”. Volgens datzelfde proces-verbaal was de afgelegde afstand 21 meter en heeft verdachte niet geremd. Naar schatting heeft de verdachte daarom op het moment van de aanrijding dan ongeveer 31 km per uur gereden.
Naar algemene ervaringsregels is dat geen snelheid die een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Uit onderzoek van de SWOV volgt dat het risico dat een voetganger overlijdt als gevolg van een aanrijding met een auto 1,3% is bij een snelheid van 30 km per uur en 5,5% bij een snelheid van 45 km per uur.
Op grond van wat hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen aannemen dat de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 3] door het handelen van verdachte zou komen te overlijden. De rechtbank zal dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat wel kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding van een persoon door een personenauto die met meer dan geringe snelheid rijdt immers de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. De rechtbank slaat hierbij ook acht op de verklaring van [slachtoffer 3] dat als hij op het laatste moment, voordat de Renault Clio van [slachtoffer 4] werd geraakt, zijn been niet omhoog had gedaan, zijn been tussen de Ford Ka en de Renault Clio terecht was gekomen. [10] Ook moet verdachte zich daarvan bewust zijn geweest. Door gas te geven en op [slachtoffer 3] in te rijden zonder daarbij op enig moment af te remmen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg willens en wetens aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 3] en daarmee de onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat ook de onder feit 2 tenlastegelegde vernieling van de Renault Clio wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 05/154889-24 [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 21 en p. 22;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 25 met daarbij de foto’s van de telefoon van aangeefster, p. 33 t/m p. 43;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2024.
Ten aanzien van parketnummer 08/282458-24 [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit omdat hetgeen gebeurd is niet kan worden gezien als wederspannigheid. Er dient sprake te zijn van een rechtmatige uitoefening van de bediening van de ambtenaren, in dit geval bij de staande houding. De raadsvrouw stelt dat voor een rechtmatige staande houding het noodzakelijk is dat er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld, iemand moet verdachte zijn. Op pagina 13 van het dossier staat vrij duidelijk beschreven wat er plaatsgevonden heeft en dit kan, volgens de verdediging, niet worden gezien als een staande houding en dus als wederspannigheid.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de beschuldiging erkend en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Er zal nog wel apart worden ingegaan op het verweer van de raadsvrouw.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 8;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 11;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 13;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 15;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 17;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2024.
De rechtbank is van oordeel dat de betrokken ambtenaren werkzaam zijn geweest in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en dat ook op de staande houding. Uit de bewijsmiddelen volgt dat, voordat verdachte wegliep en de situatie escaleerde, verdachte is aangesproken omdat hij aan het roken was op het station en dat is verboden. Hierop is verdachte door de veiligheidsmedewerkers van NS aangesproken en werd er om zijn identiteitsbewijs en zijn vervoersbewijs gevraagd. Dit is een rechtmatige poging iemand staande te houden. identiteitsbewijs niet wilde tonen en door ook weg te (willen) lopen, met de wederspannigheid tot gevolg. Het tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummers 05/150860-24, 96/049581-24, 05/151041-24 feit 1 subsidiair en feit 2, 05/154889-24 en 08/282458-24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/150860-24
1.
hij op
of omstreeks10 januari 2024 te [plaats] , opzettelijk
een of meerambtena(
a)r(en), te weten [slachtoffer 1] , hoofdagent en
/of[slachtoffer 2] , aspirant, gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/hen de woorden toe te voegen: "Kankerlijers" en
/of"je kankermoeder" en
/of"je kankervader" en
/of"je kankerzus",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks10 januari 2024 te [plaats] , als bestuurder van een motorrijtuig (Ford Ka met kenteken [kenteken] ) heeft gereden op de weg, de Aristotelesstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Ten aanzien van parketnummer 96/049581-24
hij op
of omstreeks10 januari 2024 te [plaats] (politiebureau [plaats] ),
in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994,
geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie ofvan een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en
/ofgeen medewerking daaraan heeft verleend.
Ten aanzien van parketnummer 05/151041-24
1. subsidiair
hij op
of omstreeks19 maart 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een personenauto, met
hoge althans aanmerkelijke, dan welverhoogde snelheid is ingereden op die [slachtoffer 3] , als gevolg waarvan die [slachtoffer 3] op (de motorkap van) voornoemde personenauto terecht is gekomen en
/of
- ( vervolgens) door te rijden terwijl die [slachtoffer 3] zich op de personenauto bevond, waarna die [slachtoffer 3] op de grond ten val kwam terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op
of omstreeks19 maart 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk: Renault Clio),
in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield,
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 05/154889-24
hij op
of omstreeks7 mei 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland, zijn adoptiemoeder, te weten [slachtoffer 5] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [slachtoffer 5] via een of meerdere Whatsapp-berichten en
/ofspraakberichten,
althans via de telefoon, dreigend de woorden toe te voegen:
- '' ik ga je opsnijden als je denkt van mij te kunnen jaten'' en/
of
- '' je wil niet dat ik uit het niets kom dus app zodat je weet wat je te wachten staat als ik kom'' en
/of
- '' voor het geval jullie dit licht opvatte, ik meen dit. IK BEN ETHIOPIER. NIEMAND PAKT MIJN IDENTITEIT AF ZONDER STRAF'' en/
of
- '' ik meen dit als ik kom word het een delict'' en
/of
- '' [slachtoffer 5] BINNEN 24 UUR IS JULLIE OUDERLIJK HUIS TOT SE GROND AFGEBRAND'' en
/of
- '' we gaan samen. Deze boot gaat samen zinken als we niet tot een oplossing komen'' en
/of
- '' ik ken al jullie zwakke plekken, iedereen van wie jullie houden'' en
/of
- '' Ik ben een beetje moed aan het indrinken nu, maar ik zeg jullie ik ga zo komen voor jullie allebei, jullie kanker moeders, hebben jullie dat gehoord. Dat ik kom voor jullie allebei deze schip gaat samen naar beneden'' en
/of
- '' jullie willen dit zo graag, kankerhoer kinderen, wollah jullie gaan het krijgen'' en
/of
- '' Einde v dag hebben jullie waarschijnlijk door dat politie pas handelt nadat ik heb gehandelt'' en
/of
- '' ik ga niet wachten op 1 of ander incident buiten waarvoor ik tbs krijg''
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2
hij op
of omstreeks7 mei 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld zijn moeder, te weten [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, dat
/diegeheel
of ten deleaan die [slachtoffer 5] toebehoort,
in elk geval aan (een) derde(n) een ofen daartoe meerdere Whatsapp-berichten en/
ofspraakberichten
, althans via de telefoonnaar voornoemde [slachtoffer 5] heeft gestuurd met de woorden en
/oftekst:
- '' ik ga je opsnijden als je denkt van mij te kunnen jaten''
- '' ik ga niet wachten op 1 of ander incident buiten waarvoor ik tbs krijg''
- '' vandaag wil ik de rest van me geld, geen geintjes'' en
/of
- '' Wat is die 500 euro die je van mij hebt je waard, ik ben bereid er echt heel ver voor te gaan'' en/
of
- '' je weet dat ik niet stop tot ik me geld terug heb'' en/
of
- ''500 euro nu, ik meen het, je kiest nu echt voor een wild iets'' en
/of
- '' ik wil 5000 Hoe jullie het gaan regelen kijk maar, jullie zijn vanaf nu mijn vijand'' en/
of
- '' Einde v dag hebben jullie waarschijnlijk door dat politie pas handelt nadat ik heb gehandelt''
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 08/282458-24
hij, op
of omstreeks3 september 2024 te Deventer, zich met geweld en
/ofbedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 6] , werkzaam als medewerker Veiligheid en Service standplaats Deventer en
/of[slachtoffer 7] , werkzaam als medewerker Veiligheid & Service standplaats Deventer,, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter staande houding van verdachte door
- die [slachtoffer 6] en/
of[slachtoffer 7] één of meerdere keren, met kracht, in tegengestelde richting te duwen en
/of
- zich één of meerdere keren los te trekken uit de greep van die [slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/150860-24
feit 1:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
feit 2:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van parketnummer 96/049581-24
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van parketnummer 05/151041-24
feit 1, subsidiair:
poging tot zware mishandeling
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Ten aanzien van parketnummer 05-154889-24
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting
feit 2:
poging tot afpersing
Ten aanzien van parketnummer 08/282458-24
wederspannigheid

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om geen onvoorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen aan verdachte maar een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur, eventueel in combinatie met een overzichtelijke taakstraf die zijn traject bij Manacare niet in de weg zit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich binnen korte tijd schuldig gemaakt aan 8 strafbare feiten, waaronder een poging tot zware mishandeling waarbij hij met een auto op iemand is ingereden, en een bedreiging en een poging tot afpersing van zijn adoptiemoeder. Dit zijn ernstige feiten en voor de direct betrokkenen en de samenleving zeer verontrustend. Het is algemeen bekend dat de door verdachte gepleegde feiten een grote impact op de slachtoffers hebben en dat de slachtoffers nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren. Ook veroorzaken feiten als deze, alleen al omdat diverse omstanders hiervan getuige zijn geweest, gevoelens van onveiligheid bij die omstanders maar ook in algemene zin binnen de samenleving.
Naast bovengenoemde feiten heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan wederspannigheid en heeft hij meerdere agenten beledigd. Verdachte heeft de (politie)ambtenaren, die gewoon hun werk deden en van wie optreden (mede) nodig was vanwege het vervelende gedrag van de verdachte, in hun eer en goede naam aangetast en hun gezag als ambtsdrager ondermijnd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 26 november 2024 van verdachte waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte die hij naar voren heeft gebracht ter terechtzitting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend en geboden is. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat, gelet op de algemene ervaringsregels, het voor verdachte uitermate lastig is om na een jarenlang verblijf in jeugdzorginstellingen (eerst in het kader van reguliere jeugdzorg en daarna in het kader van een PIJ-maatregel) een plek te moeten vinden in de maatschappij. De rechtbank oordeelt dat de verdachte nog een kans moet krijgen om uit de gevangenis te blijven en om zijn traject, dat verdachte met vallen en opstaan heeft opgebouwd bij Manacare, voort te zetten.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een forse taakstraf passend en geboden is. De rechtbank zal aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 180 uur te vervangen voor 90 dagen hechtenis.
Voor feit 2 onder parketnummer 05/150860-24, het overtreden van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, wat een overtreding is, legt de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke hechtenis op voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaar.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft in verband met het feit onder parketnummer 08/284558-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 250,- aan smartengeld vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard bij een vrijspraak van het feit. Mocht er wel sprake zijn van een bewezenverklaring dan heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dient te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij van [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot smartengeld omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is. De benadeelde partij was niet ter zitting aanwezig om de vordering nader toe te lichten en aanhouding van deze strafzaak zou leiden tot onevenredige belasting van het strafrecht.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 62, 63, 180, 266, 267, 285, 302, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 107, 163, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/151041-24 primair tenlastegelegde bij feit 1.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden,
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 veroordeelt verdachte wegens de bewezenverklaarde overtreding, feit 2 onder parketnummer 05/150860-24, tot
één (1) week hechtenis,
 bepaalt dat deze hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 7] in de kosten die de verdachte in deze procedure heeft gemaakt tot vandaag begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en
mr. L.J. Saarloos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2024.
Mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. M.J. Ouweneel zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Ten aanzien van parketnummer 05/150860-24 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [slachtoffer 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024014835, gesloten op 17 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Ten aanzien van parketnummer 96/049581-24 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [slachtoffer 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024014933, gesloten op 17 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Ten aanzien van parketnummer 05/151041-24 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024139404, gesloten op 17 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12 t/m p. 13;
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19;
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 38;
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 41.
8.Proces-verbaal, p. 1.
9.Proces-verbaal van politie in zaak 05/150860-24
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19;
11.Ten aanzien van parketnummer 05/154889-24 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024207867, gesloten op 10 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld;
12.Ten aanzien van parketnummer 08/282458-24 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024413967, gesloten op 4 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.