In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 11 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen VI2 B.V. en een gedaagde partij over de afrekening van servicekosten. VI2 B.V. had de servicekosten voor de jaren 2020 en 2021 vastgesteld en deze aan de gedaagde partij in rekening gebracht. De gedaagde partij had echter een verzoek ingediend bij de huurcommissie om de afrekening te beoordelen, waarop de huurcommissie de betalingsverplichting voor de nutsvoorzieningen had vastgesteld. De kantonrechter heeft in deze uitspraak de juistheid van de eindafrekeningen van de servicekosten beoordeeld. De rechter heeft vastgesteld dat VI2 B.V. een juiste afrekening voor de servicekosten heeft verzonden, maar dat bepaalde kostenposten niet in rekening mochten worden gebracht omdat deze niet waren overeengekomen in de huurovereenkomst. De betalingsverplichting voor de servicekosten over 2020 werd vastgesteld op € 1.471,50 en over 2021 op € 1.496,94. Daarnaast werd VI2 B.V. veroordeeld tot terugbetaling van te veel betaalde kosten door de gedaagde partij, respectievelijk € 241,47 voor 2020 en € 255,92 voor 2021. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.