In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de rechtsgeldigheid van de opzegging van een overeenkomst voor de inzameling van bedrijfsafval. De partijen hadden op 10 september 2019 een overeenkomst gesloten, waarbij [eiseres] verantwoordelijk was voor de lediging van rolcontainers van [gedaagde] tegen een maandelijkse vergoeding. De overeenkomst had een looptijd van 36 maanden en kon alleen schriftelijk met een opzegtermijn van zes maanden worden opgezegd. [gedaagde] stelde dat zij de overeenkomst op 28 juni 2022 per e-mail had opgezegd, maar [eiseres] betwistte de rechtsgeldigheid van deze opzegging, omdat deze niet schriftelijk en aangetekend was gedaan, zoals vereist in de overeenkomst en de algemene voorwaarden.
De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van [gedaagde] niet rechtsgeldig was, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van de overeenkomst. Echter, de kantonrechter concludeerde dat [eiseres] in haar communicatie had erkend dat de overeenkomst per 1 juli 2024 zou eindigen. [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van openstaande facturen ter waarde van € 825,29, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering van [eiseres] kwam uit op € 1.053,13, inclusief proceskosten van € 780,72. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de veroordeling moest voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.