Uitspraak
1.De procedure
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de kantonrechter op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een bevoegdheidsincident. De eiseres, die procedeert in persoon, heeft een vordering ingesteld tegen ING Bank N.V. met betrekking tot een consumentenkredietovereenkomst die zij samen met haar wijlen echtgenoot heeft gesloten. De eiseres vordert onder andere betaling van een bedrag van € 328.931,52, alsook andere bedragen die voortvloeien uit de overeenkomst en schade die zij heeft geleden door de onderhandse executoriale verkoop van haar woning door ING. ING heeft echter een bevoegdheidsincident opgeworpen en verzocht om de kantonrechter zich onbevoegd te verklaren, stellende dat de vorderingen voortkomen uit een zakelijk krediet en niet uit een consumentenkredietovereenkomst zoals bedoeld in artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van artikel 93 Rv en geconcludeerd dat er geen sprake is van een vordering die voortkomt uit een consumentenkredietovereenkomst. Hierdoor is de kantonrechter onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen en is de zaak verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.