ECLI:NL:RBGEL:2024:9352

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
AWB - 21_1313
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek inzake struweelhaag en spuitzone op agrarisch perceel

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 26 januari 2021 beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 mei 2020, waarin haar verzoek tot handhavend optreden tegen de derde-partij ongegrond werd verklaard. Eiseres bezit twee percelen in [plaats], waarvan één met haar woning, die grenzen aan de fruitboomgaard van de derde-partij. Eiseres stelde dat de struweelhaag niet conform het groenplan was ingeplant en dat er geen rekening was gehouden met de 50-meter spuitzone ten opzichte van haar woning.

De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres, de gemachtigde van het college en de derde-partij aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de struweelhaag inderdaad conform het groenplan was ingeplant, en dat het college terecht had besloten dat er geen overtreding was. Wat betreft de spuitzone oordeelde de rechtbank dat perceel [nummer 2] niet meegeteld hoefde te worden, omdat het bestemmingsplan een afstand van 50 meter tot woningen voorschrijft en perceel [nummer 2] niet als zodanig werd aangemerkt.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de beslissing op bezwaar in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Emaus Visschers, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1313

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe, het college
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats] , derde-partij.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 26 januari 2021, waarin het bezwaar tegen het besluit van 29 mei 2020 tot afwijzing van het verzoek tot handhavend optreden ongegrond is verklaard.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van het college en de derde-partij met zijn vader [persoon A] .

Achtergrond

2. Eiseres bezit aan [locatie 1] in [plaats] twee naast elkaar gelegen percelen. [1] Op één van de percelen van eiseres staat de woning van eiseres. Deze percelen grenzen aan de fruitboomgaard van de derde-partij. De derde-partij heeft een fruitboomgaard ter hoogte van [locatie 2] in [plaats] . [2]
2.1.
Eiseres heeft op 20 december 2019 het college verzocht om handhavend op te treden tegen activiteiten op het perceel van de derde-partij. Eiseres stelt in haar verzoek dat sprake is van de volgende overtredingen:
  • De struweelhaag is niet ingeplant in overeenstemming met het groenplan;
  • Op perceel [nummer 1] wordt ten onrechte geen rekening gehouden met de 50-meter spuitzone ten opzichte van de woning van eiseres.
2.2.
Op 29 mei 2020 heeft het college een besluit genomen op het verzoek tot handhaving van eiseres.
2.3.
Op 29 mei 2020 heeft het college de derde-partij in kennis gesteld dat het voornemens is om handhavend op te treden met een last onder dwangsom.
2.4.
Op 4 juni 2020 heeft een toezichthouder van het college een controle ter plaatse uitgevoerd. Tijdens deze controle heeft de toezichthouder geconstateerd dat de struweelhaag is ingeplant overeenkomstig het groenplan.
2.5.
Op 23 juni 2020 heeft het college de derde-partij in kennis gesteld dat het afziet van handhaving.
2.6.
Op 21 september 2020 heeft het college besloten om het besluit van 29 mei 2020 te herzien, omdat geen sprake meer is van een overtreding. [3]
2.7.
Op 26 januari 2021 heeft het college met de beslissing op bezwaar besloten om het besluit van 21 september 2020 geheel in stand te laten met aanvulling van de motivering.

Beroepsgronden

Is de struweelhaag juist ingeplant?
3. Eiseres betoogt dat de struweelhaag die is ingeplant door de derde-partij niet overeenkomt met het groenplan en dat daarom sprake is van een overtreding. Zo is, in tegenstelling tot hoe de struweelhaag is ingetekend op het groenplan, de struweelhaag niet twee meter breed ingeplant.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat de derde-partij op 22 juni 2017 een omgevingsvergunning heeft verkregen voor het bouwen van een woning en een fruitschuur en het aanleggen van een uitweg op het perceel: [gemeente] , [sectie] , [nummer 1] (de omgevingsvergunning). Aan deze omgevingsvergunning is volgende voorwaarde verbonden:
‘2. Voorwaarden en Voorschriften
Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:

Ten aan zien van strijdig gebruik gronden

Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken mogen niet eerder in gebruik zijn genomen dan nadat de bij de planregels en bijbehorende tekening (Groenplan, d.d. 7-6-2017) aangegeven maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting volledig zijn gerealiseerd.
Een uitsnede van het ‘Groenplan, d.d. 7-6-2017’ is hieronder opgenomen:
3.2.
In het rapport van 29 januari 2020, waarin een toezichthouder van het college de uitgevoerde controle van 22 januari 2020 bij de percelen van de derde-partij heeft gerapporteerd is het volgende opgenomen:
‘Ter plaatse een controle uitgevoerd met betrekking tot het inplanten van een struweelhaag langs de perceelsgrens.
(zie tekening)
(…)
Op locatie verschillende afstanden gemeten:
  • De afstand vanaf de aanwezige struweelhaag aan de achterzijde tot de perceelsgrens is 3,80 meter. Zie foto 3 t/m 7.
  • De afstand vanaf de aanwezige struweelhaag aan de voorzijde tot de sloot (houten bruine paal) is 6,00 meter. Zie foto 13’
In het voornemen tot handhavend optreden dat was gericht aan de derde-partij heeft het college het volgende opgenomen:
‘Overtreding
Wij hebben gezien dat de struweelhaag niet is ingeplant conform de omgevingsvergunning. Aan de voorzijde is 3,8 meter struweelhaag niet ingeplant (foto 3 t/m 7 van het controlerapport). Aan de achterzijde mist 6,00 meter struweelhaag. Hiermee overtreedt u artikel 2.3 van de Wabo.
In het rapport van 5 juni 2020, waarin een toezichthouder van het college de uitgevoerde controle van 4 juni 2020 bij de percelen van de derde-partij heeft gerapporteerd is het volgende opgenomen:
‘Struweelhaag is geplaatst conform verleende vergunning groen plan. Bewateren vindt nu plaats voor de struweelhaag.
3.3.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft besloten dat in de huidige situatie geen sprake meer is van de door eiseres gestelde overtreding van het groenplan. Tijdens de controle van 4 juni 2020 heeft een toezichthouder van het college namelijk vastgesteld dat de struweelhaag in overeenstemming met het groenplan is aangeplant. De stelling van eiseres dat de struweelhaag twee meter breed aangeplant dient te zijn volgt de rechtbank niet. Op het groenplan is namelijk geen maatvoering opgenomen wat betreft de breedte van de struweelhaag. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet perceel [nummer 2] worden meegenomen in de berekening van de spuitzone?
4. Eiseres betoogt dat het college ten onrechte perceel [nummer 2] niet meerekent bij de beoordeling van de te hanteren spuitzone. Eiseres betoogt dat haar perceel met [nummer 2] feitelijk in gebruik is als tuin en hierdoor vanaf de perceelsgrens van dit perceel een spuitzone van 50 meter geldt. Hierdoor had het college moeten handhaven tegen de derde-partij, omdat de derde-partij de pruimboomgaard op perceel [nummer 1] , dat grenst aan perceel [nummer 2] , bespuit met chemische bestrijdingsmiddelen. Eiseres stelt verder dat een woordvoerder van de belasting samenwerking Rivierenland (BSR) haar heeft toegezegd dat ook perceel [nummer 2] behoort tot het woonperceel.
4.1.
De rechtbank overweegt dat op het moment dat de beslissing op bezwaar werd genomen, het bestemmingplan ‘Buitengebied’ (bestemmingsplan) gold. Op grond van dit bestemmingsplan had perceel [nummer 1] de bestemming ‘Landelijk gebied II’. Artikel 5, eerste lid van het bestemmingsplan luidt, voor zover relevant:

Artikel 5 Landelijk gebied II
1. Doeleindenomschrijving
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- Uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat:
(…)
Onder het doel ‘uitoefening van het agrarisch bedrijf’ is niet begrepen:
- Boom- en heesterkwekerij en fruitteelt in de vorm van nieuwe boomgaarden binnen een afstand van 50 m van woningen.’
Op grond van artikel 1, aanhef en onder k, van het bestemmingsplan wordt onder ‘woning’ verstaan: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht de spuitzone niet heeft berekend vanaf de perceelsgrens van perceel [nummer 2] . Los van de vraag of perceel [nummer 2] feitelijk wordt gebruikt als tuin, dient volgens het bestemmingsplan een afstand van 50 meter te worden aangehouden tot woningen. De tuin hoort daar, zo blijkt uit de definitie van ‘woning’ in het bestemmingsplan, niet bij. Hierdoor is het op grond van het toen geldende bestemmingsplan uitgesloten dat moet worden gerekend vanaf de perceelsgrens van perceel [nummer 2] . De stelling van eiseres dat een woordvoerder van de BSR haar heeft toegezegd dat perceel [nummer 2] behoort tot het woonperceel, wat daar ook van zij, maakt dit oordeel niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit betreft de percelen [gemeente] , [sectie] , [nummer 3] en [nummer 2] .
2.Dit betreft de percelen [gemeente] , [sectie] , [nummer 4] en [nummer 1] .
3.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het bezwaar van eiseres van rechtswege betrekking op het besluit van 21 september 2020.