ECLI:NL:RBGEL:2024:9332

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
AWB - 22_378
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om handhaving tegen activiteiten op een perceel met betrekking tot spuitzones en bestemmingsplannen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 21 december 2021, waarin het bezwaar tegen het besluit van 7 mei 2021 tot afwijzing van het verzoek tot handhavend optreden is afgewezen. Eiser, woonachtig in [plaats], heeft op 14 april 2021 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe verzocht om handhavend op te treden tegen activiteiten op het perceel van de derde-partij, gelegen tegenover zijn woning. Eiser stelt dat er sprake is van overtredingen met betrekking tot de 50-meter spuitzone en het niet naleven van het groenplan.

De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van het college en de derde-partij aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft besloten om het handhavingsverzoek af te wijzen, omdat de ingeplante fruitbomen niet binnen de 50 meter van de woning van eiser staan. De rechtbank stelt vast dat de spuitzone niet moet worden berekend vanaf de erfgrens van de tuin van eiser, maar vanaf de woning zelf, zoals bepaald in het bestemmingsplan.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.M.C.F. de Groen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe, het college
(gemachtigde: [naam gemachtigde]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats], derde-partij.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 21 december 2021, waarin het bezwaar tegen het besluit van 7 mei 2021 tot afwijzing van het verzoek tot handhavend optreden is afgewezen.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college en de derde-partij met zijn vader [persoon A].

Achtergrond

2. Eiser is woonachtig in de woning aan [locatie 1] in [plaats]. Deze woning is gelegen tegenover het perceel van de derde-partij, dat kadastraal bekend is als ‘[gemeente], [sectie], [nummer]’ en is gelegen ter hoogte van [locatie 2] in [plaats] (perceel [nummer]).
2.1.
Eiser heeft op 14 april 2021 het college verzocht om handhavend op te treden tegen activiteiten die plaatsvinden op het perceel van de derde-partij. Eiser stelt in zijn verzoek dat sprake is van de volgende overtredingen:
  • Op perceel [nummer] wordt ten onrechte geen rekening gehouden met de 50-meter spuitzone ten opzichte van de woning van eiser;
  • Het groenplan is niet uitgevoerd conform de verleende omgevingsvergunning.
2.2.
Op 7 mei 2021 heeft het college besloten om het handhavingsverzoek van eiser af te wijzen omdat er volgens het college geen overtredingen plaatsvinden. Het college concludeert dat de ingeplante fruitbomen niet binnen 50 meter van de woning van eiser staan.
2.3.
Op 21 december 2021 heeft het college met de beslissing op bezwaar besloten om het besluit van 7 mei 2021 geheel in stand te laten met aanvulling van de motivatie.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van een overtreding?
5. Eiser betoogt dat het college ten onrechte niet handhavend optreedt tegen de derde-partij. Eiser stelt dat op perceel [nummer], en daarmee binnen 50 meter van de erfgrens van zijn perceel, fruitbomen worden bespoten met chemische gewasbeschermingsmiddelen. Gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat tuinen binnen de beschermingszone van 50 meter vallen, is volgens eiser in dit geval sprake van een overtreding.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat op het moment dat de beslissing op bezwaar werd genomen, het bestemmingplan ‘Buitengebied’ (bestemmingsplan) gold. Op grond van dit bestemmingsplan had perceel [nummer] de bestemming ‘Landelijk gebied II’. Artikel 5, eerste lid van het bestemmingsplan luidt, voor zover relevant:

Artikel 5 Landelijk gebied II
1. Doeleindenomschrijving
De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- Uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat:
(…)
Onder het doel ‘uitoefening van het agrarisch bedrijf’ is niet begrepen:
- Boom- en heesterkwekerij en fruitteelt in de vorm van nieuwe boomgaarden binnen een afstand van 50 m van woningen.’
Op grond van artikel 1, aanhef en onder k, van het bestemmingsplan wordt onder ‘woning’ verstaan: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser in het beroepschrift uitsluitend een beroepsgrond heeft gericht tegen de beslissing van het college wat betreft de 50-meter spuitzone. Hierdoor zal de rechtbank niet ingaan op het verzoek van eiser aan het college om handhavend op te treden tegen het niet nakomen van het groenplan.
5.3.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht de spuitzone niet heeft berekend vanaf de erfgrens van het perceel van eiser. Volgens het bestemmingsplan dient een afstand van 50 meter te worden aangehouden tot woningen. De tuin hoort daar, zo blijkt uit de definitie van ‘woning’ in het bestemmingsplan, niet bij. Hierdoor is het op grond van het toen geldende bestemmingsplan uitgesloten dat moet worden gerekend vanaf de tuin van eiser. De genoemde rechtspraak door eiser ziet op het bepalen van spuitzones in het kader van de vaststelling van bestemmingsplannen en niet in het kader van een overtreding. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling zijn de planregels leidend en dienen planregels letterlijk te worden uitgelegd voor beantwoording van de vraag of sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. [1] De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op [*].
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4532, r.o. 4.2.