ECLI:NL:RBGEL:2024:9328

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
C/05/443282 / JE RK 24-1125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling in een familiezakenprocedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 december 2024 een beschikking gegeven over de vaststelling van een omgangsregeling tussen de moeder en haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen wonen sinds augustus 2024 bij hun vader, die het eenhoofdig gezag over hen heeft. De moeder, die niet verschenen was op de zitting, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om een omgangsregeling vast te stellen. De GI heeft verzocht om een regeling waarbij de kinderen twee keer per maand van vrijdag tot dinsdag bij de moeder verblijven, met een verdeling van de schoolvakanties. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen behoefte hebben aan rust en stabiliteit, en dat de huidige verstandhouding tussen de ouders niet goed is. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de zelfstandige verzoeken van de moeder afgewezen, omdat een 50/50-regeling niet passend werd geacht. De ouders hebben wel overeenstemming bereikt over de omgang tijdens de kerstvakantie van 2024/2025. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een voorstel te doen voor een vast schema voor de schoolvakanties, om verdere conflicten tussen de ouders te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/443282 / JE RK 24-1125
Datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de omgangsregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
hierna te noemen: de GI,
over
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.W. Post te Zutphen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 november 2024;
- het verweerschrift van de moeder, met zelfstandige verzoeken, met bijlagen van 2 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.4.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer C/05/443271 / JE RK 24-1123. De beslissing in die zaak wordt in een afzonderlijke beschikking gegeven.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 22 december 2021 van deze rechtbank is het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is de vader belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen sinds augustus 2024 weer bij hun vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 november 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 20 december 2024.

3.Het (aangevulde) verzoek

3.1.
De GI verzoekt een omgangsregeling met de moeder vast te stellen.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek aangevuld, nu het petitum van het verzoek niet is ingevuld. De GI verzoekt de kinderrechter om een omgangsregeling met de moeder vast te stellen, waarbij er twee keer per maand omgang is met de moeder van vrijdag (uit school) tot dinsdag (uit school) en deels in de schoolvakanties. De GI heeft het verzoek gehandhaafd en nader gemotiveerd. De GI is van mening dat de kinderen behoefte aan stabiliteit hebben. Dit kan bereikt worden door de verzochte omgangsregeling. Op de langere termijn kan de omgangsregeling worden aangepast, maar dit is afhankelijk van de onderlinge verhouding van de ouders. Op dit moment is de onderlinge verhouding tussen de ouders niet goed, waardoor er weinig ruimte bestaat voor een andere omgangsregeling. Om de rust te bewaren is het van belang dat de ouders zo min mogelijk contact hebben met elkaar. Daarom is de verzochte omgangsregeling zo ingestoken, dat de moeder de kinderen vrijdag uit school haalt en omgang met de kinderen heeft tot dinsdag en de kinderen dan naar school brengt. De vader haalt de kinderen weer op dinsdag uit school. De schoolvakanties worden door de ouders gedeeld. De GI betreurt het dat het ouders niet lukt om met hun emoties over de andere ouder om te gaan en hoopt dat een nieuwe hulpverlener de ouders hierin verder kan begeleiden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is bij verweerschrift verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Daarnaast is door en namens de moeder bij zelfstandig verzoek primair verzocht tot het vaststellen van een omgangsregeling waarbij de kinderen eens per twee weken van vrijdag na schooltijd tot zondag 18:00 uur bij de vader te verblijven. Indien onderzoek heeft aangetoond dat de situatie bij de vader veilig is en de kinderen regelmatig naar school gaan, verzoekt de moeder subsidiair om een 50/50-regeling, waarbij de kinderen de ene week bij de moeder verblijven en de andere week bij de vader. Tot slot wordt verzocht dat de kinderrechter een regeling vaststelt.
Tijdens de mondelinge behandeling is het verweer en zijn de verzoeken namens de moeder gehandhaafd en nader toegelicht. De moeder is van mening dat er sprake is van strijd tussen de ouders. Daarnaast gaan de kinderen regelmatig niet naar school en heeft de vader ook tijdens het afgelopen wisselmoment de kinderen thuisgehouden vanwege vermeende ziekte. De moeder maakt zich zorgen over het schoolverzuim van de kinderen en of de kinderen wel echt ziek zijn. Daarnaast heeft de moeder zorgen over de signalen van onveiligheid bij de vader en over de vieze en oude kleding van de kinderen. De moeder is in staat om de kinderen veilig op te voeden en om de kinderen verzorgd naar school te laten gaan. De door de moeder primair verzochte omgangsregeling realiseert dit. Namens de moeder is subsidiair verzocht tot een 50/50-regeling, zodat de ouders een gelijke verdeling hebben en met zo min mogelijk contact kunnen werken aan hun eigen aandachtspunten en de onderlinge communicatie. Op deze manier kan de GI ook beide opvoedsituaties onderzoeken.
4.2.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij achter het verzoek van de GI staat en is verzocht tot afwijzing van de zelfstandige verzoeken van de moeder. De verstandhouding met de moeder is op dit moment niet goed en de ouders komen er samen niet uit. Er is veel wantrouwen over en weer en de ouders kunnen niet tot samenwerking komen. Dit heeft zijn weerslag op de kinderen. Zo heeft [minderjarige 1] zorgelijke uitspraken gedaan over de wens niet meer te willen leven. De kinderen hebben behoefte aan rust en stabiliteit. Het is van belang dat de wisseldagen bij de omgang goed en rustig verlopen. De vader is van mening dat de door de GI verzochte omgangsregeling deze rust brengt, omdat er minder wisseldagen zijn. Op dit moment is er al een regeling voor de omgang, maar de moeder komt deze regeling niet na en houdt de kinderen te lang bij zich. De vader heeft daarom wel zorgen over de verdeling van de schoolvakanties, omdat deze op dit moment nog niet concreet verdeeld zijn. De vader verzoekt dat de GI met een concrete en vaste verdeling komt, omdat het de ouders naar alle waarschijnlijkheid ook niet zal lukken om de schoolvakanties onderling in goed overleg te verdelen. Daarnaast wordt door en namens de vader betwist dat hij [minderjarige 1] heeft mishandeld of pijn heeft gedaan. De kinderen zijn van de melding bij de politie en de nasleep hiervan geschrokken. Er is geen bewijs dat de vader de kinderen pijn doet en volgens de vader bevestigt deze situatie dat er geen vertrouwen over en weer is tussen de ouders. Door en namens de vader is verzocht om de zelfstandige verzoeken van de moeder af te wijzen, nu het in het belang van de kinderen is dat er zo min mogelijk aan hen getrokken wordt.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorgregeling of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van artikel 1:265g, tweede lid BW kan de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Verder geldt op grond van het bepaalde in artikel 1:265g, derde lid BW dat deze regeling als een regeling als bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid, onder a BW geldt, zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd.
5.2.
Uit de mondelinge behandeling en de overgelegde stukken is het de kinderrechter gebleken dat de ouders een slechte verstandhouding hebben. Het lukt de ouders niet om onderling te communiceren of om samen te werken. Daarbij is er sprake van een groot wantrouwen over en weer. Er is sprake van een hevige strijd tussen de ouders. Dit heeft een groot effect op de kinderen, omdat de reeds bestaande omgangsregeling daardoor niet altijd volgens de afspraken verloopt. Dit zorgt voor onduidelijkheid en onrust bij de kinderen, omdat zij niet weten wanneer en voor hoe lang ze bij elke ouder verblijven. Voorkomen moet worden dat de kinderen klem komen te zitten in een loyaliteitsconflict. Gelet op het feit dat [minderjarige 1] zorgelijke uitspraken heeft gedaan, dient hier de komende periode extra aandacht voor te zijn. Het is de kinderrechter daarom voldoende onderbouwd gebleken dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld. De kinderen hebben voorlopig het meeste behoefte aan rust en stabiliteit, door zo min mogelijk wisseldagen. De vader heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen en de kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vader. Daarom is een omgangsregeling met de ouder zonder gezag, de moeder, het meest passend. Gelet op de onderlinge verstandhouding acht de kinderrechter een door de moeder verzochte 50/50-regeling niet passend. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI daarom toe en wijst de zelfstandige verzoeken van de moeder af.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders over en weer de vrees hebben dat zij niet tot onderlinge overeenstemming kunnen komen over een verdeling van de schoolvakanties. Daartoe is tijdens de mondelinge behandeling de afspraak gemaakt dat de GI zo spoedig mogelijk met een voorstel komt om de schoolvakanties volgens een concreet en vast schema te verdelen. Op deze manier wordt strijd tussen de ouders zo veel mogelijk voorkomen en hebben de kinderen duidelijkheid over wanneer ze bij welke ouder verblijven in de vakanties.
5.4.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling wel overeenstemming bereikt over een regeling voor aanstaande kerstvakantie van 2024/2025 en wel als volgt:
  • de moeder haalt de kinderen op 20 december 2024 uit school, waarna de moeder de kinderen op 24 december 2024 om 12:00 uur naar de vader brengt;
  • de vader brengt de kinderen op 26 december 2024 om 12:00 uur naar de moeder;
  • de moeder brengt de kinderen op 27 december om 13:00 uur naar de vader;
  • de vader brengt de kinderen op 31 december 2024 om 13:00 uur naar de moeder;
  • de moeder brengt de kinderen op 2 januari 2025 om 13:00 uur naar de vader.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de omgangsregeling als volgt vaststellen, met ingang van 13 december 2024:
  • twee keer per maand omgang met de moeder (in de oneven weken) van vrijdag (uit school) tot dinsdag (uit school);
  • de GI neemt het initiatief om met de ouders tot een vast schema
voor een verdeling van de schoolvakanties te komen;
- de kerstvakantie van 2024/2025 is zoals in overweging 5.4. verdeeld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt als omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
  • twee keer per maand (in de oneven weken) omgang van vrijdag (uit school) tot dinsdag (uit school);
  • de GI neemt de regie om in overeenstemming met de ouders tot een vast schema
voor een verdeling van de schoolvakanties te komen;
- de kerstvakantie van 2024/2025 is als volgt verdeeld:
o de moeder haalt de kinderen op 20 december 2024 uit school, waarna de moeder de kinderen op 24 december 2024 om 12:00 uur naar de vader brengt;
o de vader brengt de kinderen op 26 december 2024 om 12:00 uur naar de moeder;
o de moeder brengt de kinderen op 27 december om 13:00 uur naar de vader;
o de vader brengt de kinderen op 31 december 2024 om 13:00 uur naar de moeder;
o de moeder brengt de kinderen op 2 januari 2025 om 13:00 uur naar de vader;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr. E.J. Davids, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.C. Zwanikken als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.