In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure waarbij de verzoeken van de moeder en vader over het gezag en de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen aan de orde zijn. De rechtbank heeft eerder op 19 juni 2024 een tussenbeschikking gegeven waarin de echtscheiding werd uitgesproken en voorlopige zorgregelingen werden vastgesteld. De moeder verzocht om eenhoofdig gezag, terwijl de vader zich verzet tegen deze wijziging. De rechtbank heeft in haar beoordeling het Verdrag van Istanbul betrokken, dat de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld waarborgt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd om het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag af te wijzen, maar om de zorgregeling uit te breiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld en dat dit hun welzijn beïnvloedt. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent over de kinderen en dat de zorgregeling voor de kinderen wordt gewijzigd, zodat zij om het weekend bij de vader verblijven. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.