ECLI:NL:RBGEL:2024:9301

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
444086
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met huiselijk geweld

Op 20 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter oordeelde dat het rapport van de Raad onvoldoende aandacht heeft besteed aan de gevolgen van het huiselijk geweld door de vader op het gevoel van veiligheid van de kinderen en hun ontwikkeling. De kinderrechter wees het verzoek tot ondertoezichtstelling af, omdat deze maatregel op dat moment niet effectief zou zijn en niet zou bijdragen aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging. De ouders van de kinderen zijn verwikkeld in financiële geschillen en juridische procedures, wat hun vermogen om de situatie zelfstandig te verbeteren belemmert. De vader steunde het verzoek van de Raad, terwijl de moeder zich ertegen verzette, stellende dat de Raad een onvolledig beeld schetst en dat een jeugdbeschermer de dynamiek tussen de ouders niet zou verbeteren. De kinderrechter concludeerde dat, ondanks de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen, de huidige hulpverlening en de bereidheid van de ouders om samen te werken voldoende zijn om de situatie voorlopig te stabiliseren zonder ingrijpen van de kinderbescherming. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. dr. E.L. de Jongh, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/444086 / JE RK 24-1204
Datum uitspraak: 20 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
hierna te noemen de Raad,
over
[naam minderjarig 1], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. W.H. Boer te Heerde.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 november 2024,
  • het gewijzigde verzoekschrift, ontvangen op 25 november 2024,
  • het verweerschrift van de moeder van 27 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
Het verzoek is tegelijk behandeld met het verzoek over het gezag en de zorgregeling (C/05/420283 / ES RK 23-223).

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . [minderjarige 1] heeft een andere biologische vader, met wie zij af en toe contact heeft.
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek van de Raad

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd, omdat de kinderen langere tijd en zeer regelmatig getuige zijn geweest van huiselijk geweld tussen hun ouders, waarbij er voornamelijk werd geschreeuwd en gescholden. Het is ook voorgekomen dat de vader is uitgevallen tegen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de oudste zoon van de moeder. Dit heeft impact op het welzijn, gevoel van veiligheid en de ontwikkeling van de kinderen. Tussen de ouders zijn er nog flinke financiële geschillen en er lopen meerdere gerechtelijke procedures. Dit vraagt veel van de energie en financiën van de ouders. Zij zijn hierdoor onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met het verzoek van de Raad om de kinderen onder toezicht te stellen. Hij hoopt dat een jeugdbeschermer kan zorgen dat de kinderen gezien en gehoord worden, dat afspraken worden nagekomen en de jeugdbeschermer kan zorgen dat de juiste keuzes gemaakt worden voor de kinderen als de ouders daar onderling niet uitkomen.
4.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij meent dat het rapport van de Raad een onvolledig beeld van de situatie schetst en de Raad te makkelijk naar een beschermingsmaatregel grijpt. Een ondertoezichtstelling grijpt in op het gezag en deze interventie is niet nodig als de moeder het eenhoofdig gezag krijgt. De moeder verwacht dat de dynamiek tussen ouders niet zal veranderen met de inzet van een jeugdbeschermer, omdat er te weinig kennis is van de problematiek van intieme terreur waardoor de onveiligheid van de moeder en de kinderen mogelijk alleen maar toe zal nemen. Een jeugdbeschermer zal namelijk geneigd zijn om in te zetten op samenwerking tussen ouders waardoor de moeder wederom wordt blootgesteld aan manipulatief en schadelijk gedrag vanuit de vader.
4.3.
De GI heeft sterke twijfels geuit over de haalbarheid en doelmatigheid van een beschermingsmaatregel. Zolang er nog zoveel juridische strijd en financiële geschillen bestaan tussen de ouders, zal wat een jeugdbeschermer zegt niet ontvangen kunnen worden door de ouders.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal het verzoek afwijzen en uitleggen waarom.
5.2.
Het is duidelijk dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen hebben veel last van de schadelijke dynamiek tussen hun ouders, die financieel en emotioneel in beslag worden genomen door de vele juridische procedures en financiële geschillen die nog steeds spelen. Daarnaast stelt de Raad in het rapport vast dat de kinderen slachtoffer en getuige zijn van huiselijk geweld, waarbij er tegen hen geschreeuwd is door hun vader en er bewoordingen zijn gebruikt die een kind niet van een ouder zou moeten horen.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat in het rapport onvoldoende aandacht is besteed aan de gevolgen van het gedrag van de vader op het gevoel van veiligheid van de kinderen en het effect hiervan op hun zelfvertrouwen en verdere ontwikkeling. De vader heeft verklaard dat hij op het moment van de uitbarstingen niet goed in zijn vel zat en de geluidsopnames waarin te horen is hoe hij tegen de kinderen spreekt uit hun verband zijn gerukt of uit de context zijn gehaald. De rechtbank heeft in de echtscheidingsbeschikking van 19 juni 2024 al duidelijk gemaakt dat de bewoordingen en toon die de vader gebruikt richting de kinderen in geen enkele situatie te verantwoorden is. Toch verklaart de vader op 11 oktober 2024 tegen de raadsonderzoeker wederom dat de geluidsfragmenten uit de context zijn gehaald en uit hun verband zijn gerukt. De rechtbank maakt zich ernstig zorgen over het gebrek aan inzicht bij de vader en of de vader in staat is om zijn boosheid en frustratie weg te houden bij de kinderen.
5.4.
Naast dat er sprake moet zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, moet de kinderrechter ook beoordelen in hoeverre hulpverlening in het vrijwillig kader niet geaccepteerd wordt of niet toereikend is én of een beschermingsmaatregel doelmatig is. De kinderrechter is van oordeel dat aan deze vereisten niet wordt voldaan. Er is hulpverlening betrokken voor de kinderen via Act4Kids en de ouders volgen een traject solo parallel ouderschap. De ouders werken hier aan mee. De Raad heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welke andere hulp nodig is. Ook blijkt niet dat de ouders niet bereid zouden zijn om deze hulp binnen een vrijwillig kader te accepteren. Daarnaast heeft de zittingsvertegenwoordiger van de GI verklaard dat de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling op dit moment minimaal is. Zolang er forse financiële geschillen en procedures tussen de ouders lopen, zullen de ouders dit niet los kunnen zien van beslissingen die zij samen over de kinderen moeten nemen. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat een beschermingsmaatregel, in ieder geval op dit moment, niet effectief is en onvoldoende kan bijdragen aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024, in aanwezigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.