ECLI:NL:RBGEL:2024:9287

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
444376
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een leveringsovereenkomst in kort geding tussen twee besloten vennootschappen in de eiersector

In deze zaak vorderen de eisende partijen, twee besloten vennootschappen actief in de eiersector, nakoming van een leveringsovereenkomst van eieren door de gedaagde partijen, eveneens besloten vennootschappen. De eisende partijen stellen dat er een onvoorwaardelijke overeenkomst is gesloten, terwijl de gedaagde partijen beweren dat de overeenkomst onder een voorwaarde is aangegaan, namelijk de mogelijke overname van de eisende partij door de gedaagde partij. De voorzieningenrechter oordeelt dat de overeenkomst onvoorwaardelijk is en dat de gedaagde partijen gehouden zijn tot nakoming van hun verplichtingen. De eisende partijen hebben een spoedeisend belang bij de nakoming, aangezien zij prijsafspraken hebben gemaakt met hun klanten die afhankelijk zijn van de levering van eieren. De gedaagde partijen hebben verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van de eisende partijen toewijsbaar zijn. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst en tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij in gebreke blijven. Tevens worden de proceskosten aan de eisende partijen toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/444376 / KG ZA 24-406
Vonnis in kort geding van 20 december 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
1.
[eiseres 1],
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
2.
[eiseres 2],
beide gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [eiseres 1] en [eiseres 2] ,
advocaten: mr. S.H.O. Aben en mr. H. Ruiter te Weert,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
1.
[gedaagde 1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
2.
[gedaagde 2],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. R.E.P. de Koning te Veenendaal,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20;
- de aanvullende producties 21 tot en met 24 van [eiseres 1] en [eiseres 2] ;
- de mondelinge behandeling van 6 december 2024
- de pleitnota van [eiseres 1] en [eiseres 2] ;
- de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met productie 1.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 2] staat aan het hoofd van een concern dat zich bezig houdt met de verwerking van eieren in eindproducten. De in- en verkoop van eieren vindt binnen het concern plaats via [eiseres 1] . [naam 1] en [naam 2] zijn beiden indirect bestuurders van [eiseres 2] .
2.2.
[gedaagde 1] exploiteert een onderneming in de productie, inkoop, verkoop, levering en verwerking van eieren en staat aan het hoofd van een concern. Binnen het concern zijn [gedaagde 2] en [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) verantwoordelijk voor de verkoop en levering van eieren. [naam 3] is enig bestuurder van [gedaagde 1] .
2.3.
Sinds mei 2024 hebben partijen gesproken over een mogelijk overname van [eiseres 1] door [gedaagde 1] . Tevens hebben zij gesproken over de levering van eieren door [gedaagde 1] aan [eiseres 1] .
2.4.
[naam 4] – CFO bij [eiseres 2] – heeft vervolgens op 19 september 2024 het volgende bericht naar [naam 5] , sales manager bij [gedaagde 2] , gestuurd:
‘Zoals besproken hebben wij ( [eiseres 2] en [gedaagde 1] ) een aantal afspraken gemaakt die we middels deze email willen bevestigen. Het gaat om de definitieve inkoop en levering van eieren van [gedaagde 1] aan [eiseres 2] (meer specifiek [eiseres 1] ) inkoop opties en aanvragen.
[…]
Nr.
Producten
Kwaliteit
Houderij
Hoeveelheid per wagen
Aantal wagens per week
Periode
Vaste prijs per kilo
1.1
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Scharrel
302.4
2
48 weken vanaf 1 oktober 2024 t/m 31 augustus 2025
€ 1,45
1.2
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Scharrel
302.4
1
52 weken vanaf 1 jan 2025 t/m 31 dec 2025
€ 1,45
1.3
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Scharrel
302.4
1,5
52 weken vanaf 1 jan 2025 t/m 31 dec 2025
€ 1,40
1.4
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Vrije uitloop
302.4
1
52 weken vanaf 1 jan 2025 t/m 31 dec 2025
€ 1,60
(…)
Naast deze definitieve inkoopovereenkomsten hebben we de volgende inkoop opties vastgelegd bij jullie:
Nr.
Producten
Kwaliteit
Houderij
Hoeveelheid per wagen
Aantal wagens per week
Periode
Vaste prijs per kilo
2.1
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Scharrel
302.4
5
52 weken vanaf 1 jan 2025 t/m 31 dec 2025
€ 1,40
2.2
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Vrije uitloop
302.4
1
52 weken vanaf 1 jan 2025 t/m 31 dec 2025
€ 1,60
2.3
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Scharrel
302.4
3
52 weken vanaf 1 jan 2025 t/m 31 dec 2025
€ 1,40
2.4
Eieren in schaal
Verse eieren ter seperatie
Kooi
302.4
2
52 weken vanaf 1 jan 2025 t/m 31 dec 2025
€ 1,30
(…) Ik ontvang graag jouw bevestiging op bovenstaande uiteenzetting van afspraken.’
2.5.
Op 25 september 2024 heeft [naam 5] op het e-mailbericht van [naam 4] gereageerd met het volgende bericht:
“Conform afspraak bevestig ik hierbij onze afspraak.
Graag vernemen wij binnen 2 weken de optionele volumes, omdat de markt erg gril is.”
2.6.
Op 1 oktober 2024 heeft [naam 4] aan [naam 5] bevestigd eveneens gebruik te willen maken van de inkoopopties uit tabel nr. 2.1 tot en met 2.4:
“Conform ons telefoongesprek gisteren bevestig ik middels deze email onze afspraak dat wij van de inkoopopties willen gebruikmaken, meer specifiek nummer 2.1 t/m 2.4 conform mijn email van 19 september 2024 om 14:15 uur, tevens hieronder bijgevoegd.”
2.7.
Met een e-mailbericht van 8 oktober 2024 heeft [naam 4] aan [naam 5] gevraagd waarom de overeengekomen levering van eieren per 1 oktober 2024 nog niet heeft plaatsgevonden. Bij e-mailberichten van 16 oktober en 1 november 2024 heeft [naam 4] nogmaals navraag bij [naam 5] gedaan over de te leveren eieren.
2.8.
Met een bericht van 23 oktober 2024 heeft [naam 6] , werkzaam bij [bedrijf 1] , het volgende bericht aan [naam 4] gestuurd:
“DEAL buiten mij om, en we zijn nog op zoek naar de eieren…”
2.9.
Op 18 november 2024 heeft [naam 4] aan [naam 6] het volgende bericht gestuurd:
“We spraken ons zojuist telefonisch. Jij hebt mij verzocht de lijst met de door jullie verkochte en door ons gekochte eieren door te sturen in verband met jullie ei-stromen planning. Hieronder stuur ik jou de emailbevestiging van hetgeen overeengekomen. Het gaat om de twee tabellen met nummer 1.1 t/m 2.4. Zoals je weet dienen wij twee wagen scharrel te ontvangen vanaf 1 oktober. Vanaf 1 januari komen er 14,5 wagens bij van diverse houderijsystemen, zoals hieronder uitgezet. Totaal dus 16,5 wagens per week vanaf 1 januari.”
2.10.
Per e-mailbericht van 19 november 2024 heeft [gedaagde 1] aan [naam 1] geschreven dat de leveringsovereenkomst niet zal worden nagekomen, omdat de leveringsovereenkomst verband houdt met de mogelijke overname van [eiseres 1] door [gedaagde 1] .
[…]
“Inzake de levering van eieren ben ik zaterdag 09 november ook duidelijk geweest. Die leveringen houden verband met de overname van de onderneming. Gedachte daarbij is immers altijd geweest dat [gedaagde 1] dan in feite aan zichzelf levert, waarbij de prijs voor de leveringen dan niet van het meest cruciale belang is. Nu na het beeindigen van de gesprekken over een mogelijke overname ook de levering van de eieren van de baan is, zullen er nieuwe zakelijke afspraken gemaakt moeten worden over de eventuele leveringen van eieren.”
[…]
2.11.
Vervolgens heeft de advocaat van eisende partijen per brief van 25 november 2024 gedaagden partijen gesommeerd tot nakoming van de overeenkomst en aansprakelijk gesteld voor, en gesommeerd tot betaling van, de schade die door de niet-nakoming van de overeenkomst zou zijn veroorzaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen na eisvermindering, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt, tot nakoming van hun verplichtingen onder de gesloten overeenkomsten vanaf datum vonnis, in het bijzonder tot nakoming van de wekelijkse verplichting tot het leveren van eieren zoals bepaald in de overeenkomsten;
II. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] al dan niet hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00 per dag, voor iedere dag dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] vanaf 1 januari 2025 tekortschiet(en) in de nakoming van de in sub I beschreven verplichting, tot een maximumbedrag van € 5.000.000,00;
III. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Met betrekking tot het spoedeisend belang hebben [eiseres 2] en [eiseres 1] gesteld dat zij al prijsafspraken hebben gemaakt voor de levering van eierproducten aan haar klanten. Deze prijsafspraken zijn gebaseerd op de inkoopprijzen van de eieren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Dit betekent dat [eiseres 2] en [eiseres 1] nu voortdurend schade lijden als een gevolg van het moeten inkopen van duurdere eieren bij derden. Daartegenover hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangevoerd dat een spoedeisend belang bij de vorderingen van [eiseres 2] en [eiseres 1] zou ontbreken, omdat [eiseres 2] en [eiseres 1] inmiddels elders eieren hebben ingekocht en dus voldoende instroom hebben voor hun productie, maar dit neemt naar oordeel van de voorzieningenrechter niet [eiseres 2] dat [eiseres 2] en [eiseres 1] door die duurdere inkoop voortdurend schade lijden. Gelet daarop hebben [eiseres 2] en [eiseres 1] het spoedeisend belang voldoende onderbouwd.
Vordering tot nakoming in kort geding
4.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat een kort geding een voorlopige voorziening behelst. Volgens hen ziet de vordering tot nakoming van de leveringsovereenkomst op een definitief oordeel, wat dus in kort geding niet kan.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat evenals de bodemrechter de rechter in kort geding op de voet van artikel 3:296 BW degene die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten hem daartoe kan veroordelen. Anders dan de bodemrechter is de rechter in kort geding echter niet verplicht tot nakoming van een rechtsplicht te veroordelen omdat een belangenafweging met zich kan brengen dat een veroordeling tot nakoming achterwege moet blijven. De voorzieningenrechter kan dus ook in kort geding een vordering tot nakoming van een overeenkomst toewijzen.
Partijen bij de leveringsovereenkomst
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat er een overeenkomst (hierna: de leveringsovereenkomst) zoals omschreven in de e-mail van [naam 4] van 19 september 2024 voor de levering van eieren tot stand is gekomen. Partijen twisten wel over de vraag wie partij is bij die leveringsovereenkomst. Volgens eisende partijen is de leveringsovereenkomst tot stand gekomen tussen [eiseres 2] en [eiseres 1] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds. Daartegenover voeren gedaagden aan dat [eiseres 2] en [eiseres 1] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij onvoldoende hebben gesteld en onderbouwd tussen welke partijen de leveringsovereenkomst is gesloten.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat [naam 4] in zijn mail van 19 september 2024 waarin de leveringsovereenkomst staat omschreven, schrijft dat het gaat om gemaakte afspraken voor de levering van eieren door [gedaagde 1] aan [eiseres 2] , meer specifiek [eiseres 1]
.[naam 5] heeft deze afspraken vervolgens namens [gedaagde 1] bevestigd in zijn mail van 25 september 2024. Gelet op die partijduiding gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de leveringsovereenkomst tot stand gekomen tussen [gedaagde 1] en [eiseres 1] .
4.5.
Voor zover [eiseres 2] en [eiseres 1] stellen dat [gedaagde 2] , middels [naam 5] , eveneens zou zijn gebonden aan de leveringsovereenkomst stelt de voorzieningenrechter voorop dat het antwoord op de vraag of iemand bij het sluiten van een overeenkomst met een ander in eigen naam – dat wil zeggen als wederpartij van die ander is opgetreden, afhangt van hetgeen hij en die ander daaromtrent over en weer uit elkaar verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977, NJ 1977/521). [naam 5] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij verantwoordelijk is binnen [gedaagde 1] voor de verkoop van eieren. Het enkele feit dat in de elektronisch handtekening van [naam 5] ook [gedaagde 2] staat opgenomen, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde 2] naast [gedaagde 1] aan de leveringsovereenkomst zou zijn gebonden, dan wel dat de wil van partijen daarop gericht was. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen voor zover die zien op [eiseres 2] en [gedaagde 2] worden afgewezen. In het navolgende zal daarom alleen worden ingegaan op de vorderingen ten aanzien van [eiseres 1] en [gedaagde 1] .
Voorwaarde bij de leveringsovereenkomst
4.6.
Met betrekking tot de leveringsovereenkomst heeft [gedaagde 1] gesteld dat het een overeenkomst is met een voorwaardelijk karakter. Volgens [gedaagde 1] zijn partijen de leveringsovereenkomst aangegaan onder de voorwaarde dat [gedaagde 1] [eiseres 1] van [eiseres 2] zou overnemen middels een activa-passivatransactie. Uiteindelijk is de transactie niet doorgegaan, waardoor [gedaagde 1] , volgens haar, niet verplicht zou zijn de eieren te leveren conform de leveringsovereenkomst. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [gedaagde 1] een schriftelijke verklaring van [naam 5] overgelegd. Daarin verklaart [naam 5] dat op 24 september 2024 een gesprek heeft plaatsgevonden in België tussen [naam 1] , [naam 2] , [naam 4] , [gedaagde 1] en hemzelf. In dat gesprek zouden tussen partijen de prijsafspraken voor de levering van de eieren zijn gemaakt. Daarbij zou door [gedaagde 1] tevens zijn gezegd dat als de overname van [eiseres 1] door [gedaagde 1] niet doorgaat, de afgesproken prijzen ook niet geboden konden worden door [gedaagde 1] . Ter zitting heeft [gedaagde 1] de verklaring van [naam 5] beaamd en daaraan toegevoegd dat deze voorwaarde niet tussen partijen op papier is gezet in verband met onderzoeken van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) die liepen bij [eiseres 1] . [eiseres 1] heeft betwist dat tussen partijen een voorwaarde zou zijn overeengekomen bij de leveringsovereenkomst, dan wel dat hierover zou zijn gesproken in België.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt dat onvoldoende is komen vast te staan dat partijen een voorwaarde zijn overeengekomen bij de leveringsovereenkomst. Uit de correspondentie tussen partijen wordt niet kenbaar dat de leveringsovereenkomst voorwaardelijk zou zijn. Daarin wordt namelijk nergens gesproken over enige voorwaarde. De verklaring van [gedaagde 1] voor dat ontbreken inhoudende dat de voorwaarde niet terug te zien is in de correspondentie, omdat dit gevoelig zou liggen in verband met onderzoeken van de ACM bij [eiseres 1] , is daartoe onvoldoende en overtuigt vooralsnog niet. Bovendien hebben [gedaagde 1] en de aan haar gelieerde vennootschappen zich vanaf 1 oktober 2024 ook gehouden gevoeld om de eieren te leveren aan [eiseres 1] en hebben zij daar ook zo naar gehandeld. Op 23 oktober 2024 heeft [naam 6] een bericht gestuurd naar [naam 4] dat zij nog op zoek zijn naar eieren om te leveren aan [eiseres 1] en blijkt uit een later bericht van [naam 4] van 18 november 2024 dat [naam 4] en [naam 6] hebben gesproken over de door [gedaagde 1] verkochte eieren aan [eiseres 1] en de ei-stromenplanning van [gedaagde 1] . Dit was reeds nadat [gedaagde 1] op 8 november 2024 de onderhandelingen over de overname van [eiseres 1] door [gedaagde 1] had afgebroken. De enkele verklaring van [naam 5] en [gedaagde 1] zijn onvoldoende nu [naam 2] en [naam 4] desgevraagd ter zitting hebben weersproken dat tijdens het gesprek op 24 september 2024 een voorwaarde bij de leveringsovereenkomst onderwerp van gesprek zou zijn geweest. Gelet daarop betreft de leveringsovereenkomst naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een onvoorwaardelijke overeenkomst en is [gedaagde 1] dus gehouden tot levering van de afgesproken hoeveelheid eieren. Het onder I gevorderde zal daarom worden toegewezen. Een belangenafweging maakt dat niet anders. [eiseres 1] heeft groot belang bij levering van de eieren zodat zij haar verplichtingen jegens haar klanten kan nakomen zonder voortdurend schade te leiden. Het belang van [gedaagde 1] om niet gehouden te worden aan de overeenkomst omdat zij mogelijk duurder eieren moet inkopen, weegt niet zwaarder dan het belang van [eiseres 1] .
4.8.
[gedaagde 1] heeft voorts gesteld dat nakoming van de leveringsovereenkomst niet van haar kan worden verlangd wegens onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW. Volgens [gedaagde 1] zijn deze onvoorziene omstandigheden erin gelegen dat de activa-passivatransactie tussen [eiseres 1] en [gedaagde 1] niet is doorgegaan en de geboden eierprijs daarmee samenhangt. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat zolang partijen in de fase van due diligence zitten het niet doorgaan van een activa-passivatransactie niet als een onvoorziene omstandigheid kan gelden in de zin van artikel 6:258 BW. [gedaagde 1] heeft verder nog gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij gehouden zou zijn om de eieren te leveren, maar dit heeft zij onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat een lage prijs is bedongen voor de te leveren eieren is daarvoor op zichzelf onvoldoende.
4.9.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen zoals hierna bepaald en gemaximeerd.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde 1] is in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.085,37
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis hun verplichtingen onder de gesloten leveringsovereenkomst jegens [eiseres 1] na te komen vanaf datum vonnis, in het bijzonder de nakoming van de wekelijkse verplichting tot levering van eieren zoals bepaald in de leveringsovereenkomst,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres 1] een dwangsom te betalen van € 6.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde 1] niet aan de onder 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.400.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 2.085,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.