ECLI:NL:RBGEL:2024:9249

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11257098
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over onbetaalde facturen en aanspraak op wettelijke rente en incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil over onbetaalde facturen tussen [eiseres] en [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 11.877,50, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering was gebaseerd op vier facturen, waarvan een deel al was betaald binnen de overeengekomen betalingstermijn van 45 dagen. De kantonrechter oordeelde dat er geen verzuim was, omdat de eerste drie facturen tijdig waren voldaan. De eiseres had het bedrag van de reeds betaalde facturen in mindering gebracht op de oorspronkelijke vordering.

De gedaagde voerde verweer en stelde dat niet alle overeengekomen werkzaamheden waren uitgevoerd, maar dit verweer werd door de kantonrechter gepasseerd wegens gebrek aan onderbouwing. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde een bedrag van € 37.607,01 verschuldigd was, waarvan € 27.500,00 al was betaald. Dit leidde tot een openstaand bedrag van € 10.107,01, waarvoor de gedaagde in verzuim was gekomen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

Daarnaast is de gedaagde in het ongelijk gesteld en moet zij de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.586,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11257098 \ CV EXPL 24-2438
Vonnis van 13 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Smits Legal Bedrijfsjuristen,
tegen
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis 16 augustus 2024 een mondelinge behandeling bepaald. Op 28 november 2024 heeft de gemachtigde van [eiseres] producties 5 tot en met 8 in het geding gebracht. Op 10 december 2024 zijn voor de kantonrechter verschenen [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door mr. M. Smits. Namens [gedaagde] is niemand verschenen. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling gebeld met [naam 3] , die namens [gedaagde] verweer heeft gevoerd en ter zitting een nadere toelichting op dat verweer heeft gegeven. Verwezen wordt naar de aantekeningen die de griffier van de mondelinge behandeling heeft gemaakt.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 11.877,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 10.107,01 vanaf 17 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening.
De aanvankelijke vordering bestaat uit een hoofdsom van € 45.401,09 (betreffende vier facturen), € 541,48 aan wettelijke handelsrente en € 1.229,01 aan buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien [gedaagde] op 7 juni 2024 een betaling heeft verricht van € 35.294,08, heeft [eiseres] voornoemd bedrag reeds in mindering gebracht.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Volgens haar zijn de eerste drie facturen (met nummers 1019, 1020 en 1021) tijdig betaald. Van de laatste factuur, met nummer 1023, is alleen het gedeelte betaald waarvoor [eiseres] werkzaamheden heeft verricht, te weten een bedrag van € 27.500,00.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn het erover eens dat een betalingstermijn van 45 dagen na factuurdatum geldt. De facturen met nummers 1019, 1020 en 1021, die op 26 april 2024 door [eiseres] aan [gedaagde] zijn verzonden, zijn op 7 juni 2024 door [gedaagde] voldaan. Daarmee zijn die facturen binnen de overeengekomen betalingstermijn betaald. [gedaagde] is aldus nimmer in verzuim gekomen en anders dan gevorderd maakt [eiseres] dan ook geen aanspraak op de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten, voor zover betrekking op voornoemde facturen.
3.2.
Ten aanzien van factuur 1023 geldt het volgende.
Als niet weersproken heeft [gedaagde] aan [eiseres] de opdracht verstrekt zoals opgenomen in purchase order 24-0600. Het betreft een opdracht waarvoor [eiseres] arbeid en materialen zou leveren aan [gedaagde] . De waarde van deze purchase order bedraagt € 37.607,01 (inclusief btw). De kantonrechter passeert het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] niet alle overeengekomen werkzaamheden heeft uitgevoerd. Aangezien [gedaagde] op dit punt haar stelling in het geheel niet onderbouwt, bestaat daarvoor geen enkele grond.
3.3.
[gedaagde] is dan ook aan [eiseres] een bedrag van € 37.607,01 verschuldigd. Met haar betaling van 7 juni 2024 heeft [gedaagde] € 27.500,00 aan [eiseres] betaald. Dat betekent dat zij een bedrag van € 10.107,01 ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Gezien de factuurdatum van 29 april 2024 en de betalingstermijn van 45 dagen na factuurdatum is [gedaagde] per 13 juni 2024 in verzuim gekomen. Dat betekent dat [gedaagde] per die datum, als onbetwist, de wettelijke handelsrente over dat bedrag verschuldigd is en ook is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, die worden berekend over het nog resterende bedrag.
3.4.
Concreet betekent dit dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 10.107,01, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 13 juni 2024. Aan buitengerechtelijke incassokosten is [gedaagde] € 876,07 verschuldigd. Dit bedrag is gebaseerd op de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en gerelateerd aan de toegewezen hoofdsom.
3.5
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.586,22

4.De beslissing

4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 10.983,08, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 10.107,01 vanaf 13 juni 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.586,22, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
51588 / 858