Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
- een constante snelheid van de bestuurder van de Audi;
- een te late keuze voor het beslismoment van de bestuurder van de Audi om de rijbaan over te steken voor de naderende BMW;
- een zeer snelle reactie(tijd) van de bestuurder van de Audi;
- en de afwezigheid van dwang tot ook maar enige ontwijkende reactie van de bestuurder van de BMW.
3.De bewezenverklaring
of omstreeks21 december 2022 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn,
in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
ongeveergelegen tussen de 88 en 96 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
/of
/ofde maximumsnelheid ter plaatse en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en
/ofvoornoemde kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en
/of
, althans in aanrijding gekomen met,een ander motorrijtuig dat vanaf de voornoemde afrit van de rijksweg A1 de door hem bereden rijstrook overstak,
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
ontzegtverdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maandenen bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging, te weten
6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.