ECLI:NL:RBGEL:2024:9246

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
150413.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door snelheidsovertreding en onoplettendheid

Op 19 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 21 december 2022 te Apeldoorn, waarbij een andere bestuurder om het leven kwam. De verdachte reed met een snelheid tussen de 88 en 96 kilometer per uur op de Zutphensestraat (N345), terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig had gehandeld. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank concludeerde dat er een causaal verband bestond tussen de snelheidsovertreding van de verdachte en het dodelijke ongeval, en dat de verdachte had moeten zien dat er tijdelijke verkeersborden stonden die de maximumsnelheid aangaven. De uitspraak benadrukte de ernst van de gevolgen van het verkeersongeval en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.150413.23
Datum uitspraak : 19 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadslieden: mr. P.L. Hellinga en mr. J.R.T. Jonker, advocaten in Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 december 2022 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Zutphensestraat (N345), zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 88 en 96 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg, de Zutphensestraat (N345), met de afrit (links Voorst) van de rijksweg A1 naderde en/of
- terwijl een of meerdere voertuigen gebruik maakten van de uitvoegstrook op voornoemde afrit,
- niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of de maximumsnelheid ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- met een snelheid van ongeveer 93 kilometer per uur is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een ander motorrijtuig dat vanaf de voornoemde afrit van de rijksweg A1 de door hem bereden rijstrook overstak,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 december 2022 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Zutphensestraat (N345),
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 88 en 96 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg, de Zutphensestraat (N345), met de afrit (links Voorst) van de rijksweg A1 naderde en/of
- terwijl een of meerdere voertuigen gebruik maakten van de uitvoegstrook op voornoemde afrit,
- niet de snelheid van het door hem bestuurde voertuig heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of de maximumsnelheid ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en/of
- met een snelheid van ongeveer 93 kilometer per uur is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een ander voertuig dat vanaf de voornoemde afrit van de rijksweg A1 de door hem bereden rijstrook overstak,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 december 2022 reed verdachte als bestuurder van een personenauto (BMW X5) op de Zutphensestraat (N345) komende uit de richting van Voorst en rijdende in de richting van Apeldoorn. Vanaf de afrit 21 van de Rijksweg A1 links, komende uit de richting van Deventer en rijdende in de richting van de T-splitsing met de Zutphensestraat kwam een Audi. De Audi diende voorrang te verlenen aan verdachte. De voorrangsregeling was aangeduid met haaientanden en bord B6. Om onbekende reden heeft de Audi geen voorrang verleend aan de BMW van verdachte. Ter hoogte van de T-splitsing van de Rijksweg A1 links en de Zutphensestraat botste de personenauto van verdachte tegen de linkerflank van de Audi. Voor de bestuurders van beide personenauto’s bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid normaal gesproken 80 km/uur. Ter plaatse was een tijdelijke snelheidsbeperking in verband met wegwerkzaamheden op de Rijksweg A1, hierdoor bedroeg de ter plaatse maximumsnelheid voor beide bestuurders 50 km/uur. [2]
Als gevolg van de botsing is de bestuurster van de Audi, [slachtoffer] , overleden. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, in die zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden door te hard te rijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Verdachte kan slechts één waarnemingsfout worden verweten, namelijk het niet zien van de (tijdelijke) verkeersborden die een maximumsnelheid van 50 km/uur aangaven. Deze waarnemingsfout, gecombineerd met het licht gas bijgeven om een conflict met een invoegende bestuurder te voorkomen, leidt niet tot de vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid.
Daarnaast ontbreekt het causaal verband tussen het maken van die fout en het overlijden van de bestuurster van de Audi. Uit het aanvullende proces-verbaal van de politie en de beoordeling van de door verdachte ingeschakelde deskundige Seegers blijkt dat niet kan worden vastgesteld dat áls verdachte met een snelheid van 50 km/uur zou hebben gereden, er geen ongeluk zou hebben plaatsgevonden.
Het subsidiair tenlastegelegde kan volgens de raadslieden wel bewezen worden.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor is vereist dat het gedrag van de verdachte ten minste aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, moet gekeken worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
Verder is van belang dat niet alleen al uit de ernst van de gevolgen van het foutieve verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in bovenstaande zin.
Snelheid
De verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat er vóór het viaduct onder de A1 door tijdelijke borden stonden met het gebod om maximaal 50 km/uur te rijden. Hij verklaarde dat hij daar met een snelheid van ongeveer 80 km/uur heeft gereden. Om ruimte te maken voor een invoegend voertuig dat vanaf de A1 op de Zutphensestraat wilde invoegen, heeft hij zijn snelheid vlak ná het viaduct iets verhoogd.
De politie heeft een indicatieve snelheidsberekening gemaakt van de gereden snelheid van de BMW. Deze berekening is gebaseerd op de wet van behoud van impuls, toegepast op de omstandigheden van dit geval, namelijk de beide betrokken auto’s, de botsplaats en de eindpositie van beide voertuigen. Uit deze berekening volgt dat de bestuurder van de BMW direct voor de botsing met de Audi moet hebben gereden met een minimale snelheid van 88 km/uur en een maximumsnelheid van 96 km/uur. [4]
Uit de crashdata van de airbags van de BMW blijkt dat op het moment van de botsing met de Audi een snelheid van 93,04 km/uur werd geregistreerd. [5]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte ten tijde van de botsing 93 km/uur reed. Dit is aanzienlijk hoger dan de geldende maximumsnelheid.
Vermijdbaarheid
Door de politie is onderzoek gedaan naar de dynamische vermijdbaarheid. Dat onderzoek is initieel uitgevoerd door de dienst FO Verkeer van de politie op 24 maart 2023. Naar aanleiding van door de verdediging ingediende onderzoekswensen is opdracht gegeven tot het opmaken van het aanvullend proces-verbaal van 5 april 2024. De raadkamer van de rechtbank heeft vervolgens in zijn beslissing van 16 mei 2024 over de door de verdediging ingediende onderzoekswensen geconstateerd dat er mogelijk enige discrepantie is tussen de initieel opgemaakte vermijdbaarheidsanalyse en het aanvullende proces-verbaal van 5 april 2024. De raadkamer heeft in overweging gegeven de verbalisant een nieuw aanvullend proces-verbaal te laten opmaken, waarin onder meer wordt gevraagd na te gaan of enige aanrijding zeker zou hebben plaatsgevonden als verdachte 50 km/uur had gereden. Om die reden is op 19 juni 2024 nog een aanvullend proces-verbaal door de FO Verkeer opgemaakt.
Aan deze processen-verbaal ligt ten grondslag de gedachte dat de bestuurster van de Audi op enig moment de beslissing heeft genomen om de rijstrook van de BMW over te steken, op basis van een inschatting die zij heeft gemaakt van de naderingssnelheid van de BMW. [6] De FO Verkeer heeft in het eerste rapport tot uitgangspunt genomen dat de bestuurster van de Audi 1,86 maal (93,04/50) zo veel tijd had gehad om de rijstrook van de bestuurder van de BMW over te steken als bestuurder van de BMW met de toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur had gereden. Daaruit leidt de verbalisant af dat er een grote kans bestaat dat de bestuurster van de Audi over voldoende tijd kon beschikken om de rijstrook bestemd voor de bestuurder van de BMW geheel te kunnen oversteken, wanneer deze gereden zou hebben met een constante snelheid van 50 km/uur, omdat deze verklaard heeft dat zijn voertuig voor het ongeval begon te remmen. De FO Verkeer concludeert dat bij een remmen voor het ongeval door de bestuurder van de BMW en bij een gereden snelheid van 50 km/uur, het ongeval nagenoeg zeker niet had plaatsgevonden, doordat de bestuurster van de Audi daardoor nog meer tijd ter beschikking zou hebben gehad. [7]
In het aanvullend proces-verbaal van 5 april 2024 heeft de verbalisant verklaard dat, wanneer de bestuurder van de BMW 50 km/uur zou hebben gereden, de BMW met de achterzijde van de Audi in botsing zou zijn gekomen en niet met het bestuurdersportier. [8]
Tot slot heeft de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal van 19 juni 2024 aangegeven dat zijn bovenstaande conclusie uit het proces-verbaal van 5 april 2024 is gebaseerd op een zeer extreem scenario waarbij is uitgegaan van:
  • een constante snelheid van de bestuurder van de Audi;
  • een te late keuze voor het beslismoment van de bestuurder van de Audi om de rijbaan over te steken voor de naderende BMW;
  • een zeer snelle reactie(tijd) van de bestuurder van de Audi;
  • en de afwezigheid van dwang tot ook maar enige ontwijkende reactie van de bestuurder van de BMW.
Ieder ander reëel scenario impliceert een grotere veiligere marge, voor het oversteken van de bestuurder van de Audi.
Dit zeer extreme scenario doorgevoerd zou, indien de bestuurder van de BMW helemaal aan de linkerzijde van zijn rijstrook reed, de linker voorzijde van de BMW, net de achterbumper van de Audi hebben geraakt. In die theoretische exercitie had er (slechts) een schampaanrijding van de achterbumper van de Audi hebben plaatsgevonden, met een botssnelheid van de BMW van 50 km/uur. Daarbij zou uitsluitend de achterbumper van de Audi zijn vernield en had de bestuurder van de Audi (vrijwel zeker) geen letsel opgelopen. [9]
De rechtbank concludeert op basis van de onderzoeken naar de dynamische vermijdbaarheid dat als verdachte 50 km/uur zou hebben gereden, hij enkel in het zeer extreme scenario de achterbumper van de Audi had geraakt. Aannemelijk is dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden wanneer verdachte de toegestane snelheid van 50 km/uur zou hebben gereden. De rechtbank is zodoende van oordeel dat er een voldoende causaal verband bestaat tussen de snelheidsovertreding van verdachte en het verkeersongeval dat is ontstaan.
Aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig
Vlak na het ongeval heeft onderzoek plaats gevonden op de plek van het ongeval. Verbalisant zag dat er op de plaats van het ongeval een tijdelijke verkeersmaatregel van toepassing was, in de vorm van een snelheidsbeperking. Op een afstand van circa 176 meter voor de botsplaats waren aan beide zijden van de rijbaan borden geplaatst met het model A1 conform bijlage 1 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, met daarop vermeld 50. [10] Deze foto’s van de situatie op 21 december 2022 zijn ook ter zitting getoond.
Uit het onderzoek blijkt verder dat het zicht goed was, dat de beide betrokken voertuigen geen gebreken vertoonden en dat verdachte niet onder invloed van drugs of alcohol was.
Verdachte heeft verklaard dat hij de borden met daarop 50 niet heeft gezien. [11]
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel, dat gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Verdachte reed op de Zutphensestraat richting Apeldoorn. Vóór de plaats van het ongeval stonden borden waarop 50 stond vermeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geruime tijd de gelegenheid heeft gehad deze borden waar te nemen, bij het naderen van de borden als bij het passeren ervan had hij deze borden moeten zien en zijn snelheid moeten aanpassen. Er is in dit geval dus geen sprake van een enkel moment van onoplettendheid. Vast staat dat verdachte aanzienlijk harder heeft gereden dan op dat moment was toegestaan. Bovendien heeft hij zijn snelheid vlak voor de botsing nog iets verhoogd, zodat hij ook harder heeft gereden dan de door hem veronderstelde maximumsnelheid van 80 km/uur. Hierdoor heeft hij zichzelf in de positie gebracht dat hij geen mogelijkheid meer had om de onverwacht overstekende Audi te ontwijken of zijn eigen auto tijdig tot stilstand te brengen.
Hiermee is het gedrag van verdachte aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en is het daarom aan zijn schuld te wijten dat het verkeersongeval had plaatsgevonden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 december 2022 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn,
in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Zutphensestraat (N345),
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid,
ongeveergelegen tussen de 88 en 96 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg, de Zutphensestraat (N345), met de afrit (links Voorst) van de rijksweg A1 naderde en
/of
- terwijl een of meerdere voertuigen gebruik maakten van de uitvoegstrook op voornoemde afrit,
- niet de snelheid van het door hem bestuurde motorrijtuig heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en
/ofde maximumsnelheid ter plaatse en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en
/ofvoornoemde kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en
/of
- met een snelheid van ongeveer 93 kilometer per uur is gebotst tegen
, althans in aanrijding gekomen met,een ander motorrijtuig dat vanaf de voornoemde afrit van de rijksweg A1 de door hem bereden rijstrook overstak,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot taakstraf van 240 uur en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben verzocht om een eventuele rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn eigen bedrijf. Een onvoorwaardelijke rijontzegging betekent dat hij zijn bedrijf stil moet leggen en gedurende die tijd geen inkomsten heeft.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto de borden met daarop een tijdelijke snelheidsbeperking niet gezien. Hierdoor reed hij aanzienlijk harder dan op dat moment was toegestaan. Op de kruising met de afrit van de A1 kwam op dat moment een Audi aanrijden. Deze heeft aan verdachte geen voorrang verleend, waardoor er een aanrijding heeft plaatsgevonden. Als gevolg van deze aanrijding is de bestuurster van de Audi overleden. Dit leed is voor de nabestaanden groot en onherstelbaar. Tijdens de zitting hebben de ouders van het slachtoffer ieder voor zichzelf door middel van het spreekrecht op indringende wijze verwoord wat het verlies van hun destijds 19-jarige dochter voor hen betekent en is uiting gegeven aan hun verdriet.
Verdachte heeft de gevolgen van zijn handelen uiteraard niet gewild. Ook voor verdachte geldt dat hij de last van de gevolgen van het ongeval zal moeten dragen. Hij heeft ook direct na het ongeval te kennen gegeven contact met de familie van het slachtoffer te willen opnemen, maar hem werd verteld dat de familie eerst de resultaten van het onderzoek wilde afwachten. Ter zitting heeft hij dat nog eens herhaald. De rechtbank betreurt dat er geen contact heeft kunnen plaatsvinden, zeker omdat het ongeval al bijna twee jaar geleden heeft plaatsgevonden.
Uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS wordt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met aanmerkelijke schuld en de dood als gevolg, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar als uitgangspunt genomen.
Bij de oplegging van de straf zal de rechtbank rekening houden met de proceshouding van verdachte, het tijdsverloop sinds het ongeval en het feit dat verdachte voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur passend. De rechtbank zal daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden opleggen, maar waarvan in dit geval 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

8. De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;

ontzegtverdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maandenen bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging, te weten
6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2024.

Mr. Van de Meerakker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022591465, gesloten op 19 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding, p. 6 en Proces-verbaal PD Onderzoek, p. 22, 23 en 24.
3.Proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] , p. 42 t/m 44.
4.Proces-verbaal relaas, p. 18.
5.Verkort proces-verbaal Analyse voertuig data, p. 48.
6.Aanvullend proces-verbaal FO Verkeer d.d. 5 april 2024, p. 3.
7.Proces-verbaal Snelheid & Impact analyse d.d. 24 maart 2023 p. 63 – 72.
8.Aanvullend proces-verbaal FO Verkeer d.d. 5 april 2024.
9.Aanvullend proces-verbaal FO Verkeer d.d. 19 juni 2024.
10.Proces-verbaal Snelheid & Impact analyse, p. 65.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2024.