ECLI:NL:RBGEL:2024:9245

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
05/062898-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 en ontslag van alle rechtsvervolging voor overtreding van art. 5 Wegenverkeerswet 1994 en art. 49 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wegens afwezigheid van alle schuld

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 4 augustus 2023 in Arnhem betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval, waarbij een voetgangster zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie stelde dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte moest worden vrijgesproken vanwege afwezigheid van alle schuld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van het ongeval werd verblind door de laagstaande zon, wat hem verhinderde om de voetgangster te zien en te remmen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat de enkele verkeersovertreding niet voldoende was voor het aannemen van schuld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde en verklaarde het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging op grond van de afwezigheid van alle schuld. De rechtbank concludeerde dat het ongeval het gevolg was van een kortstondige verblinding door de zon, waarop de verdachte niet kon anticiperen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/062898-24
Datum uitspraak : 13 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. V.A. Batelaan, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2024.

1.De tenlastelegging

De verdenking komt erop neer dat verdachte op 4 augustus 2023 in Arnhem een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor een voetgangster zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt, dan wel dat hij een verkeersovertreding heeft gemaakt door geen voorrang te verlenen aan de voetgangster.
Aan verdachte is – volledig uitgeschreven – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Batavierenweg, gaande in de richting van de Brabantweg, daarmede heeft gereden over de Hollandweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend is en/of terwijl hij wist dat hij een voetgangersoversteekplaats naderde en/of terwijl het (voorwaartse) zicht voor verdachte niet werd belemmerd door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg en/of terwijl een voetganger, die voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het punt stond om zulks te doen, gedurende langere tijd (meer dan 6 seconden) zichtbaar was en/of terwijl de laagstaande zon (enige tijd) in het gezicht van verdachte scheen en/of verdachte (enige tijd) verblindde en/of verdachte zijn zicht beperkte en/of belemmerde, (bij het naderen en/of oversteken van de voetgangersoversteekplaats) zich er niet of in onvoldoende mate van heeft overtuigd of er enig verkeer was dat de voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het punt stond om zulks te doen en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of in strijd met artikel 49 lid 2 RVV90 de voetganger, die op de voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het punt stond om zulks te doen, niet heeft voor laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die voetganger, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Batavierenweg, gaande in de richting van de Brabantweg, daarmede heeft gereden over de Hollandweg, terwijl hij ter plaatse bekend is en/of terwijl hij wist dat hij een voetgangersoversteekplaats naderde en/of terwijl het (voorwaartse) zicht voor verdachte niet werd belemmerd door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg en/of terwijl een voetganger, die voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het punt stond om zulks te doen, gedurende langere tijd (meer dan 6 seconden) zichtbaar was en/of terwijl de laagstaande zon (enige tijd) in het gezicht van verdachte scheen en/of verdachte (enige tijd) verblindde en/of verdachte zijn zicht beperkte en/of belemmerde, (bij het naderen en/of oversteken van de voetgangersoversteekplaats) zich er niet of in onvoldoende mate van heeft overtuigd of er enig verkeer was dat de voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het punt stond om zulks te doen en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of in strijd met artikel 49 lid 2 RVV90 de voetganger, die op de voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het punt stond om zulks te doen, niet heeft voor laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die voetganger, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Arnhem als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hollandweg, een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

2.De beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, en dat hij vanwege de afwezigheid van alle schuld moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte vlak voor het verkeersongeval werd verblind door de zon en de aanrijding niet kon voorkomen.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank het volgende vast (dat ook niet ter discussie staat).
Op 4 augustus 2023 heeft rond 19:56 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de Hollandweg in Arnhem. De toegestane snelheid is daar 50 kilometer per uur. Verdachte reed in zijn auto over de Hollandweg, komende uit de richting van de Batavierenweg en gaande in de richting van de Brabantweg. Verdachte passeerde de Haarlemweg en naderde een voetgangersoversteekplaats. Verdachte is op deze voetgangersoversteekplaats in botsing gekomen met [slachtoffer] , die kwam lopen uit de richting van het Schipholplein. [slachtoffer] heeft hierbij letsel opgelopen.
Het primair tenlastegelegde: vrijspraak
De rechtbank moet eerst beoordelen of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Voor schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is ten minste vereist dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. De vraag of sprake is van zodanige schuld, moet worden beantwoord op basis van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Dit betekent dat niet in zijn algemeenheid is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor het aannemen van schuld in de zin van art. 6 WVW. Uit de rechtspraak kan verder niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van verdachte die heeft geleid tot ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. Omstandigheden van het geval (waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend) kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt. Uit de ernst van de gevolgen kan niet worden afgeleid dat sprake is van schuld.
De rechtbank komt tot het oordeel dat geen sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW. De enkele verkeersovertreding, zoals het niet verlenen van voorrang bij een voetgangers- oversteekplaats, is niet altijd voldoende voor het aannemen van schuld, ook niet als sprake is van ernstige gevolgen. Over de snelheid van verdachte staat onvoldoende vast. Verdachte reed minder hard dan 50 kilometer per uur, zo volgt uit het forensisch onderzoek. De exacte snelheid is echter niet onderzocht en kan ook niet worden afgeleid uit de videobeelden die van de botsing zijn gemaakt door een beveiligingscamera van de Jumbo, aangezien de botsing op deze beelden niet goed te zien is door de grote afstand tussen de camera en de voetgangersoversteekplaats. De politie gaat hierbij naar het oordeel van de rechtbank te veel uit van aannames. Dat de exacte snelheid niet vaststaat, brengt mee dat ook niet vaststaat hoe lang verdachte zicht had op de voetgangersoversteekplaats en of hij al voor de botsing heeft geremd. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de voetgangster niet heeft gezien, omdat hij kort voor het ongeval, ondanks zijn zonnebril, werd verblind door de laagstaande zon, die door de bomen scheen ter hoogte van de binnenspiegel van de auto. Hij heeft verder verklaard dat hij, voordat hij werd verblind, niemand had gezien. Verdachte heeft ook verklaard dat hij niet eerder op deze wijze is verblind door de zon, en dat hij daarom niet kon anticiperen op de voor hem onverwachte verblinding. Deze verklaringen van verdachte zijn niet strijdig met alles wat zich in het dossier bevindt. Weliswaar blijkt uit het dossier dat de oversteekplaats in de schaduw van de bomen lag ten tijde van het ongeval, maar verdachte heeft verklaard dat de oversteekplaats door de bomen in een ‘donkere tunnel’ lag en dat zijn ogen nog niet waren hersteld van de verandering van licht naar donker toen het ongeluk plaatsvond. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk, uitgaande van een gemiddelde reactietijd van 1 seconde (‘schrikseconde’) en de veronderstelling in het aanvullend forensisch onderzoek dat verdachte 1,7 seconden voor de botsing van zon naar schaduw reed. Het feit dat verdachte voorafgaande aan dit moment al eerder van zon naar schaduw reed doet hier niet aan af, omdat hij op die momenten niet door de zon verblind werd en dus niet hoefde te anticiperen op een moment van verblinding. De rechtbank gaat daarom uit van het verblindingsscenario van de verdachte en is van oordeel dat hij zich niet aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde: wettig en overtuigend bewezen [1]
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.
De rechtbank komt tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Verdachte heeft namelijk op een voetgangersoversteekplaats geen voorrang verleend en is in botsing gekomen met de voetgangster. [2] Verdachte was ook bekend met deze voetgangersoversteekplaats. [3] Verdachte reed 1,7 seconden voor het ongeval in het licht van de schuin voor hem staande laagstaande zon. [4] De botsing heeft letsel veroorzaakt bij de voetgangster, mevrouw [slachtoffer] . [5] Verdachte heeft aldus gevaar op de weg veroorzaakt. De rechtbank zal het subsidiair tenlastegelegde daarom bewezen verklaren.
De rechtbank zal op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen ook het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaren.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
subsidiair:
hij op
of omstreeks4 augustus 2023 te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Batavierenweg, gaande in de richting van de Brabantweg, daarmede heeft gereden over de Hollandweg, terwijl hij ter plaatse bekend is en
/of terwijl hijwist dat hij een voetgangersoversteekplaats naderde en
/ofterwijl
het(voorwaartse) zicht voor verdachte niet werd belemmerd door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg en
/ofterwijl een voetganger, die voetgangersoversteekplaats overstak
of kennelijk op het punt stond om zulks te doen,
gedurende langere tijd (meer dan 6 seconden) zichtbaar was en/ofterwijl de laagstaande zon (enige tijd) in het gezicht van verdachte scheen en
/ofverdachte (enige tijd) verblindde en
/ofverdachte zijn zicht beperkte en/of belemmerde, (bij het naderen en/of oversteken van de voetgangersoversteekplaats) zich er niet of in onvoldoende mate van heeft overtuigd of er enig verkeer was dat de voetgangersoversteekplaats overstak
of kennelijk op het punt stond om zulks te doenen
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/ofin strijd met artikel 49 lid 2 RVV90 de voetganger, die op de voetgangersoversteekplaats overstak
of kennelijk op het punt stond om zulks te doen, niet heeft voor laten gaan en
/ofis gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen met,die voetganger, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 4 augustus 2023 te Arnhem als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hollandweg, een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak
of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan
of schade aan goederen is toegebracht;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde feit levert op:
subsidiair:
overtreding van art. 5 Wegenverkeerswet 1994;
meer subsidiair:
art. 49 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld – zij het ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde – dat verdachte vanwege de afwezigheid van alle schuld moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend zou kunnen worden bewezen en heeft zich (kennelijk daarom) niet uitgelaten over het beroep op afwezigheid van alle schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Het niet waarnemen van een andere weggebruiker kan slechts in uitzonderlijke gevallen leiden tot het aannemen van het ontbreken van alle schuld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van een uitzonderlijk geval. Verdachte heeft, voordat hij werd verblind, niemand zien lopen bij de voetgangersoversteekplaats. Hij heeft, doordat hij werd verblind, de voetgangster niet zien oversteken en heeft daardoor niet kunnen remmen om een botsing te voorkomen. Verdachte is ten slotte niet eerder op een zodanige manier verblind en kon daar dus geen rekening mee te houden. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verkeersongeval het gevolg is van een kortstondige verblinding door de zon, waarop verdachte niet kon anticiperen, zodat hem geen rechtens relevant verwijt treft. De rechtbank zal hem daarom ontslaan van alle rechtsvervolging en komt dus niet toe aan de eventuele oplegging van een straf- of maatregel.

7.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Moorman (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2024.
mr. Moorman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie
2.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 11-12.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43.
4.Proces-verbaal van aanvullend forensisch onderzoek verkeer, p. 4.
5.Medische verklaring van huisarts S.S.H. Moonen, p. 35.