In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak kwam voor de meervoudige militaire kamer, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Krijgsman. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 20 december 2023 in een sauna, waar de verdachte zou hebben geprobeerd de aangever, [slachtoffer], te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en 80 uur taakstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De militaire kamer heeft de verklaringen van de betrokken partijen en getuigen zorgvuldig gewogen. De aangever verklaarde dat hij in het bubbelbad was en dat de verdachte hem ongewenst aanraakte. De verdachte ontkende deze beschuldigingen en verklaarde dat hij de aangever niet had aangeraakt op zijn geslachtsdelen. De getuigenverklaringen vertoonden significante verschillen met de verklaringen van de aangever en de verdachte, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van het bewijs.
Uiteindelijk concludeerde de militaire kamer dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en verklaarde de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de militaire kamer niet tot een bewezenverklaring kwam.