ECLI:NL:RBGEL:2024:9220

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
05/294752-20; 05/267301-18 (tul); 05-289549-22 (gev. ttz); 05-235249-22 (gev. ttz); 05-297961-22 (gev. ttz); 05/127914-22 (tul); 05-315208-22 (gev. ttz); 05-088571-24 (gev. ttz).
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen, valsheid in geschrifte, diefstallen en heling

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder eenvoudig witwassen, valsheid in geschrifte, diefstal met braak en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De zaak omvatte verschillende parketnummers, waarbij de verdachte betrokken was bij oplichting via Marktplaats, het gebruik van vervalste documenten en het verwerven van gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van geld dat afkomstig was van zijn eigen misdrijven, en dat hij opzettelijk gebruik had gemaakt van vervalste geschriften. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde oplichting, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, en legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming was met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/294752-20; 05/267301-18 (tul); 05-289549-22 (gev. ttz); 05-235249-22 (gev. ttz); 05-297961-22 (gev. ttz); 05/127914-22 (tul); 05-315208-22 (gev. ttz); 05-088571-24 (gev. ttz).
Datum uitspraak : 31 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 05/294752-20:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 maart 2019 tot en met 2 oktober 2019 te [plaats 1] en/of Kruiningen (gemeente Reimerswaal) en/of Groningen en/of Hellendoorn en/of Gaanderen (gemeente Doetinchem) en/of Steyl (gemeente Venlo), in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de navolgende geldbedragen:
1: [slachtoffer 1] , tot de afgifte van 23,95 euro en/of
2: [slachtoffer 2] , tot de afgifte van 81,95 euro en/of
3: [slachtoffer 3] , tot de afgifte van 158,60 euro en/of
4: [slachtoffer 4] , tot de afgifte van 125 euro en/of
5: [slachtoffer 5] , tot de afgifte van 23,50,
door
- op het internet, te weten op de website www.marktplaats.nl, een of meer advertenties te plaatsen waarin een of meer accu’s (voor e-bikes) en/of displays (voor e-bikes), te koop werden aangeboden,
- met een of meer van voornoemde personen via de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en/of [telefoonnummer 2] een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden accu’s en/of displays en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling zouden worden toegezonden en/of geleverd en/of
- daarbij een bankrekening, te weten [rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] en/of [verdachte] op/door te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbare verkoper van die accu’s en/of displays en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte, de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden/leveren;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2019 tot en met 2 oktober 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal 413 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal 413 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 november 2019 tot en met 19 november 2019 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland en/of te Karlsruhe en/of Kleve, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een brief geadresseerd aan de [bank 1] te Karlsruhe inhoudende het verzoek om het gehele bedrag op de rekening ten name van [naam 1] over te schrijven op de rekening ' [rekeningnummer] ' ten name van ' [beschrijving] ' en/of
- een brief geadresseerd aan de [bank 2] te Kleve inhoudende het verzoek om het gehele bedrag op de rekening ten name van [naam 1] over te schrijven op de rekening ' [rekeningnummer] ' ten name van ' [beschrijving] ', als waren deze echt en onvervalst, door
- voornoemde brief te verstrekken aan de [bank 1] zodat de [bank 1] een bedrag van in totaal 15.144,19 euro zou overschrijven op een rekening waarover verdachte de beschikking had en/of
- voornoemde brief te verstrekken aan de [bank 2] zodat de [bank 2] een bedrag van in totaal 16.908,81 euro zou overschrijven op een rekening waarover verdachte de beschikking had;
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 november 2019 tot en met 19 november 2019 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland en/of te Karlsruhe en/of Kleve, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland, een geldbedrag (van in totaal 32.053 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 november 2019 tot en met 4 december 2019 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland en/of te Karlsruhe en/of Kleve, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland, voorwerpen, te weten geldbedragen, ter hoogte van ongeveer 15.144,19 euro en ongeveer 16.908,81 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
onder parketnummer 05/289549-22:
hij in of omstreeks 24 april 2022 in de gemeente [plaats 1] een (elektrische) fiets (merk: Koga Enova), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 05/235249-22:
hij op of omstreeks 16 augustus 2022 te Oosterhout, althans in de gemeente Overbetuwe, een auto (Peugeot, gekentekend [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
onder parketnummer 05/297961-22:
hij op of omstreeks 5 november 2022 te [plaats 2] een accu (merk: Bosch)(van een elektrische fiets), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 05/315208-22:
hij op of omstreeks 1 december 2022 te [plaats 2] , een fietsaccu, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
onder parketnummer 05/088571-24:
hij op of omstreeks 7 september 2023 te Nijmegen, een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [stichting] en/of een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen tas onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

parketnummer 05/294752-20 [1] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door middel van listige kunstgrepen (feit 1 primair) en witwassen (feit 3 subsidiair). Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie vrijspraak verzocht, omdat niet is vast te stellen dat verdachte de brief van aangeefster Herrmann heeft onderschept en vervalst.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Een ander – te weten de heer [naam 2] – heeft gebruik gemaakt van de gegevens en de bankrekening van verdachte.
Daarnaast is er geen sprake van oplichtingshandelingen, waardoor ook om die reden vrijspraak moet volgen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 2 van het ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte, maar heeft enkel zijn bankrekening ter beschikking gesteld aan [naam 2] .
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 3 van het ten laste gelegde bepleit dat bij eventuele veroordeling voor feit 2 sprake is van eendaadse samenloop. Verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte dus hij heeft de diefstal ook niet gepleegd. Ten aanzien van feit 3 subsidiair heeft hij bepleit dat geen sprake is van witwassen. De gelden zijn nooit in het bezit van verdachte geweest, want zijn bankrekening was geblokkeerd. Verdachte had er geen beschikkingsmacht over. Ook was geen sprake van verhullingshandelingen. Het was de bankrekening van verdachte en er is geen poging gedaan om de oorspronkelijke geldstroom te verdoezelen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Uit de processen-verbaal van aangifte volgt het volgende:
- op 18 maart 2019 heeft aangever [slachtoffer 2] via Marktplaats een Phylion accu voor € 81,95 gekocht; [2]
- op 13 augustus 2019 heeft aangever [slachtoffer 1] via Marktplaats een e-bike display voor € 23,95 gekocht; [3]
- op 17 augustus 2019 heeft aangever [slachtoffer 5] via Marktplaats een display voor een elektrische fiets voor € 23,50 gekocht; [4]
- op 1 oktober 2019 heeft aangever [slachtoffer 4] via Marktplaats een Vogue E-bike accu voor € 125,00 gekocht; [5]
- op 2 oktober 2019 heeft aangever [slachtoffer 3] via Marktplaats een Bosch accu voor € 158,60 gekocht. [6]
De aangevers hebben de verschuldigde bedragen naar het rekeningnummer van verdachte overgemaakt. Het dossier bevat saldo- en transactiegegevens van de bankrekening van verdachte in de periode van 1 maart 2019 tot en met 17 juni 2020. Daarop zijn de volgende transacties te zien:
  • op 19 maart 2019 is er € 81,95 ontvangen van [slachtoffer 2] ;
  • op 13 augustus 2019 is er € 23,95 ontvangen van [slachtoffer 1] ;
  • op 17 augustus 2019 is er € 23,50 ontvangen van [slachtoffer 5] ;
  • op 1 oktober 2019 is er € 125,00 ontvangen van [slachtoffer 4] ;
  • op 2 oktober 2019 is er € 158,60 ontvangen van [slachtoffer 3] .
Verdachte heeft de bestellingen echter nooit geleverd.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde oplichting
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van een of meer van de in artikel 326 Sr genoemde oplichtingsmiddelen. De rechtbank spreekt verdachte daarom hiervan vrij.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde witwassen
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het misdrijf dat strafbaar is gesteld in artikel 326e Sr, door op grote schaal en steeds met dezelfde tactiek goederen via Marktplaats aan te bieden en te laten betalen, zonder de intentie te hebben deze goederen ook te leveren.
Verdachte heeft een alternatief scenario gepresenteerd, te weten dat een ander, [naam 2] op diens verzoek gebruik heeft gemaakt van zijn Marktplaatsaccount en bankrekening. Dit zou zijn gebeurd vanaf 12 augustus 2019 tot 20 augustus 2019 toen [naam 2] naar zeggen van verdachte bij hem zou hebben gelogeerd. Verdachte staat alleen in die bewering, die wordt weersproken door niet alleen [naam 2] zelf (als getuige bij de rechter-commissaris), maar ook door de resultaten van een onderzoek door de Koninklijke Marechaussee naar de verblijfplaats van [naam 2] in die periode. Ook wordt dit scenario ontkracht door het gegeven dat de eerste in de reeks internetverkopen plaatsvond op 19 maart 2019, enkele maanden voor de aanvang van de beweerde logeerpartij. Verdachte heeft ter weerlegging van deze gegevens, en ter staving van zijn scenario, geen enkele (andere) verifieerbare feitelijke onderbouwing gegeven. De rechtbank oordeelt dat scenario daarom onaannemelijk.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
Aangeefster [slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij op 6 november 2019 twee brieven in [plaats 1] op de post heeft gedaan. Deze brieven waren bestemd voor twee banken in Duitsland met aan ieder van die banken het verzoek een op naam van haar overleden man, genaamd [naam 1] , staand tegoed over te maken naar de ervenrekening. Op enig moment keek [slachtoffer 7] op haar bankrekening en zag ze dat een bedrag van € 15.144,19 was overgemaakt naar een andere, haar onbekend rekeningnummer van de [bank 3] , namelijk [rekeningnummer] . Vervolgens heeft ze de andere bank gebeld, die te kennen gaf dat ook zij een bedrag van € 16.908,81 had overgeschreven naar een [rekening] . De medewerkster zei dat ze een brief voor zich had waarin stond dat het geld moest worden overgeschreven naar de [bank 3] . [slachtoffer 7] heeft op 19 november 2019 beide banken gebeld en beide banken bleken dezelfde, vervalste, brief te hebben ontvangen. [8] Het dossier bevat ook, als bijlage bij de aangifte, een kopie van een van die vervalste brieven, tezamen met het origineel daarvan.
Het dossier bevat verder saldo- en transactiegegevens van de bankrekening [rekeningnummer] op naam van verdachte in de periode van 1 maart 2019 tot en met 17 juni 2020:
- Op 15 november 2019 is er € 16.908,81 ontvangen van [naam 1] ;
- Op 19 november 2019 is er € 15.144,19 ontvangen van [naam 1] . [9]
Het dossier bevat een fraudedossier van de [bank 2] (het moederbedrijf van [bank 3] , waar verdachte een bankrekening had) over de overboekingen die hebben plaatsgevonden naar de bankrekening van verdachte. De correspondentie hierover vond plaats via het e-mailadres [e-mailadres] . Op de vraag waarom verdachte een bedrag van € 16.908,81 had ontvangen, antwoordde verdachte dat dat bedrag een erfenis is vanuit Duitsland. Na de tweede transactie op 20 november 2019 heeft verdachte een printscreen van een brief aangeleverd waaruit blijkt dat hij de erfgenaam is van [naam 1] en dat het geld op zijn rekening gestort moest worden. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij e-mails van de bank ontving over de overgeschreven geldbedragen. [11] De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het e-mailadres [e-mailadres] waarmee de bank heeft gecommuniceerd, van verdachte is.
Feit 2
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de banken vervalste brieven hebben ontvangen (waarbij de vervalsing onder meer bestond uit een gewijzigd rekeningnummer waarop de bedragen gestort moesten worden, en tenaamstelling van die bankrekening) en dat de bedragen vervolgens zijn gestort op de bankrekening van verdachte. Bij navraag door de bank heeft verdachte vanuit zijn e-mailadres gecorrespondeerd over de geldbedragen. Ook hier heeft verdachte als verweer gesteld dat [naam 2] zijn bankrekening heeft gebruikt en hem over de berichten aan de bank heeft geïnstrueerd. Gelet op wat daarover hiervoor is overwogen hecht de rechtbank geen geloof aan die stelling. Op basis van het voorgaande kan het niet anders dan dat het verdachte is geweest die gebruik heeft gemaakt van de vervalste brieven. Daarmee acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Er heeft geen wegnemingshandeling plaatsgevonden, immers hebben de banken de geldbedragen zelf overgeschreven naar het rekeningnummer van verdachte.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Verdachte was weliswaar rechthebbende tot de rekening waarop de beide bedragen zijn gestort, maar op het moment dat die bedragen werden bijgeschreven, had de bank die rekening in verband met het fraudeonderzoek geblokkeerd. De bedragen zijn vervolgens door de bank teruggestort op de rekeningen waar de bedragen vandaan kwamen. Een en ander brengt mee dat verdachte op geen enkel moment de feitelijke zeggenschap heeft gehad over die bedragen. Van het voor een bewezenverklaring benodigde ‘verwerven’ en/of ‘voorhanden’ hebben is daardoor geen sprake geweest, laat staan van ‘overgedragen’, ‘omzetten’, en/of ‘gebruik maken’ van die gelden.
Het voorgaande leidt tot het oordeel van de rechtbank dat ook het subsidiair tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
Nu niet meer of anders is tenlastegelegd, komt de rechtbank tot de conclusie dat een integrale vrijspraak dient te volgen van het in deze zaak onder 3 tenlastegelegde.
parketnummer 05/289549-22 [12] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat sprake is van een vormverzuim. De processen-verbaal van herkenning moeten - gelet op de inhoud van de aandachtvestiging - worden uitgesloten van het bewijs en daardoor is er onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 8] heeft verklaard dat tussen 20 april 2022 en 26 april 2022 zijn e-bike Koga Enova uit de fietsenberging behorend bij zijn flat in [plaats 1] is gestolen. [13]
De diefstal is op beeld vastgelegd en screenshots hiervan zijn ter herkenning aangeboden binnen het basisteam [plaats 1] . [14]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de screenshots bekeken en herkende verdachte ambtshalve. Hij heeft verdachte vaker gesproken en gezien en hij herkende hem aan zijn gezicht, gelaat, ogen, voorhoofd, haardracht, postuur, houding en gehele uiterlijke kenmerken. [15]
Ook verbalisant [verbalisant 2] herkende verdachte ambtshalve aan de hand van de screenshots. Hij herkende verdachte vanuit zijn werkzaamheden als wijkagent aan zijn uiterlijk, waaronder zijn neus en haardracht, en ook aan zijn jas. [16]
De rechtbank overweegt dat de tekst van de aandachtvestiging –waarin geen naam is genoemd – geen reden vormt om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de op ambtseed opgestelde processen-verbaal van herkenning, waarin is opgenomen dat geen informatie is verstrekt over de identiteit van de afgebeelde persoon. Van een vormverzuim is (verder) niet gebleken en de rechtbank zal de herkenningen gebruiken voor het bewijs.
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de fiets.
parketnummer 05/235249-22 [17] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de schuldheling van een auto.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het was voor verdachte niet af te leiden dat de auto afkomstig was van diefstal. De sleutels waren aanwezig en een auto lenen is niet zo ongebruikelijk dat sprake is van een onderzoeksplicht.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat op 14 augustus 2022 zijn auto is gestolen. [18]
Op 16 augustus 2022, ontvingen verbalisant [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een melding via de ANPR-applicatie dat het voertuig over de rijksweg A15 zou rijden. Verbalisanten hebben het voertuig laten stoppen. Desgevraagd zei de bestuurder (verdachte) dat hij de auto moest ophalen voor een vriend in Breda. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto had geleend van een jongen die hij drie weken daarvoor had leren kennen tijdens zijn detentie. Hij had de auto opgehaald op het station in Breda. [20]
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft gereden in een gestolen auto. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Uitgaande van de verklaring van verdachte dat hij de auto van een kennis had geleend die hij drie weken eerder in detentie had leren kennen, had het op zijn weg gelegen door te vragen naar het rechtmatige bezit. Juist omdat het zeer ongebruikelijk is dat een auto door iemand zo maar voor meerdere dagen wordt meegegeven aan een voor hem of haar vage kennis, had verdachte bijvoorbeeld de autopapieren moeten controleren op de juiste tenaamstelling. De verdachte heeft dit nagelaten. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de auto.
parketnummer 05/297961-22 [21] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fietsaccu.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 5;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 8;
  • het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 14;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 28.
parketnummer 05/315208-22 [22] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een fietsaccu.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte niet wist of had behoren te weten dat de accu van diefstal afkomstig was.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [aangever 2] heeft verklaard dat in de periode van 25 november 2022 omstreeks 14:00 uur tot zaterdag 26 november 2022 omstreeks 22:00 uur de accu van haar fiets is gestolen uit de fietsenstalling bij station Arnhem Centraal. [23]
Op 26 november 2022 heeft aangeefster de accu op Marktplaats zien staan. Door het unieke nummer en de status van de accu herkende aangeefster die als haar accu. [24]
Tijdens het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] heeft de politie in diens telefoon gekeken. Op het Marktplaatsscherm was een gesprek te zien tussen aangeefster en [medeverdachte] . In WhatsApp was een gesprek te zien met ‘ [accountnaam] .’ [medeverdachte] verklaarde dat dit de accountnaam van verdachte is.
Verdachte appte in dat gesprek aan [medeverdachte] de volgende tekst:

Te koop. Pendix E-power 500 wh accu
Accu is 10 maanden oud

48 v 10,5 Ah

Nieuwprijs 800 euro
Nu 350 euro
Kan verzonden worden
In het volgende bericht schrijft [medeverdachte] aan verdachte:
‘Een vraag vanuit MP is of de lader bij de lenox accu zit.’
Hierop heeft verdachte gereageerd met twee gemiste spraakoproepen. Het laatste bericht over de accu is van 1 december 2022. Verdachte stuurt om 16:10 uur een app aan [medeverdachte] dat
‘de mensen er al zijn en hebben aangebeld.’ [25]
Aangeefster heeft aan de politie laten weten dat de aanbieder van de accu aan de [adres 2] te [plaats 2] zou wonen. Op 1 december 2022 rond 16:06 uur is de politie naar het voornoemde adres gegaan. Nadat verbalisanten in de hal van het betreffende appartementencomplex door, naar later blijkt, [medeverdachte] , werd verteld dat ze ‘bij [verdachte] moesten zijn’, werd de voordeur van de betreffende woning geopend door verdachte. De verbalisanten zagen dat hij gespannen en zenuwachtig op hen overkwam. Verdachte zei dat de accu waar zij naar op zoek waren, op de salontafel van de woning zou liggen. Op de salontafel werd vervolgens een accu van het merk Pendix aangetroffen. [26]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte kort na de diefstal de beschikking had over de gestolen accu. Vervolgens heeft hij [medeverdachte] aangestuurd bij de verkoop van de accu via het account van [medeverdachte] , in plaats van de accu zelf te verkopen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte wist dat deze accu van diefstal afkomstig was en acht opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 05/088571-24 [27] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal door middel van braak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever 3] (namens het bedrijf [stichting] ) heeft verklaard dat op 7 september 2023 bleek dat er was ingebroken op het terrein. Een tennisleraar wilde wat gaan drinken in het clubhuis en trof daar toen veel bloed aan. Ook waren er dingen overhoop gehaald. Bij twee deuren was schade te zien. Buiten de tennisclub lag een bloedspoor. Het spoor liep weg in de richting van het weiland gelegen aan de Nijmeegsebaan. [28]
De politie kwam ter plaatse bij de tennisclub en trof veel bloed aan in de kantine. De verbalisanten zagen een bloedspoor waarvan alleen een linkerschoenafdruk te zien was. Ook zagen zij twee deuren, waarvan één met een kapot glazen raam. Zij zagen dat vanaf het kapotte raam een bloedspoor naar buiten over het terrein liep. Met een speurhondengeleider werd het spoor van het bloed gevolgd. Het bloedspoor liep door tot en met het terrein waar [adres 3] is gevestigd. Door één van de medewerkers ter plaatse werden verbalisanten naar verdachte gebracht. Op de tafel waaraan verdachte zat, lag een bebloede tennistas. De linkervoet en enkel van verdachte waren ingepakt in verband. [29]
Aangever heeft verklaard dat de aangetroffen sporttas uit hun sportcomplex afkomstig was. [30]
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak. In de tennisclub is veel bloed met een linkerschoenafdruk aangetroffen. Met behulp van de speurhondengeleider wordt vastgesteld dat het bloedspoor naar de verblijfplaats van verdachte leidt. Verdachtes linkervoet was verbonden en er stond een bebloede tennistas naast hem die bij de tennisclub bleek te zijn weggenomen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
onder parketnummer 05/294752-20:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 18 maart 2019 tot en met 2 oktober 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal 413 euro), heeft verworven en voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp,te weten een geldbedrag (van in totaal 413 euro)
gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist,
althans redelijkerwijs moest vermoedendat dat voorwerp geheel
of gedeeltelijk- onmiddellijk
of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 6 november 2019 tot en met 19 november 2019 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland en/of te Karlsruhe en/of Kleve, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland, meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
valse en/ofvervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een brief geadresseerd aan de [bank 1] te Karlsruhe inhoudende het verzoek om het gehele bedrag op de rekening ten name van [naam 1] over te schrijven op de rekening ' [rekeningnummer] ' ten name van ' [beschrijving] ' en
/of
- een brief geadresseerd aan de [bank 2] te Kleve inhoudende het verzoek om het gehele bedrag op de rekening ten name van [naam 1] over te schrijven op de rekening ' [rekeningnummer] ' ten name van ' [beschrijving] ', als waren deze echt en onvervalst, door
- voornoemde brief te verstrekken aan de [bank 1] zodat de [bank 1] een bedrag van in totaal 15.144,19 euro zou overschrijven op een rekening waarover verdachte de beschikking had en
/of
- voornoemde brief te verstrekken aan de [bank 2] zodat de [bank 2] een bedrag van in totaal 16.908,81 euro zou overschrijven op een rekening waarover verdachte de beschikking had;
onder parketnummer 05/289549-22:
hij op
of omstreeks24 april 2022 in de gemeente [plaats 1] een (elektrische) fiets (merk: Koga Enova),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 8] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om
die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 05/235249-22:
hij op
of omstreeks16 augustus 2022 te Oosterhout,
althans in de gemeente Overbetuwe, een auto (Peugeot, gekentekend [kenteken] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
onder parketnummer 05/297961-22:
hij op
of omstreeks5 november 2022 te [plaats 2] een accu (merk: Bosch)(van een elektrische fiets),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten deleaan [slachtoffer 9] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 05/315208-22:
hij op
of omstreeks1 december 2022 te [plaats 2] , een fietsaccu,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
onder parketnummer 05/088571-24:
hij op
of omstreeks7 september 2023 te [plaats 2] , een tas,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan
[stichting] en/ofeen onbekend gebleven persoon,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die weg te nemen tas onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 05/294752-20:
Ten aanzien van feit 1, subsidiair:
eenvoudig witwassen;
De rechtbank overweegt ten aanzien van de kwalificatie als volgt. De rechtbank heeft onder feit 1 bewezen verklaard dat verdachte meerdere geldbedragen heeft witgewassen. Dit betreft steeds geld dat van eigen misdrijf afkomstig is, te weten online fraude (ex art. 326e Sr, zij het niet ten laste gelegd). Omdat de witwashandelingen van verdachte enkel bestaan uit het verwerven en het voorhanden hebben van de geldbedragen – namelijk het storten op de bankrekening van verdachte – is geen sprake van een verhullende handeling, zoals bedoeld in artikel 420bis Sr Dat betekent dat deze feiten niet kunnen worden gekwalificeerd als (gewoonte)witwassen of witwassen in de uitoefening in een beroep of bedrijf. De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde wel kan worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen. Dat het woordje ‘eigen’ niet is opgenomen in de tenlastelegging is daarvoor niet van belang, omdat het tenlastegelegde ‘enig misdrijf’ ook het ‘eigen misdrijf’ omvat.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
onder parketnummer 05/289549-22:
diefstal;
onder parketnummer 05/235249-22:
schuldheling;
onder parketnummer 05/297961-22:
diefstal;
onder parketnummer 05/315208-22:
opzetheling;
onder parketnummer 05/088571-24:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk is, omdat daarmee het hulpverleningstraject stagneert.
De raadsman heeft verzocht om, wanneer een bewezenverklaring volgt, de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Verdachte kan daarnaast een taakstraf uitvoeren. Verdachte wil graag meewerken aan hulpverlening en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit doorkruisen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen, het gebruik maken van vervalste geschriften, diefstal en heling. Dit soort misdrijven zorgen niet alleen voor schade en ongemak voor de slachtoffers, maar ook voor schade aan het vertrouwen in het handelsverkeer. Het handelen van verdachte geeft blijk van weinig respect voor de eigendommen van anderen. Het sturen van de vervalste brieven die als doel hadden een erfenis aan de erfgenamen te ontfutselen getuigt daarnaast van een stuitend gebrek aan respect voor de gevoelens van de nabestaanden van de overledene.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 2 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De onderhavige feiten zijn (deels) in een proeftijd begaan. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank heeft verder het reclasseringsadvies van 11 juni 2024 bij de bepaling van de straf betrokken. Uit dat advies volgt dat verdachte vermogensdelicten pleegt vooral om in zijn cocaïneverslaving te voorzien. Ten tijde van de verdenkingen waren ook andere risicofactoren aanwezig; zo had verdachte geen huisvesting, geen dagbesteding en had hij een negatief sociaal netwerk. De reclassering heeft geen zicht op mogelijke psychosociale problematiek. Er heeft diagnostiek plaatsgevonden, maar deze is nog niet afgerond. Verdachte heeft eerder dit jaar een periode op de afdeling dubbele diagnose Iriszorg Verslavingszorg verbleven, maar is daar vertrokken. Op het moment van opstellen van het advies was contact met verdachte niet mogelijk. De reclassering heeft opgemerkt dat het adviseren van een nieuw reclasseringstoezicht discutabel is. Toch heeft de reclassering in dit advies uit juni een (deels) voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Ter zitting heeft verdachte opgemerkt dat het niet klopt dat hij zomaar vetrokken is uit de DD-kliniek. Hij is naar eigen zeggen weggegaan nadat de detoxperiode erop zat. Hij heeft er echter voor gekozen vervolgens niet de geadviseerde behandeling in te gaan, omdat hij het niet eens is met de diagnostiek. Verdachte heeft ter zitting eerst aangegeven terughoudend te zijn met hulpverlening, en heeft (pas) na overleg met zijn raadsman aangegeven bereid te zijn tot verdere diagnostiek en behandeling.
De rechtbank constateert dat zowel uit het advies van de reclassering, waarin al wordt getwijfeld aan het opleggen van bijzondere voorwaarden, als uit de overwegend afwerende houding van verdachte op zitting een beeld naar voren komt van iemand die zelf graag de regie neemt en houdt, nauwelijks of geen sturing van buiten accepteert en die vooralsnog te weinig oprecht aanvoelende, concrete intrinsieke motivatie laat zien om zijn leven daadwerkelijk een andere richting te geven. De rechtbank acht op basis daarvan de kans klein, dat verdachte zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zal (blijven) houden en dat het opleggen van (die) voorwaarden effectief zal bijdragen aan het terugdringen van het herhalingsgevaar.
Een en ander maakt dat de rechtbank, mede in het licht van justitiële documentatie van verdachte en van de aard, ernst en de frequentie van de bewezenverklaarde feiten, van oordeel is dat slechts een vrijheidsstraf op zijn plaats is, en dat zij onvoldoende aanleiding ziet om een deel van die straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd en heeft daarbij acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Verder heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat het gedeeltelijk om feiten gaat die langere tijd geleden zijn gepleegd.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. De rechtbank komt, hoewel zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, toch tot een straf gelijk aan de eis, omdat zij wat bewezen is verklaard, daarvoor voldoende ernstig oordeelt. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op deze gevangenisstraf.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

In de zaak met parketnummer 05/294752-20:
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 426,95, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 81,95 aan materiële schade, € 75,00 aan immateriële schade en € 270,00 aan proceskosten. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten de materiële schade van € 81,95, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor wat betreft de gevorderde bedragen aan smartengeld en proceskosten heeft de officier van justitie verzocht die af te wijzen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair kan alleen de materiële schadepost worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De materiële kosten staan naar het oordeel van de rechtbank in direct verband met het bewezen verklaarde feit, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Het smartengeld zal worden afgewezen, nu hier geen juridische grondslag voor bestaat.
De post proceskosten is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en niet nader gespecificeerd. Ten aanzien van dit deel van de vordering zal benadeelde daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is vanaf 18 maart 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
In de zaak met parketnummer 05/294752-20:
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 125,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair kan de materiële schadepost worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De gevorderde kosten staan naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd, komen redelijk voor.
Verdachte is vanaf 1 oktober 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
In de zaak met parketnummer 05/297961-22:
[slachtoffer 9] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 27,17 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de diefstal rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De gevorderde kosten staan naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd, komen redelijk voor.
Verdachte is vanaf 5 november 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
In de zaak met parketnummer 05/315208-22:
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 82,59 aan materiële schade, bestaande uit kosten voor een accu beschermhoes en een fietspomp. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
De verdediging heeft zich bij dat standpunt aangesloten.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. Onvoldoende is komen vast te staan de gevorderde kosten in rechtstreeks verband staan met de bewezenverklaarde heling.
Ten aanzien van de vorderingen van Oord, Oudshoorn en Sealy
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen. De proceskosten tot vandaag worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
9. De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummers 05/267301-18 en 05/127914-22)
Parketnummer 05/267301-18
De politierechter in de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 21 maart 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke straf van 40 uren taakstraf met een proeftijd van twee jaren.
Ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd. De rechtbank zal deze vordering tenuitvoerlegging daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Parketnummer 05/127914-22
De politierechter in de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 31 augustus 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke straf van 4 maanden met een proeftijd van drie jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat bij toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. Er is geen aanleiding die straf geheel of gedeeltelijk om te zetten in een taakstraf.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 225, 310, 311, 416, 417bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte in de zaak met parketnummer 05/294752-20 vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 9] van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 2] € 81,95 18 maart 2019
2. [slachtoffer 4] € 125,00 1 oktober 2019
3. [slachtoffer 9] € 27,17 5 november 2022
 verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot proceskosten;
 wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van het immateriële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 2] € 81,95 1 dag
2. [slachtoffer 4] € 125,00 2 dagen
3. [slachtoffer 9] € 27,17 1 dag
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 31 augustus 2022 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 4 (vier) maanden voorwaardelijk (parketnummer 05/127914-22);
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/267301-18.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. S.W. van Kasbergen en mr. A. van Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2024.

Mrs. Tegelaar en Van Veldhuizen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020258538, gesloten op 10 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 35-36.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 20-21.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 75-76.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 61.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 47.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 146.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , p. 9.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 146
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 159-160.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2024.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022186130, gesloten op 12 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , p. 8.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
15.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 24.
16.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 31.
17.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Oost-Nederland, Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022374550, gesloten op 19 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
18.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 29.
19.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 10.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33.
21.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 8] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022514017, gesloten op 19 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
22.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 9] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022560328, gesloten op 6 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
23.Het proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 12.
24.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 22.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
27.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 10] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023411526, gesloten op 19 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
28.Het proces-verbaal aangifte [aangever 3] , p. 6.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 19.