ECLI:NL:RBGEL:2024:9194

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
C/05/443471
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met één maand in het kader van ontwikkelingsbedreiging

Op 11 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beschikking gegeven in de zaak van Jeugdbescherming Gelderland over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling met slechts één maand te verlengen, ondanks het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om een verlenging van negen maanden. De kinderrechter oordeelt dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen voldoende is afgenomen, maar dat er nog steeds risico's zijn die aandacht vereisen. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie thuis is nog broos, vooral door de aanwezigheid van een meerderjarige broer die onveilige situaties kan veroorzaken. Tijdens de zitting is de mening van de minderjarigen gehoord, waarbij [de minderjarige 2] aangaf dat hij geen verlenging van de ondertoezichtstelling nodig vindt. De kinderrechter concludeert dat een verlenging van één maand voldoende is om de noodzakelijke stappen te zetten richting een vrijwillig kader en dat een langere verlenging geen meerwaarde heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders zijn aangespoord om tijdig hulp te zoeken indien nodig. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 17 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/443471 / ZJ RK 24-811
Datum uitspraak: 11 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord,
gevestigd te Zutphen,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 november 2024;
  • het e-mailbericht van Cases to Care met bijlagen, ontvangen op 18 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 december 2024.
Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige 2] , die apart is gehoord;
  • de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De vader is goed opgeroepen, maar was niet aanwezig.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 1] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. [de minderjarige 2] heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 2] heeft verteld.
De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
[de minderjarige 2] heeft in het gesprek met de rechter – kort samengevat - aan gegeven dat hij een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig vindt. Hij wil graag dat hij zelf met zijn vader kan afspreken en dat dat niet een vast moment in de maand is. Hij verwacht ook dat het contact met zijn vader dan leuker wordt. [de minderjarige 2] wil erg graag met zijn vader en broer samen naar de autocross. Zijn vader gaat nu wel met [de minderjarige 1] , en [de minderjarige 2] snapt niet waarom zijn vader dat niet met hen beiden kan doen. Verder gaat het goed met [de minderjarige 2] , ook op school. Als hij met iets zit, kan hij daarover praten met zijn moeder of met de partner van zijn moeder.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] woont bij de vader. [de minderjarige 2] woont bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 november 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 15 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De verwachting is dat na die negen maanden de regie op de hulpverlening overgedragen kan worden aan de gemeente. In deze negen maanden zal de focus gericht worden op veiligheid bij de vader thuis. Deze is na het vertrek van [naam] sterk verbeterd, maar nog erg broos. [naam] blijft, soms in extreme vorm zorg en aandacht vragen en dit heeft impact op de veiligheid bij de vader thuis. Ook heeft dit impact op de draagkracht van de vader, al hoewel hij hier nu hard aan werkt. Daarnaast zal de focus komen te liggen op het contactherstel tussen [de minderjarige 1] en de moeder en is er regie nodig bij de scheidingshulp.
3.2.
Tijdens de zitting heeft de GI het verzoek nog toegelicht. Hierop wordt in de beoordeling terugkomen voor zover relevant voor de beslissing.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij ervaart hier stress en onrust van. Ze hoort bovendien ook vandaag, tijdens de zitting, onwaarheden en zij is van mening dat er fouten zitten in de verslaglegging. Het is voor de moeder het belangrijkst dat het bij de vader veilig is voor haar kinderen. Daarnaast is het van belang dat [de minderjarige 2] de vrijheid krijgt om omgang te hebben met de vader als dat goed uitkomt voor beiden, en niet op een vast moment zoals nu het geval is. Het is voor de moeder ook erg belangrijk dat het contact tussen [de minderjarige 2] en de vader fijn kan zijn, en niet afgedwongen. Tot slot is duidelijkheid van belang en het nakomen van afspraken voor de vader. Als een hele korte verlenging van de ondertoezichtstelling zich alleen daarop kan richten, kan de moeder zich daar wel in vinden.
5.
De beoordeling
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 en 1:260 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter verlengd daarom de ondertoezichtstelling maar slechts voor één maand. Het overige deel van het verzoek wijst zij af.
Ernstige ontwikkelingsbedreiging
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Dat zit in drie factoren.
In de eerste plaats hebben de jongens over en weer weinig tot geen contact met de andere ouder wat de identiteitsontwikkeling van de kinderen kan schaden. [de minderjarige 1] ziet zijn moeder helemaal niet. [de minderjarige 2] ziet zijn vader éénmaal per maand maar dit loopt niet zo goed. Het komt niet altijd goed uit en ze hebben het ook niet altijd leuk samen en bovendien komt gezamenlijk bezoek aan de autocross niet van de grond.
Daarnaast ontstaan bij de vader thuis nog steeds onveilige situaties thuis omdat [naam] , de meerderjarige zoon van de ouders, soms onverwachts langskomt en zijn emoties onvoldoende kan beheersen. Vorig weekend is dit nog gebeurd terwijl [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] allebei bij de vader waren. [de minderjarige 1] heeft toen een klap gekregen van [naam] , zo vertelde de GI tijdens de zitting.
Tot slot is het contact tussen de ouders nog steeds ingewikkeld, met name op het moment dat er uitzonderingen op de regel zijn of wanneer er iets bijzonders aan de hand is. De ouders komen daar niet goed uit. Dit kent zijn eigen dynamiek waarover veel te zeggen valt. Kort samengevat kan het nog steeds leiden tot afspraken die niet worden nagekomen en spanningen en ruzies waar de jongens last van hebben. Zij leren daardoor ook niet hoe conflicten over en weer vermeden kunnen of, als deze toch ontstaan, goed opgelost kunnen worden.
De duur van de maatregel
5.3.
De kinderrechter legt hieronder uit waarom zij de maatregel slechts met één maand verlengd.
5.4.
Tijdens de zitting is besproken dat het niet de verwachting is dat er nog veel haalbaar is in de omgang tussen de moeder en [de minderjarige 1] . In ieder geval niet binnen de gevraagde verlenging van negen maanden. De moeder legt zich daar tot op zekere hoogte ook bij neer. Werken aan contactherstel tussen [de minderjarige 1] en de moeder rechtvaardigt daarom geen verlenging van de ondertoezichtstelling.
5.5.
De onveiligheid die ontstaat doordat [naam] soms langskomt bij de vader kan geen directe reden zijn voor een verlenging, omdat [naam] inmiddels meerderjarig is en een ondertoezichtstelling zich daarom niet op hem kan richten. Wel kan de onveiligheid van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] een indirecte reden zijn voor verlenging, met name omdat blijkt dat de vader hen onvoldoende kan beschermen tegen (de komst) van [naam] . De GI heeft echter tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [naam] jeugdreclassering heeft die ook in goed contact staat met de vader. En de vader ziet inmiddels de noodzaak in om mee te werken aan de hulp van Cases to Care en draagt dit ook uit naar zijn zoons. Als de ondertoezichtstelling eindigt dan lopen Cases to Care en de jeugdreclassering door zodat daarmee het werken aan de veiligheid van met name [de minderjarige 2] , maar ook [de minderjarige 1] , voldoende is gewaarborgd met een ander – minder zwaar - middel.
5.6.
Tot slot bleek tijdens de zitting dat het SCHIP-traject is gestopt en dat de GI denkt dat het effectiever is om in te zetten op zo minimaal mogelijke communicatie tussen de ouders. De GI geeft aan dat dat betekent dat de vaste contactregeling tussen [de minderjarige 2] en de vader wordt losgelaten. [de minderjarige 2] krijgt dan de ruimte om zelf af te spreken en contact te onderhouden met de vader. De ouders en [de minderjarige 2] staan hierachter. Verder vraagt het om duidelijkheid tussen de ouders over de onderwerpen waarover zij elkaar in ieder geval informeren en de situaties waarin zij in ieder geval contact zoeken met elkaar. De GI denkt dat zij deze minimale informatie- en afsprakenregeling tussen de ouders in korte tijd rond kan krijgen als ouders dit ook willen maar dat is ook de verwachting. Een maand is daarvoor voldoende, ook om te zorgen dat de lopende hulpverlening en afspraken worden overgedragen naar het vrijwillige kader.
5.7.
De kinderrechter concludeert dan ook dat een verlenging van een maand voldoende is om dat wat nog haalbaar is te bereiken en een langere verlenging geen meerwaarde heeft. Dat betekent dat de maatregel afloopt op 14 januari 2025 en de GI – als de omstandigheden zo blijven – geen verlengingsverzoek meer indient. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter aangegeven er net als de GI geen meerwaarde in te zien om dit nog te laten toetsen door de Raad voor de Kinderbescherming (wat doorgaans wel gebruikelijk is bij het niet indienen van een verlengingsverzoek).
5.8.
De kinderrechter heeft tijdens de zitting naar de moeder uitgesproken, dat zij ziet dat er in de afgelopen jaren veel voortgang is geboekt door de ouders. De situatie is veel rustiger geworden en de ouders sluiten ook beter aan bij wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nodig hebben. Dat is een compliment waard richting beide ouders. Ook heeft de kinderrechter nog bedrukt dat er met het aflopen van de maatregel een grotere verantwoordelijkheid rust op de beide ouders om - als het toch niet goed gaat - tijdig passende hulp te zoeken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tot
15 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024 door
mr. M.G.J. Post, kinderrechter, in aanwezigheid van H.A.P. Oppewal als griffier, en op schrift gesteld op 17 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.