ECLI:NL:RBGEL:2024:9172
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor medeplegen brandstichting, onttrekking aan het gezag en ontucht met een minderjarige
Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van brandstichting, onttrekking aan het gezag en ontucht met een minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De zaak begon met de beschuldiging dat de verdachte op 26 maart 2024 samen met anderen brand had gesticht in een woning, wat leidde tot levensgevaar voor aanwezigen en schade aan het pand. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de brand daadwerkelijk had aangestoken of dat hij als medepleger had gehandeld. De verklaringen van medeverdachten en het slachtoffer waren inconsistent en boden geen overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte.
Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was, er geen bewijs was dat hij beslissende invloed had gehad op de situatie van het slachtoffer. Het feit dat het slachtoffer zelf had besloten weg te lopen uit een jeugdinstelling was cruciaal in deze beoordeling.
Ten slotte werd de verdachte beschuldigd van ontucht met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat het seksuele contact niet sociaal-ethisch aanvaardbaar was, gezien de omstandigheden en de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor ontucht en sprak de verdachte ook hiervan vrij. De benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien er geen bewezenverklaring was.