ECLI:NL:RBGEL:2024:917

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/05/431273 KG RK 24-108
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede verzoek tot wraking van de rechter in een civiele procedure

Op 6 februari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op het tweede verzoek tot wraking van de rechter, ingediend door verzoeker. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek dat op 18 december 2023 was behandeld en op 29 december 2023 was afgewezen. Verzoeker, die in Den Haag woont en daar zijn bedrijf heeft, stelde dat de rechter, mr. J.H. Steverink, partijdig was omdat hij meende dat de rechter en de advocaat van de tegenpartij elkaar kenden. Verzoeker had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die na zijn eerste verzoek aan hem bekend waren geworden. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de aangevoerde feiten en omstandigheden al vóór het eerste verzoek bekend waren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, en dat verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren zodra deze bekend zijn. Aangezien dit niet was gebeurd, werd het verzoek afgewezen en werd er geen mondelinge behandeling gehouden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/431273 / KG RK 24-108
Beslissing van 6 februari 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.H. Steverink,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van
28 januari 2024.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10553622 CV EXPL 23-4018 tussen verzoeker en [naam 1] en [naam 2] .
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker heeft op de zitting van 24 november 2023 en de behandeling van het eerdere wrakingsverzoek op 18 december 2023 aangegeven dat hij in Den Haag woont en zijn bedrijf ook in Den Haag is gevestigd. Hij vraagt zich af waarom hij naar Arnhem moet komen terwijl zich in Den Haag ook een rechtbank bevindt. Verzoeker is onbekend met
[naam 1] en [naam 2] . Waarschijnlijk is er door hen geen bakfiets aangeschaft. Op 24 november 2023 omstreeks 09.00 uur verliet de advocaat van de tegenpartij, mevrouw [… 1], de kamer van de rechtbank en heeft verzoeker vervolgens uitgenodigd om binnen te komen. Het lijkt erop dat mevrouw [… 1] en de rechter elkaar kennen. De rechter wil niet mee werken en laat schijn van partijdigheid zien. Om deze reden heeft verzoeker een tweede wrakingsverzoek tegen de rechter ingediend.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker heeft de rechter tijdens de mondelinge behandeling van de zaak tussen hem en [naam 1] en [naam 2] op 24 november 2023 gewraakt. Het wrakingsverzoek is op 18 december 2023 behandeld door de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking bij beslissing van 29 december 2023 afgewezen. Verzoeker heeft nu een volgend verzoek ten aanzien van dezelfde rechter ingediend. De wet schrijft voor dat alle omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De thans aan dit tweede wrakingsverzoek ten grondslag liggende feiten en omstandigheden, zoals hiervoor onder 2.2. omschreven, waren verzoeker echter al vóór indiening van het eerste wrakingsverzoek bekend. Aangezien geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden, is verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
3.3.
Aan de inhoudelijke behandeling kan dus niet worden toegekomen, zodat er voor een mondelinge behandeling ter terechtzitting gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 2 aanhef en onder f van het Wrakingsprotocol geen grond is.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.P.T. Blokhuis, voorzitter, mr. S.C.A.M. Janssen en mr. S. Boot, leden in tegenwoordigheid van de griffier mr. [… 2] en in openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.