Op 6 februari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op het tweede verzoek tot wraking van de rechter, ingediend door verzoeker. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek dat op 18 december 2023 was behandeld en op 29 december 2023 was afgewezen. Verzoeker, die in Den Haag woont en daar zijn bedrijf heeft, stelde dat de rechter, mr. J.H. Steverink, partijdig was omdat hij meende dat de rechter en de advocaat van de tegenpartij elkaar kenden. Verzoeker had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die na zijn eerste verzoek aan hem bekend waren geworden. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de aangevoerde feiten en omstandigheden al vóór het eerste verzoek bekend waren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, en dat verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren zodra deze bekend zijn. Aangezien dit niet was gebeurd, werd het verzoek afgewezen en werd er geen mondelinge behandeling gehouden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.