ECLI:NL:RBGEL:2024:9159

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
AWB _ 23 - 4389 T
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanwijzingsbesluit Lijst bijzondere bomen en cultuurhistorische waarde van bomen op perceel eiser

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het aanwijzingsbesluit Lijst bijzondere bomen van 23 mei 2023 beoordeeld. Eiser, woonachtig op een perceel in de gemeente Rheden, heeft een huis willen bouwen waarvoor een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. De gemeente heeft in 2006 een lijst met bijzondere bomen opgesteld, waarop de zes zomereiken op het perceel van eiser zijn geplaatst. Eiser betwist de cultuurhistorische waarde van deze bomen en stelt dat het aanwijzingsbesluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden in de gelegenheid moet worden gesteld om het motiveringsgebrek te herstellen. De rechtbank stelt een termijn van vier weken in voor het college om dit te doen, en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De rechtbank benadrukt dat de plaatsing van de bomen op de lijst invloed heeft op het bouwvlak van eiser, maar dat deze procedure enkel over het aanwijzingsbesluit gaat. De rechtbank concludeert dat het aanwijzingsbesluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de zes bomen cultuurhistorische waarde hebben. De rechtbank geeft het college de kans om dit gebrek te herstellen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het cultuurhistorisch advies dat eerder is opgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4389 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden

(gemachtigden: T. Pitlo-Suijdendorp en D. de Rooij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ‘aanwijzingsbesluit Lijst bijzondere bomen’ (aanwijzingsbesluit) van 23 mei 2023 [1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met het beroep met zaaknummer
ARN 23/3979, op 12 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door [eiser] , en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser, woonachtig op het adres [adres] , wil een huis bouwen op zijn perceel ([kenmerk]) en daarvoor is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. Eiser heeft hierover een intentieovereenkomst gesloten met het college. De omwonenden (de bewoners van [adres] ) zijn het niet eens met het in de intentieovereenkomst opgenomen bouwvlak. Deze omwonenden zijn eisers in de procedure met zaaknummer ARN 23/3979. Eiser en de omwonenden zijn met elkaar in overleg met als doel het overeenkomen van een voor iedereen acceptabel bouwvlak.
3. De gemeente Rheden heeft, om bijzondere bomen in de gemeente extra bescherming te bieden, in 2006 een Lijst met bijzonder bomen opgesteld. De bomen op deze lijst mogen niet worden gekapt tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. De bomen kunnen zowel op gemeentelijke als op particuliere grond staan. De lijst wordt elke vier tot vijf jaar geactualiseerd. Inwoners van de gemeente en belangenverenigingen worden opgeroepen om bomen aan te melden voor plaatsing op de lijst. Vervolgens worden deze bomen bekeken en beoordeeld door een werkgroep die bestaat uit betrokken bewoners en een afvaardiging van belangenverenigingen, natuurorganisaties en de gemeente Rheden.
3.1.
Op het perceel van eiser ([kenmerk]) staan dertien bomen die zijn voorgedragen door de werkgroep voor plaatsing op de Lijst bijzondere bomen vanwege hun cultuurhistorische waarde. Het gaat om twaalf zomereiken en één beuk. Gelet op het bouwoppervlak zoals opgenomen in de intentieovereenkomst kunnen zeven van deze bomen bij realisatie van het huis niet gehandhaafd blijven. Het college heeft besloten de resterende zes zomereiken op te nemen in de Lijst bijzondere bomen.
3.2.
Op 20 juli 2022 heeft het college het concept aanwijzingsbesluit ter inzage gelegd. [2] Eiser heeft een zienswijze ingediend.
3.3.
In het aanwijzingsbesluit van 23 mei 2023 heeft het college de Lijst bijzondere bomen vastgesteld. In deze lijst zijn de onder 3.1 genoemde zes zomereiken opgenomen. Bij brief van 30 mei 2023 heeft het college eiser hierover geïnformeerd.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt voorop dat zowel eiser als de bewoners van [adres] op zitting hebben aangegeven dat de plaatsing van de bomen op de Lijst bijzondere bomen een rol speelt in het overleg wat er tussen hen gevoerd wordt over het bouwvlak op het perceel van eiser. Het plaatsen van de zes bomen op de Lijst bijzondere bomen heeft namelijk tot gevolg dat deze bomen niet meer zonder vergunning mogen worden gekapt. Dit heeft tot gevolg dat het bouwvlak niet meer of slechts beperkt kan worden verplaatst. Een andere positie van het bouwvlak kan mogelijk leiden tot de kap van bomen die nu op de lijst staan en, omgekeerd, tot het behoud van bomen die niet op de lijst staan. Deze procedure gaat echter niet over (het bouwvlak van) de nieuw te bouwen woning op het perceel van eiser. De rechtbank beoordeelt alleen het aanwijzingsbesluit. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het aanwijzingsbesluit, voor wat betreft de aanwijzing van de zes bomen op het perceel van eiser, onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het juridisch kader
6. Uit artikel 4:10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden (APV) volgt dat onder Lijst bijzondere bomen wordt verstaan een door het college vastgestelde lijst met bijzondere bomen op basis van door de raad vastgestelde criteria.
6.1.
Op grond van artikel 4:11, eerste lid, van de APV is het verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegde gezag een houtopstand die is vermeld op de Lijst bijzondere bomen te vellen of te doen vellen.
6.2.
De gemeenteraad heeft kaders vastgesteld wanneer een boom in aanmerking komt voor deze lijst:
De boom is van groot belang voor de aankleding van de straat;
De boom is onvervangbaar, op korte afstand staat geen vergelijkbare boom;
De boom heeft een cultuurhistorische waarde;
De boom is een belangrijke karakteristiek in het landschap;
De boom is een gedenkboom, of is een zeldzaam boomsoort of –type;
De boom heeft een meer dan normale ecologische betekenis. [3]
De cultuurhistorische waarde van de zes bomen
7. Eiser betwist de cultuurhistorische waarde van de zes bomen. De bomen staan er al sinds 2001 en ze zijn nooit eerder aangedragen voor plaatsing op de Lijst bijzondere bomen. De uiterlijke verschijningsvorm van de bomen is niet wezenlijk veranderd en ook in het cultuurhistorisch advies dat is opgesteld in het kader van het sluiten van de intentieovereenkomst wordt niets vermeld over de cultuurhistorische waarde van de bomen. Eiser wijst verder op de uitgevoerde bomeneffectanalyse van oktober 2024, waarin staat dat deze bomen een matige esthetische waarde hebben.
7.1.
De rechtbank volgt het college in zijn standpunt dat de omstandigheid dat de zes bomen nu pas op de Lijst bijzondere bomen zijn geplaatst niet van belang is bij de beantwoording van de vraag of de bomen al dan niet cultuurhistorische waarde hebben. Zoals ook staat vermeld onder 3, beoordeelt de werkgroep alleen ten aanzien van aangedragen bomen of deze in aanmerking komen voor plaatsing op de lijst. Omdat de zes bomen niet eerder zijn aangedragen, is ook niet eerder beoordeeld of ze cultuurhistorische waarde hebben. De rechtbank acht deze werkwijze niet onredelijk.
7.2.
De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn betoog dat uit de bomeneffectanalyse van oktober 2024 volgt dat de zes bomen op de lijst een matige esthetische waarde hebben. De esthetische waarde van deze zes bomen, bomen 13 tot en met 18 in de bomeneffectanalyse, wordt als gemiddeld beoordeeld. [4] De rechtbank is het wel met eiser eens dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de zes bomen cultuurhistorische waarde hebben. Het college heeft op zitting uitgelegd dat de werkgroep geen schriftelijk advies heeft uitgebracht, maar enkel op een formulier heeft aangekruist welke bomen worden voorgedragen voor plaatsing op de lijst en op grond van welk criterium. Het is dus niet inzichtelijk op grond waarvan de werkgroep tot de conclusie is gekomen dat de bomen cultuurhistorische waarde hebben. Dit betekent dat het aanwijzingsbesluit, voor wat betreft de aanwijzing van de zes bomen op het perceel van eiser, een motiveringsgebrek kent.

Conclusie en gevolgen

8. Uit wat is overwogen onder 7.2 volgt dat het aanwijzingsbesluit, voor wat betreft de aanwijzing van de zes bomen op het perceel van eiser, in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.1.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet in dit geval, ter bevordering van een definitieve beslechting van het geschil, aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Om het gebrek te herstellen moet het college (door de werkgroep laten) motiveren waarom de zes bomen cultuurhistorische waarde hebben. Daarbij moet ook worden ingegaan op het door eiser aangehaalde cultuurhistorisch advies dat is opgesteld in het kader van het sluiten van de intentieovereenkomst.
8.2.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak. Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 draagt het college op om de rechtbank binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
 stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.H. Verzijl-Stoop, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Gepubliceerd in het gemeenteblad van 31 mei 2023, nr. 236113.
2.Bekend gemaakt in het gemeenteblad van 20 juli 2022, nr. 331295.
3.www.rheden.nl/Inwoners/Wonen_leefomgeving/Bomen.
4.De rechtbank verwijst naar p. 30 van de bomeneffectanalyse.