ECLI:NL:RBGEL:2024:9089

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
05.209567.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opiumwetfeiten met bijzondere voorwaarden

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opiumwetfeiten. De verdachte, geboren in 2001 en woonachtig in Montferland, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne op twee verschillende data in januari en mei 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 januari 2024 in Wijnbergen ongeveer 5,52 gram cocaïne en 24,63 gram heroïne in zijn bezit had, en op 22 mei 2024 in Azewijn ongeveer 5,98 gram cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor middelengebruik. De verdachte werd vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs en dat zijn handelen bijdroeg aan de nadelige gevolgen van drugsgebruik. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/209567-24 en 05/248791-24 (gev. t.t.z.)
Datum uitspraak : 17 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats 1] .
Raadsvrouw: mr. F. van den Heuvel, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/209567-24:
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te Wijnbergen, gemeente Montferland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of het opzettelijk vervaardigen van cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of een of meerdere voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, te weten:
- een of meerdere geldbedragen in verschillende biljetten,
- een of meerdere telefoons,
- een grinder,
- 254, althans een of meerdere (lege) gripzakjes,
- een of meerdere opgevouwen ponypacks,
- drie, althans een of meerdere weegschalen,
- 211, althans een of meerdere verpakkingen ten behoeve van bolletjes,
- een rol blauwe boterhamzakjes en/of
- ongeveer 5,52 gram cocaïne en/of 24,63 gram heroïne verpakt in een of meerdere wikkels en/of bolletjes
althans (telkens) een of meerdere goederen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te Wijnbergen, gemeente Montferland
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,52 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 24,63 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/248791-24:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te Azewijn, gemeente Montferland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,98 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2024 te Azewijn, gemeente Montferland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een of meerdere voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, te weten:
- een of meerdere geldbedragen in verschillende biljetten en/of munten en/of
- vijf, althans een of meerdere telefoons en/of
- twee, althans een of meerdere weegschalen en/of
- ongeveer 5,98 gram cocaïne,
althans (telkens) een of meerdere goederen, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededaders, (telkens) wist(en) of ernstige
reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

ten aanzien van parketnummer 05/209567-24 [1] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de
feiten 1 en 2tegelijk beoordelen gelet op de nauwe onderlinge samenhang.
Op 10 januari 2024 is de vakantiewoning op de [adres 2] , huisnummer [huisnummer] , te [plaats] (
rechtbank: in de gemeente Montferland) doorzocht. Verbalisanten zagen in een open lade van het tv-meubel een grote hoeveelheid lege gripzakjes en een weegschaal. In een prullenbak die open stond, lagen verpakkingen waarvan het de verbalisanten ambtshalve bekend is dat deze gebruikt worden om harddrugs te verpakken in bolletjes. Naast de prullenbak stond een fles ammonia. De volgende goederen werden in beslag genomen:
  • blok bruine stof;
  • wit poeder;
  • 1300 euro cash;
  • 240 euro cash;
  • grinder;
  • 254 lege gripzakjes;
  • stapel ongevouwen ponypacks;
  • 3 weegschalen;
  • 211 verpakkingen t.b.v. bolletjes;
  • rol blauwe boterhamzakjes.
De inbeslaggenomen 5.52 gram aan witte poeders en brokjes en het bruine blok van 24,63 gram zijn onderzocht en daarvan is vastgesteld dat het respectievelijk cocaïne en heroïne bevat. [3]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de vakantiewoning op het vakantiepark [vakantiepark] aan de [adres 2] in [plaats] heeft gehuurd. Daar heeft hij een paar dagen verbleven. [4]
Uit onderzoek naar de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon is het volgende naar voren gekomen. Er was een notitie met de titel “Pof.” opgeslagen die voor het laatst was bijgewerkt op 6 oktober 2023. In de notitie staat:
[naam 1] = 70
[naam 2] = 200 ( 110 spullen zsm )
[naam 3] = 75
[naam 4] = 50
[naam 5] = 25
[naam 6] = 10
[naam 7] = 80
[naam 8] = 110
[naam 9] = 10
[naam 10] =
200 ik
10 [naam 11]
10 [naam 11]
20 [naam 11]
10 [naam 11]
25 [naam 11]
30 [naam 11]
***620***
Verder wordt een bericht aangetroffen dat via Signal op 9 januari 2024 is verstuurd. De verstuurder van het bericht zegt dat hij “hero” zocht en dat de gebruiker van de telefoon dat zou hebben liggen. Op die vraag reageert de gebruiker van de telefoon “ja zeker broeder”. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] in de vakantiewoning was. Hij heeft daar twee nachten geslapen. Ze zijn daar gaan chillen. Eén dag voor de aanhouding en de dag van de aanhouding waren verdachte en [medeverdachte] in het huisje. Over de aangetroffen notities in zijn telefoon heeft verdachte verklaard dat dat mensen zijn van wie hij nog geld tegoed heeft. Verder heeft verdachte over het aangetroffen bericht waarin wordt gevraagd naar “hero” aangegeven dat dat over drugs gaat en dat hij niet ontkent dat hij wel eens drugs heeft verkocht. [6]
Gezien de aard van de aangetroffen goederen en de onderlinge combinatie is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen voorwerpen redelijkerwijs niet anders kunnen worden aangemerkt dan als te zijn bestemd voor de handel en verkoop van cocaïne en/of heroïne en dat verdachte dat wist. Nu verdachte gedurende minstens enkele dagen met de medeverdachte in de vakantiewoning verbleef, en een deel van de goederen in het zicht lagen, had de verdachte wetenschap van de aanwezigheid van deze goederen. Hij had ook, samen met de medeverdachte [medeverdachte] , de beschikkingsmacht over deze voorwerpen.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van beide feiten. De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte bij feit 2 in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld.
ten aanzien van parketnummer 05/248791-24 [7] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak ten aanzien van feit 2 bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 1 is geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 40-41;
- verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024;
- proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 52-55;
- Rapporten NFiDENT, p. 50 en 51.
Feit 2
De rechtbank stelt vast dat op zich bewezen kan worden dat verdachte en/of zijn medeverdachte contant geld, vijf telefoons, twee weegschalen en ongeveer 5,98 gram cocaïne, verdeeld over 1 koffiefilter en 1 gripzakje, bij zich hadden. De aangetroffen telefoons zijn echter niet nader onderzocht. Het voorhanden hebben van enkel deze goederen, waarbij de drugs ook niet is verpakt in gebruikershoeveelheden, acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/209567-24 feiten 1 en 2 en onder parketnummer 05/248791-24 feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/209567-24:
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te
Wijnbergen,gemeente Montferland,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden
en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk
telen, bereiden, bewerken, verwerken,verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
en/of het opzettelijk vervaardigenvan cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of een of meerderevoorwerpen,
vervoermiddelen,stoffen, gelden
en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, te weten:
-
een of meerderegeldbedragen in verschillende biljetten,
-
een of meerderetelefoons,
- een grinder,
- 254
, althans een of meerdere(lege) gripzakjes,
-
een of meerdereopgevouwen ponypacks,
- drie
, althans een of meerdereweegschalen,
- 211
, althans een of meerdereverpakkingen ten behoeve van bolletjes,
- een rol blauwe boterhamzakjes en
/of- ongeveer 5,52 gram cocaïne en
/of24,63 gram heroïne
verpakt in een of meerdere wikkels en/of bolletjesalthans (telkens) een of meerdere goederenwaarvan hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s), wist
(en
) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
2.
hij op
of omstreeks10 januari 2024 te
Wijnbergen,gemeente Montferland
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,52 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/ofongeveer 24,63 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/248791-24:
1.
hij op
of omstreeks22 mei 2024 te Azewijn, gemeente Montferland
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,98 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/209567-24:
feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 05/248791-24:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd te bepalen op 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht de eis van de officier van justitie disproportioneel te vinden. Zij heeft oplegging van een voorwaardelijk strafdeel bepleit met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verschillende voorwerpen, stoffen en geldbedragen die bestemd waren voor de handel en verkoop van cocaïne en heroïne. Voor verdovende middelen in het algemeen – en voor harddrugs in het bijzonder – geldt dat zij verslavend (kunnen) zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf. Daarnaast bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan deze nadelige gevolgen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van2 december 2024, waaruit blijkt dat hij in 2020 een strafbeschikking heeft opgelegd gekregen ter zake van een Opiumwetdelict. Daaruit volgt verder dat hij op 11 september 2024 door de strafrechter is veroordeeld, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 november 2024. Daaruit volgt dat de leefgebieden dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, middelengebruik en verslaving als direct delictgerelateerd worden gezien. Zo had verdachte geen dagbesteding en inkomen, waardoor hij geen structuur had en zich genoodzaakt zag om met de verkoop van middelen in zijn levensonderhoud en middelengebruik te voorzien. Verdachte heeft zich al vaker negatief laten beïnvloeden door zijn netwerk en in het verleden zijn er problemen geweest in het psychosociaal functioneren. Geadviseerd wordt oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met onder meer reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Verdachte heeft ter zitting aangegeven daaraan graag mee te werken.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf. De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank – in het voordeel van verdachte – rekening met zijn strafblad en het reclasseringsrapport.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest passend. Aan de proeftijd worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Dat is lager dan de straf die de officier van justitie heeft geëist, mede nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het begeleiden en ondersteunen van verdachte en dus het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van de weegschaal aan de verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 05/248791-24 feit 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 28 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen drie dagen na de zitting telefonisch meldt bij Reclassering Iriszorg, Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB in Arnhem, telefoonnummer 088-6061311. Verdachte moet zich vervolgens blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering Iriszorg, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek ‘Stap voor Stap’, SCIL, meewerken aan een gedragsinterventie en/of urinecontroles;
  • zich laat behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachte [medeverdachte] geboortedatum: [geboortedatum 2] 2001, [adres 3] , [postcode 2] [woonplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van drugs en alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • meewerkt aan ambulante begeleiding, zodat hij handvatten krijgt aangereikt om zijn
praktische zaken te regelen, waaronder hulp bij het maken van een overzicht en afbetalen van zijn schulden;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op het beslag

 gelast de teruggave van de weegschaal aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke (voorzitter), mr. P. Verkroost en mr. G.L.C. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2024.
Mr. Verkroost, mr. Van den Bosch en mr. Van Schaik zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024015473, gesloten op 6 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 75-76.
3.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 197-198; Rapporten NFiDENT, p. 201 en 202.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 246.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 99-102.
6.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2024.
7.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024232857, gesloten op 28 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.